• No results found

Historische landschapsontwikkeling en vegetatietypering (samengevat uit Van den Balck et al. 2015)

6 Deelzone E: Zoerselbos (2100017_E)

6.1 Landschapsecologische systeembeschrijving (grotendeels naar Van den Balck et al. 2015)

6.1.5 Historische landschapsontwikkeling en vegetatietypering (samengevat uit Van den Balck et al. 2015)

De landschapsevolutie in het gehele SBZ-H werd beschreven in onderdeel 1.2, in dit onderdeel wordt elementen die specifiek zijn voor de deelzone E verder uitgewerkt.

De deelzone behoorde grotendeels tot het domein Hooidonk, dat van 1233 tot 1797 als één geheel beheerd werd door de Sint-Bernardsabdij. Het huidige gehucht Hooidonk, gelegen op grondgebied Zandhoven ten zuidoosten van de E-34, behoorde niet tot dit historische Hooidonk. Het Heiblok en het Schegelbos (zie figuur 6.1) maakten evenmin deel uit van het domein. De vroegste verwijzing naar Hooidonk en meer bepaald naar het bos van Hooidonk dateert uit 1233. Toen schonk Hendrik II, Hertog van Brabant, de villa van Westmalle en het bos ‘Hoodonc’ aan de abdij van Villers met de bedoeling om er een nieuw klooster op te richten. Dit klooster werd gesticht in Hemiksem aan de Schelde en Sint-Bernardsplaats genoemd. Bij de eigendomsoverdracht werd bepaald dat het bos niet mocht ontgonnen worden, want het was jachtgebied van de hertog van Brabant. In de 14e eeuw begonnen de Cisterciënzermonniken er met de omvorming van het ‘Hooidonckbos’ dat veel moerassige delen omvatte. Deze moerassige stukken werden ontbost en omgevormd tot hooibeemden. Hiertoe werd de Tappelbeek voorzien van dijken en spuien.

In de 18de eeuw liet de Sint-Bernardusabdij haar domein in Zoersel herinrichten. De heidegebieden werden stelselmatig beplant: eerst werden dreven en afwateringsgrachten aangelegd, waarop de pandsgewijze beplanting volgde. Rond 1715 werden in het bos verschillende vijvers gegraven, waarvan de positie nog steeds herkenbaar is op het digitale terreinmodel (zie figuur 6.1). De meesten deden niet lang dienst, omdat ze door de vorming van een laagje oerijzer op de bodem ongeschikt bleken voor de viskweek. Rond 1740 waren de meeste vijvers verdwenen en werden deze bebost.

De landschapsstructuur bleef nadien tot de jaren 1960, ondanks talrijke eigendomsoverdrachten in de 19de eeuw, vrijwel intact. De naam Zoerselbos werd voor het eerst gebruikt in de 19e eeuw. In een officiële akte uit 1825 werd met ‘Zoerselle Bosch’ zowel het oude Hooidonkbos als het 18e eeuwse naaldbos van Schriek bedoeld. Bij de aanleg van de E34 in 1973 werd in de Kretse Beemden een zandwinningsput van ongeveer 10 hectare gegraven.

De historische kaarten tonen twee grote trends sinds het einde van de 18de eeuw, namelijk een steeds verdere ontginning van de heidegronden door aanplanting van dennenbos, het omzetten van loofhout in naaldhoutbestanden en de gedeeltelijke bebossing van de beemden. Een deel van de heide in Schriek was reeds in de 18de eeuw ontgonnen en bebost. Deze rechthoekige vroege bebossing staat reeds op de kabinetskaarten van de Ferraris ingetekend, maar is op dat ogenblik nog volledig door heide en beemden omgeven De Hooidonkse beemden staan volledig ingekleurd als weiland/hooiland. Het noorden van de deelzone, tussen het Hooidonkbos en Zoersel, was op het einde van de 18de eeuw nog heide maar werd bebost voor het midden van de 19de eeuw (kaarten van Vandermaelen). Ter hoogte van Schegel en Heiblok was in de 18de eeuw ook hoofdzakelijk heide te vinden, maar in het noorden van Heiblok was ook reeds een geïsoleerd bosje aanwezig. In de 19de eeuw, vooral naar het einde toe, neemt het heideareaal in de deelzone sterk af, door bebossing maar ook door ontginning als akker.

In de eerste helft van de 20ste eeuw is nauwelijks nog heide aanwezig. Enkel in Heiblok ten westen van het Schriekbos zijn nog enkele vlekken aanwezig. De beemden zijn nog volledig open en omgeven door een dicht netwerk van houtkanten. Na 1945 neemt de bosoppervlakte toe in de Hooidonkse beemden, ten westen van het Hulstenbeekje (Tappelbeek). In het Heiblok, het Schriekbos en ten noorden van het Hooidonkbos blijven nog kleine vlekken heide aanwezig.

Uit de bosleeftijdskaart (figuur 6.3) blijkt dat de oudste bosgedeeltes in het Schriekbos en het Hooidonkbos gelegen zijn. De bossen in de Hooidonkse Beemden zijn ontstaan tussen 1850 en 1930. Ook delen van het Schriekbos (Hoog Schriek) zijn van recentere oorsprong, door bebossing van heide. In Heiblok vinden we zowel bestanden die permanent bebost zijn sinds 1775 of ontstaan zijn tussen 1775 en 2000 (noordelijke zone) als recentere bestanden (ontstaan na 1850). In het deelgebied Schegel is een variatie van oudere bestanden (ontstaan tussen 1750 en 1850) en jongere bestanden (na 1850) aanwezig.

6.2 STIKSTOFDEPOSITIE

Tabel 6.2 Kritische depositiewaarde (KDW), totale oppervlakte en oppervlakte in overschrijding (actueel en prognose voor 2025 en 2030) voor de actueel binnen de deelzone aanwezige habitattypen code naam KDW (kg N/ ha/ jaar) totale opper-vlakte (ha) oppervlakte in overschrijding (ha) 1 2012 2025 2030 4010,rbbs

m Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix of regionaal belangrijk biotoop gagelstruweel 17 5,24 5,24 5,24 5,24

6230_hmo Vochtig heischraal grasland 10 0,39 0,39 0,39 0,39

6430,rbbhf Voedselrijke zoomvormende ruigten of regionaal belangrijk biotoop moerasspirearuigte met graslandkenmerken

>34 10,35 0,00 0,00 0,00

6510,gh Laaggelegen schraal hooiland: glanshaververbond of

geen habitattype uit de Habitatrichtlijn 20 0,62 0,62 0,62 0,62

6510_hu Laaggelegen schraal hooiland: glanshaververbond

(sensu stricto) 20 1,39 1,39 1,39 1,39

9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en

soms ook Taxus in de ondergroei 20 100,09 100,09 98,39 76,49

9120,gh Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei of geen habitattype uit de Habitatrichtlijn

20 4,22 4,22 3,75 3,73

9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten

met Quercus robur 15 8,35 8,35 8,35 8,35

91E0_va Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en

essen-iepenbos 28 7,06 6,92 0,00 0,00

91E0_vavc Beekbegeleidend vogelkers-essenbos en

essen-iepenbos, deels goudveilessenbos 28 1,80 1,80 0,00 0,00

91E0_vc Goudveil-essenbos 28 0,27 0,27 0,00 0,00

91E0_vm Meso- tot oligotroof elzen- en berkenbroek 26 4,83 4,83 0,00 0,00

91E0_vn Ruigte-elzenbos (Filipendulo-Alnetum) 26 6,77 6,77 0,00 0,00

91E0_vnva Ruigte-elzenbos (Filipendulo-Alnetum), deels beekbegeleidend vogelkers-essenbos en essen-iepenbos

26 8,80 8,80 0,00 0,00

91E0_vo Meso- tot oligotroof elzen- en berkenbroek 26 0,71 0,71 0,00 0,00

Eindtotaal 160,88 150,38 118,12 96,21

1 gemodelleerde stikstofdeposities op basis van het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012. De prognoses 2025 en 2030 zijn gebaseerd op de modelleringen via het BAU-scenario (zie leeswijzer).

6.3 ANALYSE VAN DE HABITATTYPES MET KNELPUNTEN EN

OORZAKEN

Het grondwater bij Heiblok en Schriek is duidelijk beïnvloed door sulfaat en bevat minder mineralen, waardoor dit problemen van interne eutrofiëring kan opleveren bij vernatting. Het is niet wenselijk dat dit sulfaatrijke grondwater in de percelen stagneert, waardoor het de ijzer-fosfaatbinding verstoort en interne eutrofiëring ontstaat.

6.3.1 Heiden

Verbossing en interne eutrofiëring door sulfaataanrijking zijn de belangrijkste bedreigingen voor de habitat vochtige Europese heide (4010).

6.3.2 Graslanden

Mesofiele graslanden (6510) kunnen zich ontwikkelen in de vloeibeemden op basen- en bicarbonaatrijk grondwater, bij een consequent maaibeheer. Eutrofiëring met vervuild beekwater, bij voorbeeld door rioolwateroverstorten, is de belangrijkste bedreiging. Verbossing is enerzijds een bedreiging voor dit habitat, maar draagt ook bij tot de structuurrijkdom van de deelzone, die belangrijk is voor fauna en zoomplanten. Het is dus ook

Figuur 6.4 Overschrijding van de kritische depositiewaarde van de actueel aanwezige habitats, op basis van de gemodelleerde stikstofdeposities volgens het VLOPS17-model, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2012, en de vectoriële habitatkaart, uitgave 2016 (De Saeger et al. 2016)

belangrijk voldoende zomen te behouden, bij voorbeeld langsheen het historische patroon van houtkanten. Relicten van heischrale graslanden (6230) zijn in de deelzone erg klein. De grondwaterafhankelijke vorm (6230_hmo) is gevoelig voor interne eutrofiëring, gezien de sulfaataanrijking van het lokale grondwater, die in het gebied is vastgesteld.