• No results found

5. DE CASE LEVENDE BERGING

5.2 Het project Levende Berging

De mogelijke waterbergingslocatie nabij Schardam is in de volksmond bekend geworden onder de naam van het rapport waarin het is voorgesteld: ‘Levende Berging’. De voorgestelde polders waren bedoeld om de waterproblemen in de Schermerboezem op te vangen.

De zoeklocatie voor waterberging, een veenweidegebied gekenmerkt door een grote openheid, is gelegen in de gemeente Zeevang aan het Markermeer (zie figuur 5.1).

De voorgestelde locatie is ongeveer 200 ha groot en in gebruik als weidegrond. Enkele stukken zijn in handen van Staatsbosbeheer en worden verpacht. Daarnaast is het gebied een belangrijk weidevogel- gebied. In de polders die zijn voorgesteld als waterbergingslocatie bevinden zich 23 huizen van burgers en 10 boerenbedrijven (Huitema et al., 2003). De huizen bevinden zich voornamelijk op of nabij de kaden en dijken.

Figuur 5.1 Zoeklocatie waterberging case Levende Berging.

Levende Berging, een voorloper op het landelijke beleid

De gedachte om te kijken naar waterberging als alternatief voor bemalen loopt vooruit op het landelijke beleid, zoals de studie van de commissie waterbeheer 21e eeuw (Commissie waterbeheer 21e eeuw,

2000), waarin wordt gesteld dat er meer ruimte moet komen voor water als alternatief voor de traditionele technische oplossingen zoals het uitbreiden van de gemaalcapaciteit.

In de latere deelstroomgebiedsvisie voor Hollands Noorderkwartier wordt vastgehouden aan het nieuwe ‘Ruimte voor Water’ beleid en de daarbij behorende trits: vasthouden, bergen, afvoeren. Deze gedachte wordt in de deelstroomgebiedsvisie verder benadrukt door het stand-still principe voor het IJsselmeer. Hierbij wordt gesteld dat er in extreme situaties niet meer water mag worden afgevoerd of worden onttrokken aan het IJsselmeer dan nu het geval is. Dit betekent dus dat de mogelijkheid voor extra afvoer

naar het IJsselmeer wordt beperkt. In de praktijk wordt slechts aan dit principe vastgehouden indien Rijkswaterstaat verwacht in de problemen te komen door de extra aanvoer / inlaat van water of wanneer de afweging met andere alternatieven onzorgvuldig is geweest (interview Rijkswaterstaat).

Een overzicht van het proces.

Het project Levende Berging kent een lange geschiedenis. Hier volgt een kort overzicht van de belangrijkste momenten in het besluitvormingsproces.

1994 Extreme neerslag zorgt voor wateroverlast op enkele plaatsen in Noord-Holland. Naar aanleiding van deze wateroverlast wordt de vraag gesteld of het watersysteem nog wel op orde is.

1997 Uit de uitgevoerde EWI studies komt naar voren dat het huidige boezemsysteem op orde is. Door enkele autonome ontwikkelingen kan de faalkans van de boezem in de toekomst toenemen wat problemen kan opleveren voor de beheersing van wateroverlast.

1998 De stuurgroep EWI geeft opdracht voor een verkenning naar mogelijke waterbergingslocaties in Hollands Noorderkwartier als alternatief voor het uitbreiden van de gemaalcapaciteit. De uitkomsten van dit onderzoek worden gepresenteerd in het rapport Levende Berging. Een van de mogelijke alternatieven is de bergingslocatie rond Schardam. Deze mogelijkheid wordt opgepakt door het hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen. De bewoners worden via de media (lokale en regionale kranten) en door een brief van het hoogheemraadschap geïnformeerd over de plannen voor een waterbergingslocatie nabij Schardam als oplossing voor de beheersing van wateroverlast. Dit leidt tot veel verzet in de streek en tot de oprichting van een actiegroep: Levende Berging NEE!

1999 De keuze tussen extra een gemaal en een bergingspolder van 200ha nabij Schardam om het boezemsys- teem ook in de toekomst op orde te houden wordt voorgelegd aan het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap. Het voorstel haalt binnen het bestuur net geen meerderheid, maar het voorstel wordt ook niet afgewezen. Men besluit in principe te kiezen voor een gemaal, tenzij de provincie voor eind 2001 aangeeft dat zij in de extra kosten van berging (ten opzichte van een gemaal) zal bijdragen en de berging planologisch faciliteert.

Het hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen verzoekt vervolgens de provincie om het project over te nemen en om te kijken of het project haalbaar is in de ruimtelijke ordening. De provincie zegt tot eind 2002 nodig te hebben om dit onderzoek goed af te ronden, waarmee de deadline wordt verplaatst. Het hoogheemraadschap zou dan kunnen bekijken of zij van de ruimtelijke reservering gebruik wil maken. 2000 De provincie start daarop met de uitwerking van een vervolgproject. Ze reserveert alvast 200 ha in het

streekplan, dat op dat moment wordt ontwikkeld. In tegenstelling tot het hoogheemraadschap gaat de provincie bij de uitwerking van het plan uit van het middenscenario voor klimaatsverandering in plaats van het maximumscenario. Bij het hanteren van dit scenario zou een bergingslocatie van 75 ha groot genoeg zijn om de faalkans van de Schermerboezem te laten voldoen aan de gestelde normen. Verder besluit de provincie om een gebiedsuitwerking te maken voor een berging op boezemniveau. Voor deze uitwerking valt het oog op de Schardammerkoog, een polder van ongeveer vijftig hectare en onderdeel van de eerder voor waterberging voorgestelde Beetskoog. De polder is voornamelijk ingericht voor agrarisch gebruik en bevat geen bebouwing. In samenwerking met de streek wordt gezocht naar gewenste inrichtingsvarianten, zoals:

• Hoofdfunctie landbouw en natuur, nevenfunctie waterberging • Hoofdfunctie waterberging nevenfunctie natuur

• Hoofdfunctie waterberging nevenfunctie landbouw.

Daarnaast wordt ook gediscussieerd over de vraag of de inrichting van de berging een permanent karakter moest hebben of dat de bergingslocatie weer teruggedraaid moet kunnen worden. De uitwerking is bekend geworden onder de naam ‘Pilot Schardammerkoog’.

2001 In 2001 komt, als resultaat van het overleg met de streek het rapport ‘Waterberging Schardammerkoog, Op weg naar een gedragen oplossing’ (Provincie Noord-Holland, 2001) uit. Hierin is aanbevolen om het gebied te gebruiken als pilot, waarbij de grond volledig wordt verworven en wort ingericht voor een functiecombinatie van waterberging, landbouw en veenweidenatuur. De huidige eigenaren zijn bereid het land na verwerving weer terug te pachten. Wanneer deze functiecombinatie niet mogelijk is (inhoudelijk of qua draagvlak), dan wordt geadviseerd om de pilot te richten op een combinatie van waterberging met dynamische natuur.

2002 De verkenning van de provincie is hiermee afgerond en er is duidelijkheid over de kosten en de mogelijke invulling van het project. Het lukt de provincie echter niet om de antwoorden voor de deadline officieel vast te stellen. De deadline voor de provincie is verstreken.

In de laatste vergadering voor de fusie van het hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen met de inliggende waterschappen tot het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier neemt het toenmalige algemeen bestuur van Uitwaterende Sluizen een beslissing over het wel of niet aanleggen van een bergingslocatie. Het algemeen bestuur besluit tegen de bergingslocatie te stemmen en in plaats daarvan

de gemaalcapaciteit bij Schardam uit te breiden. Men durft het niet aan om te kiezen voor een bergingslocatie, waar het draagvlak (van de potentiële kiezer) zo laag voor is, ondanks het landelijke beleid om niet alleen naar technische oplossingsrichtingen, maar ook naar ruimtelijke oplossingen te kijken (Huitema et al., 2003). Bovendien ontbreekt ook de zekerheid van financiële steun (van onder andere de provincie). Het gevaar van mogelijk hoge kosten voor een bergingslocatie is voor het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap ook een reden om tegen de berging te stemmen. Daarmee heeft het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap het hoofdstuk waterberging in de Schardammerkoog afgesloten.