• No results found

Het 1:4-principe (paragraaf 2.5 van de toelichting) wil zeggen dat maximaal 25% van de kaveloppervlakte ingenomen wordt door de verblijfsrecreatieve eenheid, maximaal 25%

door verharding, minimaal 25% door opgaande beplanting en minimaal 25% door lage beplanting (waaronder gras). Voor een (voorbeeld)kavel van 300m2, zoals in paragraaf 2.5 van de toelichting, is dit misschien een redelijke verhouding. Maar voor een groter kavel zou de omvang van de verharding, gemeten in m2 (in plaats van in procenten), groter kunnen worden dan vanuit ecologisch belang wenselijk is. Daarnaast is een verharding van 75 m2 (25% van 300 m2) best een groot oppervlak.

-*

Vanuit het oogpunt van ‘vergroening’ en bevordering van de biodiversiteit bepleiten wij het volgende:

- Beperk de verharding tot maximaal 15% en laat dit ten goede komen aan de opgaande beplanting en lage beplanting (samen minimaal 60%, waarvan minimaal de helft opgaande beplanting) voor zover het kavels betreft van maximaal 300 m2.

- Bij grotere kavels zou het deel boven 300 m2 ingenomen moeten worden door opgaande en lage beplanting (waarvan minimaal de helft opgaande beplanting).

D. Toepassing van het 1:4-principe en kroonbedekking 50%

Ook de gemeente Utrechtse Heuvelrug streeft naar meer vergroening en bevordering van de biodiversiteit. Dat streven beperkt zich niet tot NNN-gebied alleen. Ook op recreatieterreinen die niet in NNN-gebied liggen, is het goed om te streven naar vergroening en meer biodiversiteit.

-*

Vanuit het oogpunt van vergroening en bevordering van de biodiversiteit, pleiten wij ervoor om in alle bouwregels (artikel 3.2.5, 16.4 en 16.5) het 1:4-principe ook van toepassing te laten zijn buiten de aanduiding Natuurnetwerk Nederland. Hetzelfde geldt voor de kroonbedekking van 50%.

E. Beheerplan

Indien we ons realiseren dat door de verruiming van de maatvoeringsregels er geen wezenlijk verschil meer is tussen een recreatiewoning en een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf (zie onder A. hiervoor), dan concluderen wij dat het vervangen van 2 bouwwerken voor recreatief nachtverblijf door 1 recreatiewoning (zoals mogelijk gemaakt in artikel 16.4) een minder grote impact op de omgeving zal hebben dan het realiseren van de toegestane vergroting van 2 bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (van 35/45 m2 naar 70 m2 voor ieder van de beide bouwwerken, zoals mogelijk gemaakt in artikel 3.2.5).

-*

Daarom pleiten wij ervoor om het opstellen van een beheerplan (bij meer dan 10%

herinrichting ten opzichte van de huidige situatie) niet alleen op te nemen in artikel 16.4 maar ook in artikel 3.2.5.

Eén enkele vergroting van een verblijfsrecreatieve eenheid zal waarschijnlijk niet behoeven te leiden tot ecologisch onderzoek in het kader van de NNN-wetgeving. Cumulatie van ontwikkelingen kan echter een dermate omvang (oppervlak) behelzen dat ecologisch onderzoek en eventueel compensatie noodzakelijk is.

-*

Wij zouden graag zien dat in de planregels wordt aangegeven bij welke omvang van (cumulatieve) ontwikkelingen ecologisch onderzoek in ieder geval noodzakelijk is.

Overwegingen

Ad. A. Dit onderdeel van uw zienswijze wordt gedeeld en is ook vanuit een oogpunt van toezicht en handhaving problematisch. Er heeft een integrale heroverweging plaatsgevonden over de grootte van recreatieve nachtverblijven. Hierbij is gekeken welke afmetingen aansluiten op de ontwikkelingen op de recreatieve markt en op het beoogde doel om recreatie te combineren met een kwaliteiteve groene, ecologische uitstraling wat de Utrechtse Heuvelrug zo’n aantrekkelijke plek maakt om te recreëeren. Hiervoor zijn ook diverse veldbezoeken op recreatieterreinen uitgevoerd.

Het resultaat van deze heroverweging is dat de afmetingen voor recreatieve nachtverblijven aangepast worden naar een oppervlakte van 65 m2, een goothoogte van 2,75 meter en een bouwhoogte van 3,75 meter. Voor tenten, waaronder de zogenaamde glamping tenten, wordt een bouwhoogte van maximaal 5 meter toegestaan. Daarnaast blijft het verschil bestaan dat een recreatief nachtverblijf uit maar één bouwlaag mag bestaan en dat bij een recreatiewoning nog een (beperkte) extra verdieping mogelijk is. De uitwerking van deze aanpassing is nader beschreven bij het onderdeel Ambtshalve aanpassingen.

Ad. B. U stelt voor om de verruiming van de afmetingen voor recreatieve nachtverblijven voor maximaal 30 verblijven toe te staan vanwege de ecologische impact. Boven de 30 verblijven zou dit middels een afwijkingsregel mogelijk gemaakt moeten worden. De effecten van de verruiming zijn echter in het plan reeds beoordeeld in de natuurtoets opgenomen in bijlage 1 bij het bestemmingsplan. Hierin is voor de NNN-gebieden reeds beoordeeld of de uitbreiding ecologisch gezien goed te verantwoorden is. De noodzaak om een afwijkingsregeling op te nemen ontbreekt daardoor. Dit onderdeel van uw zienswijze wordt dan ook niet gedeeld en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ad. C. U stelt voor om het 1:4 principe aan te passen naar minder verharding en meer opgaand groen en voor grotere percelen dan 300 m2 deze percentages nog verder aan te passen. Het 1:4 principe is in nauw overleg met de provincie tot stand gekomen. De provincie is bevoegd gezag voor de regelgeving omtrent het NNN-gebied. Wij zijn dan ook van mening dat het beleid, zoals beschreven in paragraaf 2.5, en nader toegelicht in paragraaf 2.6, van de toelichting goed ingevuld is in dit bestemmingsplan. U geeft ook geen inhoudelijke onderbouwing van uw standpunt dat het 1:4 principe niet toereikend is. Dit onderdeel van uw zienswijze wordt dan ook niet gedeeld en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ad D. U stelt voor om het 1:4 principe op alle terreinen toe te passen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het overal toepassen van dit principe doet afbreuk aan het feit dat de gemeente uit meerdere landschapsgebieden bestaan. Aan de noordzijde ligt het landschap aansluitend op de Gelderse Vallei en aan de zuidzijde het landschap rondom de langbroekerwetering. Het bestemmngsplan Recreatieterreinen ziet ook toe op terreinen in deze gebieden. Het onverkort

toepassen van het 1:4 principe op deze locaties sluit niet aan op deze landschappen. Dit onderdeel van uw zienswijze wordt dan ook niet gedeeld en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ad. E. Door het aanpassen van de maatvoeringen voor recreatieve nachtverblijven ontstaat er weer een wezenlijk verschil tussen een recreatief nachtverblijf en een recreatiewoning. De door uw gestelde noodzaak om een beheersverordening ook toe te passen bij artikel 3.2.5. komt daarmee te vervallen. Dit onderdeel van de zienswijze leidt daarom niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Ad. F. U stelt dat, wanneer meerdere recreatieve nachtverblijven alsnog vergroot worden, door cumulatieve werking alsnog ecologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit door u beschreven cumulatieve effect is specifiek beoordeeld in paragraaf 3.13 van de de natuurtoets opgesteld voor dit bestemmingsplan en opgenomen als bijlage 1. Dit onderdeel van uw zienswijze wordt dan ook niet gedeeld en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Hier staan huisjes waar het heerlijk vertoeven is, zeker in de huidige tijd om te ontstressen. Het moet mogelijk blijven om hier altijd naar toe te kunnen, al is het maar tijdens normale uren, en hier niet eens te overnachten. We hebben het hier over recreatiehuisjes op een vakantiepark!

Overwegingen

In recreatiewoningen mag volgens voorliggend ontwerpbestemmingsplan jaarrond gerecreëerd worden. Hier zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geen wijzigingen in de gebruiksregels.

Uw zienswijze wijzigt het bestemmingsplan niet.

3.9 Zienswijze 9

xxx, 29 oktober 2020

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen het Henschotermeer en Europarcs. Het is een nadrukkelijk een tweedehuisjes-park. Het eigendomsrecht van het park is versplinterend in de zin dat deze verdeeld is over alle huisjeseigenaren en zij kunnen vrijelijk beschikken over hun verblijf. Daarnaast is er geen actieve exploitatie en dragen wij met z’n allen de zorg over het beheer en onderhoud van de paden en de natuurlijke omgeving.

Sinds de oprichting in de jaren 60 van de vorige eeuw hanteren wij een reglement om het verblijf op het park voor een ieder zo aangenaam mogelijk te houden, een onderdeel van dit reglement is het verbod op bedrijfsmatig verhuren van de grond en de daarop gevestigde opstal. Ook is bepaald dat er met 365 dagen geen limiet is aan de dagen dat een huisjeseigenaar in zijn eigendom mag verblijven. Dit reglement is notarieel vastgelegd in de algemene bepalingen en wordt tot op de dag van vandaag als zodanig verstrekt aan iedere nieuwe huisjeseigenaar.

Het reglement van het park en het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied Maarn is onherroepelijk geworden op 22 januari 1999, en zijn tot op heden altijd hand-in-hand gegaan.

Echter, de gekozen definitie voor ‘hoofdwoonverblijf' zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' “een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft”, betekent voor ons een inperking van onze gebruiksrechten, aangezien zowel het parkreglement als het vigerende bestemmingsplan geen limiet stelt aan de duur van het verblijf.

Daarnaast bestaat het risico dat door het inperken van de gebruiksrechten de waarde van het onroerend goed krimpt. Het hanteren van een termijn vergroot de kans op discussie en creëert onduidelijkheid en onnodige onrust bij de huisjeseigenaren van NWK.

Om enerzijds te voorkomen dat onze verblijfsrechten worden ingeperkt en anderzijds ter voorkoming van een mogelijke waardedaling van ons bezit, meen ik dat een beroep op het gebruiksovergangsrecht te rechtvaardigen is.

Ik verzoek u daarom het gebruiksovergangsrecht toe te kennen op mijn recreatie/tweede woning xxx

Hoogachtend, xxx

Overwegingen

Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 1 in paragraaf 3.1.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de begripsomschrijving van “hoofdwoonverblijf” in het bestemmingsplan.

xxx, 29 oktober 2020

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen het Henschotermeer en Europarcs. Het is een nadrukkelijk een tweedehuisjes-park. Het eigendomsrecht van het park is versplinterend in de zin dat deze verdeeld is over alle huisjeseigenaren en zij kunnen vrijelijk beschikken over hun verblijf. Daarnaast is er geen actieve exploitatie en dragen wij met z’n allen de zorg over het beheer en onderhoud van de paden en de natuurlijke omgeving.

Sinds de oprichting in de jaren 60 van de vorige eeuw hanteren wij een reglement om het verblijf op het park voor een ieder zo aangenaam mogelijk te houden, een onderdeel van dit reglement is het verbod op bedrijfsmatig verhuren van de grond en de daarop gevestigde opstal. Ook is bepaald dat er met 365 dagen geen limiet is aan de dagen dat een huisjeseigenaar in zijn eigendom mag verblijven. Dit reglement is notarieel vastgelegd in de algemene bepalingen en wordt tot op de dag van vandaag als zodanig verstrekt aan iedere nieuwe huisjeseigenaar.

Het reglement van het park en het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied Maarn is onherroepelijk geworden op 22 januari 1999, en zijn tot op heden altijd hand-in-hand gegaan.

Echter, de gekozen definitie voor ‘hoofdwoonverblijf' zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' “een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft”, betekent voor ons een inperking van onze gebruiksrechten, aangezien zowel het parkreglement als het vigerende bestemmingsplan geen limiet stelt aan de duur van het verblijf.

Daarnaast bestaat het risico dat door het inperken van de gebruiksrechten de waarde van het onroerend goed krimpt. Het hanteren van een termijn vergroot de kans op discussie en creëert onduidelijkheid en onnodige onrust bij de huisjeseigenaren van NWK.

Om enerzijds te voorkomen dat onze verblijfsrechten worden ingeperkt en anderzijds ter voorkoming van een mogelijke waardedaling van ons bezit, meen ik dat een beroep op het gebruiksovergangsrecht te rechtvaardigen is.

Ik verzoek u daarom het gebruiksovergangsrecht toe te kennen op mijn recreatie/tweede woning xxx

Hoogachtend, xxx

Overwegingen

Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 1 in paragraaf 3.1.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de begripsomschrijving van “hoofdwoonverblijf” in het bestemmingsplan.

3.11 Zienswijze 11

xxx, 29 oktober 2020

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen het Henschotermeer en Europarcs. Het is een nadrukkelijk een tweedehuisjes-park. Het eigendomsrecht van het park is versplinterend in de zin dat deze verdeeld is over alle huisjeseigenaren en zij kunnen vrijelijk beschikken over hun verblijf. Daarnaast is er geen actieve exploitatie en dragen wij met z’n allen de zorg over het beheer en onderhoud van de paden en de natuurlijke omgeving.

Sinds de oprichting in de jaren 60 van de vorige eeuw hanteren wij een reglement om het verblijf op het park voor een ieder zo aangenaam mogelijk te houden, een onderdeel van dit reglement is het verbod op bedrijfsmatig verhuren van de grond en de daarop gevestigde opstal. Ook is bepaald dat er met 365 dagen geen limiet is aan de dagen dat een huisjeseigenaar in zijn eigendom mag verblijven. Dit reglement is notarieel vastgelegd in de algemene bepalingen en wordt tot op de dag van vandaag als zodanig verstrekt aan iedere nieuwe huisjeseigenaar.

Het reglement van het park en het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied Maarn is onherroepelijk geworden op 22 januari 1999, en zijn tot op heden altijd hand-in-hand gegaan.

Echter, de gekozen definitie voor ‘hoofdwoonverblijf' zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' “een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft”, betekent voor ons een inperking van onze gebruiksrechten, aangezien zowel het parkreglement als het vigerende bestemmingsplan geen limiet stelt aan de duur van het verblijf.

Daarnaast bestaat het risico dat door het inperken van de gebruiksrechten de waarde van het onroerend goed krimpt. Het hanteren van een termijn vergroot de kans op discussie en creëert onduidelijkheid en onnodige onrust bij de huisjeseigenaren van NWK.

Om enerzijds te voorkomen dat onze verblijfsrechten worden ingeperkt en anderzijds ter voorkoming van een mogelijke waardedaling van ons bezit, meen ik dat een beroep op het gebruiksovergangsrecht te rechtvaardigen is.

Ik verzoek u daarom het gebruiksovergangsrecht toe te kennen op mijn recreatie/tweede woning xxx

Hoogachtend, xxx

Overwegingen

Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 1 in paragraaf 3.1.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de begripsomschrijving van “hoofdwoonverblijf” in het bestemmingsplan.

xxx, 29 oktober 2020

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen het Henschotermeer en Europarcs. Het is een nadrukkelijk een tweedehuisjes-park. Het eigendomsrecht van het park is versplinterend in de zin dat deze verdeeld is over alle huisjeseigenaren en zij kunnen vrijelijk beschikken over hun verblijf. Daarnaast is er geen actieve exploitatie en dragen wij met z’n allen de zorg over het beheer en onderhoud van de paden en de natuurlijke omgeving.

Sinds de oprichting in de jaren 60 van de vorige eeuw hanteren wij een reglement om het verblijf op het park voor een ieder zo aangenaam mogelijk te houden, een onderdeel van dit reglement is het verbod op bedrijfsmatig verhuren van de grond en de daarop gevestigde opstal. Ook is bepaald dat er met 365 dagen geen limiet is aan de dagen dat een huisjeseigenaar in zijn eigendom mag verblijven. Dit reglement is notarieel vastgelegd in de algemene bepalingen en wordt tot op de dag van vandaag als zodanig verstrekt aan iedere nieuwe huisjeseigenaar.

Het reglement van het park en het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied Maarn is onherroepelijk geworden op 22 januari 1999, en zijn tot op heden altijd hand-in-hand gegaan.

Echter, de gekozen definitie voor ‘hoofdwoonverblijf' zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' “een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft”, betekent voor ons een inperking van onze gebruiksrechten, aangezien zowel het parkreglement als het vigerende bestemmingsplan geen limiet stelt aan de duur van het verblijf.

Daarnaast bestaat het risico dat door het inperken van de gebruiksrechten de waarde van het onroerend goed krimpt. Het hanteren van een termijn vergroot de kans op discussie en creëert onduidelijkheid en onnodige onrust bij de huisjeseigenaren van NWK.

Om enerzijds te voorkomen dat onze verblijfsrechten worden ingeperkt en anderzijds ter voorkoming van een mogelijke waardedaling van ons bezit, meen ik dat een beroep op het gebruiksovergangsrecht te rechtvaardigen is.

Ik verzoek u daarom het gebruiksovergangsrecht toe te kennen op mijn recreatie/tweede woning xxx

Hoogachtend, xxx

Overwegingen

Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 1 in paragraaf 3.1.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de begripsomschrijving van “hoofdwoonverblijf” in het bestemmingsplan.

3.13 Zienswijze 13

xxx, 29 oktober 2020

Geachte heer Vaartjes, geachte heer van Dam,

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen het Henschotermeer en Europarcs. Het is een nadrukkelijk een tweedehuisjes-park. Het eigendomsrecht van het park is versplinterend in de zin dat deze verdeeld is over alle huisjeseigenaren en zij kunnen vrijelijk beschikken over hun verblijf. Daarnaast is er geen actieve exploitatie en dragen wij met z’n allen de zorg over het beheer en onderhoud van de paden en de natuurlijke omgeving.

Sinds de oprichting in de jaren 60 van de vorige eeuw hanteren wij een reglement om het verblijf op het park voor een ieder zo aangenaam mogelijk te houden, een onderdeel van dit reglement is het verbod op bedrijfsmatig verhuren van de grond en de daarop gevestigde opstal. Ook is bepaald dat er met 365 dagen geen limiet is aan de dagen dat een huisjeseigenaar in zijn eigendom mag verblijven. Dit reglement is notarieel vastgelegd in de algemene bepalingen en wordt tot op de dag van vandaag als zodanig verstrekt aan iedere nieuwe huisjeseigenaar.

Het reglement van het park en het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied Maarn is onherroepelijk geworden op 22 januari 1999, en zijn tot op heden altijd hand-in-hand gegaan.

Echter, de gekozen definitie voor ‘hoofdwoonverblijf' zoals vastgelegd in de beleidsnota 'Niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' “een gebouw of een deel van een gebouw waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste 4 maanden verblijft”, betekent voor ons een inperking van onze gebruiksrechten, aangezien zowel het parkreglement als het vigerende bestemmingsplan geen limiet stelt aan de duur van het verblijf.

Daarnaast bestaat het risico dat door het inperken van de gebruiksrechten de waarde van het onroerend goed krimpt. Het hanteren van een termijn vergroot de kans op discussie en creëert onduidelijkheid en onnodige onrust bij de huisjeseigenaren van NWK.

Om enerzijds te voorkomen dat onze verblijfsrechten worden ingeperkt en anderzijds ter voorkoming van een mogelijke waardedaling van ons bezit, meen ik dat een beroep op het gebruiksovergangsrecht te rechtvaardigen is.

Ik verzoek u daarom het gebruiksovergangsrecht toe te kennen op mijn recreatiewoning xxx Hoogachtend,

xxx

Overwegingen

Voor de beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij naar de beantwoording van zienswijze 1 in paragraaf 3.1.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de begripsomschrijving van “hoofdwoonverblijf” in het bestemmingsplan.

29-10-2020/xxx

Ik zend u mijn reactie op het ontwerpbestemmingsplan ‘recreatieterreinen Utrechtse heuvelrug’

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen

Mijn tweede woning bevindt zich op het park Noord West Kanje in Maarn dat is gelegen tussen