• No results found

3 Kwaliteit en gebruik van de sociale infrastructuur

3.3 Het gebruik van voorzieningen

De Volksgezondheidsmonitor bevat veel informatie over de behoefte aan sociale en fysieke voorzieningen. Daarbij is gekeken naar de onvervulde behoeften op het gebied van sociaal-culturele activiteiten (22%), een buurthuis (9%), en gespreksgroep (8%), bezoek van vrijwilligers (8%), vergroten van de weerbaarheid (9%), psychosociale hulpverlening (8%), hulp bij het zelfstandig blijven wonen (9%), hulp bij het omgaan met eenzaamheid (10%) en personenalarmering (13%). De behoefte aan fysieke voorzieningen betreft onder meer een boodschappenservice (6%) en ouderenver-voer (17%). De tussen haakjes genoemde percentages staan voor het aandeel bewoners van Zuid dat aan deze voorzieningen behoefte heeft. Ook wijzen verschillende geënquêteerde bewoners op

voorzieningen die gemist worden, of onvoldoende dan wel niet langer beschikbaar zijn. Zij noemen vooral het gemis van een zelfstandig jongerencentrum – dat tevens door hen gezien wordt als een belangrijke oorzaak voor het fenomeen hangjongeren en de daarvan ondervonden overlast -, een tekort aan ruimte voor sociaal-culturele activiteiten en de sluiting van het politiebureau in Zuid.

De bewoners is gevraagd van welke voorzieningen zij (of andere leden van hun huishouden) gebruik maken in hun buurt. Het gaat om de volgende voorzieningen: buurtcentra De Musketon, Ravelijn en De Tol; dienstencentrum De Barkel; dagopvang Aveant of AxionContinu; maaltijdvoorziening Stade of Aveant; eetgroepen De Barkel of De Musketon; seniorenrestaurant AxionContinu; ouderen-adviseurs; algemeen maatschappelijk werk; sociaal raadslieden-werk; opbouwraadslieden-werk; thuiszorg/huishoudelijke hulp Aveant of AxionContinu; personenalarmering en project Tijd voor Elkaar.

Onderstaande tabel geeft het gebruik van deze voorzieningen per subwijk weer.

TABEL 3.1 GEBRUIK VOORZIENINGEN PER SUBWIJK IN PROCENTEN

Eetgroepen De Barkel of De Musketon

Uit de tabel blijkt dat bewoners verreweg het meest gebruik maken van de buurthuizen. Dit is vooral het geval in Lunetten. Dit is overigens niet verwonderlijk, gelet op het brede scala aan activiteiten dat in de buurthuizen ontplooid wordt. Van het Dienstencentrum De Barkel, hoewel gevestigd in Nieuw-Hoograven, maken vooral bewoners uit Oud-Hoograven/Tolsteeg gebruik. Het aanmerkelijke lagere gebruik in Nieuw-Hoograven/Bokkenbuurt is mogelijk te verklaren door het feit dat relatief veel van de in de wijk gevestigde ouderen een appartement bewonen in het woonzorgcentrum Nieuw Plettenburgh. Ook van

thuis-11 De percentages in de tabel hebben betrekking op alle geënquêteerde bewoners, ongeacht of zij tot de doelgroep van de voorziening in kwestie behoren.

zorg/huishoudelijke hulp en het maatschappelijk werk wordt gebruik gemaakt, waarbij voor beide voorzieningen vooral het gebruik in Nieuw-Hoograven/Bokkenbuurt opvalt. Bij de thuiszorg bestaat verreweg de grootste groep uit 65-plussers. Hiervan maakt 20% gebruik van de thuiszorg in de vorm van huishoudelijk hulp, tegenover 3% van de bewoners de jonger zijn dan 65 jaar.

Het gebruik van de overige voorzieningen is aanmerkelijk lager.

Daarbij valt in ieder geval het onvermoed lage gebruik van de ouderenadviseur op. Dit is in tegenspraak met de ervaringen van zowel de geïnterviewde ouderen als de ouderenwerker van Portes, maar ook met het percentage bewoners dat behoefte heeft aan informatie over mogelijkheden voor zelfstandig blijven wonen en aan informatie over zorg en hulp. Volgens de Volksgezondheidsmo-nitor had, gerekend over 2003, respectievelijk 34% en 26% van de bewoners in Zuid behoefte aan informatie over deze onderwerpen.

Daarnaast blijkt uit de monitor dat 6% van de 55-plussers hulp wenst van een ouderenadviseur. Het is echter niet ondenkbaar dat het aangegeven gebruik van het dienstencentrum voor ten minste een deel betrekking heeft op het verkrijgen van informatie en advies, of dat ouderen de benodigde informatie inwinnen bij Aveant.

Het laatste roept de vraag op in hoeverre bovenstaande cijfers over het gebruik van voorzieningen een afspiegeling vormen van het werkelijke gebruik. Op één uitzondering na is dit echter niet na te gaan. De uitzondering betreft het gebruik van de thuiszorg.

Hierover biedt de Volksgezondheidsmonitor uitsluitsel, zij het dat dit betrekking heeft op het gebruik in 2003. Daaruit blijkt dat in dat jaar over heel Zuid gerekend 6% van de bewoners thuiszorg ontving.

Dit percentage stemt nagenoeg overeen met de uitkomst van de bewonersenquête. Hierbij hoort wel de kantekening dat, afgaande op de Volksgezondheidsmonitor, het werkelijke aandeel 65-plussers dat huishoudelijke hulp heeft van de thuiszorg iets hoger ligt dan uit de bewonersenquête naar voren komt. Naar schatting komt het werkelijke aandeel uit op ongeveer een kwart van alle 65-plussers in Zuid.

Hoe dit ook zij, het feit dat bewoners geen gebruik maken van voorzieningen wil niet zeggen dat zij hier ook geen behoefte aan hebben. Een klein aantal ouderen, minder dan een procent, zegt

huishoudelijke hulp te hebben aangevraagd maar deze niet kreeg toegekend.

Aan de bewoners die gebruik maken van de in tabel 3.1 genoemde voorzieningen is ook gevraagd naar hun tevredenheid hiermee en de achtergronden daarvan. Verreweg de meeste gebruikers geven blijk van tevredenheid met zowel het aanbod als de bereikbaarheid van de door hen gebruikte voorzieningen. Bewoners die niet tevreden zijn, zijn dat meestal vanwege slechte ervaringen met wachttijden, openingstijden (telefonische en persoonlijke bereikbaarheid), bejegening door professionals en de kwaliteit van geleverde hulp en verstrekte informatie. Sommige voelen zich niet meer thuis in het buurtcentrum. Zij wijten dit aan verschuiving van de aandacht naar andere doelgroepen, gepaard met een afname van activiteiten voor de oorspronkelijke doelgroepen. In samenhang met de vaak geringe aantallen bewoners met dergelijke ervaringen, is het door de diversiteit aan voorzieningen waarop hun ontevredenheid is gericht lastig hierin een patroon te ontdekken, zeker als het gaat om elke voorzieningen afzonderlijk.

Bij de vraag naar het gebruik van voorzieningen merken tamelijk veel bewoners ook op dat ze in de hen voorgelegde lijst met voorzieningen bepaalde voor hen belangrijke voorzieningen missen, om vervolgens hun gebruik hiervan aan te geven. Vaak worden in dit verband de bibliotheek – ook als informatiepunt -, peuterspeelza-len, speel-o-theek, speeltuinen, kinderboerderij en sportvoorzie-ningen genoemd. De vier op kinderen gerichte voorziesportvoorzie-ningen worden vooral door ouders van jonge kinderen genoemd, die bovendien opmerken dat de in de lijst opgenomen zorgvoorzienin-gen weinig met hun leefsituatie te maken hebben. Zij vonden dat de enquête op dit gebied teveel op zorg en ouderen gericht was.

Hierop werd hen de ruimte geboden om hun ervaringen met de door henzelf aangedragen voorzieningen kenbaar te maken.