• No results found

4.3.3.2.3 Herwaardering van de valleirand

HFRWRSHQLQHHQPHHUQDWXXUOLMNULYLHUV\VWHHP

IV. 4.3.3.2.3 Herwaardering van de valleirand

De wig die de IJzervallei stroomopwaarts Elzendamme vormt, wordt hoofdzakelijk aan de linkeroever gekenmerkt door een relatief steile oevergang naar het zandleemgebied. Op deze abrupte overgang naar de hoger gelegen akkers, met soms een reliëfverschil van ongeveer 1 m, komen plaatselijk nog enkele struwelen of houtwallen met Sleedoorn en Eénstijlige meidoorn voor. De herwaardering van deze valleirand met de heraanplanting van doornstruwelen en de verwerving van een strook van minimum 10 m is een initiatief dat kadert in het landinrichtingsproject Westhoek, partim IJzerbroeken (VLM, 2000b).

Bij het 2e en 3e scenario is de inschakeling van een bredere strook van de hoger gelegen

zandleemgronden noodzakelijk over het volledige broekengebied. Tijdens de winterse overstromingen hebben de grazers immers nood aan vluchtgelegenheid. Daarnaast biedt de overgangszone met het zandleem veel kansen voor een gevarieerde ontwikkeling van ecotopen door de aanwezigheid van de vele gradiënten (reliëf, bodemstructuur- en samenstelling, kwel, overgang van nat naar droog, …).

IV.4.3.3.2.4 Bufferzones langs waterlopen in het aanpalende agrarisch gebied

Aangezien de IJzer en haar vallei het water opvangen van circa 75.000 ha aanpalend gebied, zullen de aanvoer van verontreinigd oppervlaktewater en de hoge piekafvoeren, precaire punten blijven. De aanleg van bufferzones langs waterlopen in de aangrenzende agrarische gebieden als onderdeel van de ecologische infrastructuur, biedt mogelijkheden voor (Van Der Welle, 2001):

- de reductie van nutriënten-, pesticiden- en sedimentvrachten door verminderde

afspoeling en het optimaliseren van denitrificatiemogelijkheden in de bodem;

- de vergroting van de waterbergingscapaciteit, spreiden van piekafvoeren;

- de vergroting van de ecologische verbindingsfunctie;

- de vergroting van de oeverstabiliteit door de uitbreiding van oevervegetatie;

- en de verbetering van de belevingswaarde van het cultuurlandschap.

,9%HKHHUVPDDWUHJHOHQYRRUGH,-]HUYDOOHL

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen een natuurgericht beheer en beheer gericht op de verweving tussen landbouw en natuur.

Een QDWXXUJHULFKW EHKHHU wordt hoofdzakelijk voorgesteld in de actueel waardevolste en

meest kwetsbare broekgebieden met een internationale bescherming (Vogelrichtlijn- en Ramsargebieden).

(1) HaIfnatuurlijke graslanden in natuurbeheer:

Natuurgericht hooien (met of zonder nabeweiding) of begrazen gebeurt extensief (late hooidata, lage veedichtheden, geen bemesting, geen gebruik van pesticiden, niet scheuren, rollen of herinzaaien). Lokaal ontstaat aldus een mozaïek van halfnatuurlijke hooi- en/of graasweiden. Waar gronden in eigendom zijn van natuurverenigingen of de overheid kan samengewerkt worden met plaatselijke landbouwers onder de vorm van gebruiksovereenkomsten. Hierbij wordt de grond gratis ter beschikking gesteld aan de landbouwer en worden via een schriftelijke overeenkomst de voorwaarden waaronder het gebruik valt, vastgelegd.

Plaatselijk wordt in een aantal depressies en waterlopen, spontane vegetatieontwikkeling toegelaten waardoor natte ruigte en moerasvegetaties

zich kunnen ontwikkelen. Terwijl in het 1e scenario de perceelsgrenzen

grotendeels worden behouden, worden deze in het 2e en 3e scenario

opgeheven.

(2) Natuurlijke begrazing in grote aaneengesloten gebieden (extensieve tot zéér extensieve begrazing)

Herbivoren die hier van nature (potentieel) thuishoren zijn Ree, Edelhert, Everzwijn, Bever, paard en rund. Jaarrondbegrazing in lage dichtheden en verdere spontane evolutie van de vegetatie resulteert op termijn in het ontstaan van een mozaïek van natuurlijk grasland, natte ruigte, moeras, moeras- of ooibos. Onder een iets meer gecontroleerde vorm kunnen semi-wilde herbivoren zoals Galloways en Konikspaarden ingezet worden om dit

begeleid- (Bal HWDO., 1995) of potentieel- (Londo, 1997) natuurlijk landschap te

laten ontstaan. Om tijdens de winterperiode, wanneer een groot deel van de IJzervallei onder water staat, vluchtgelegenheid en voldoende voedsel voor deze dieren te kunnen voorzien is de inschakeling van hoger gelegen gronden noodzakelijk (zie paragraaf IV.4.3.3.2.3). Naargelang de beschikbaarheid van hoger gelegen gronden tijdens de winterperiode kan men al dan niet jaarrondbegrazing toepassen. De veedichtheid bepaalt de eerder open- of geslotenheid van het terrein.

Een EHKHHU JHULFKW RS GH YHUZHYLQJ WXVVHQ ODQGERXZ HQ QDWXXU wordt hoofdzakelijk

voorgesteld in de overgangszone naar het zandleemgebied (werd niet volledig in de afbakening van het studiegebied opgenomen), in het gebied stroomafwaarts Diksmuide en deels in een aantal broekgebieden met een actueel lagere natuurwaarde (in scenario 1: hoofdzakelijk als overgangsmaatregel).

(1) Soortenrijke graslanden preferentieel in beheerslandbouw

Een extensievering van het landbouwgebruik wordt hier gerealiseerd via beheerslandbouw. Beperking van mest- en pesticidengiften, een beperkte veebezetting en later hooien en inscharen van het vee, zorgen voor een bescherming van weidevogels zoals o.a. Grutto, Kievit en Wulp. Ook slootkantenbeheer is mogelijk. In deze gebieden wordt tevens lokaal de omzetting van akker naar grasland voorgesteld. Deze maatregelen zullen de graslanden op termijn soortenrijker maken.

(2) Cultuurland met verspreide biologische waarde.

In deze gebieden wordt het ‘stand-still’ principe voor de natuurwaarden gehanteerd. Hierbij mag geen afbreuk gedaan worden aan de aanwezige natuur door de gestelde (landbouwkundige) handelingen en ingrepen. Ook hier worden beheersovereenkomsten voor graslanden (weidevogelbeheer), akkerrandenbeheer en de aanleg van kleine landschapselementen (hagen, bomenrijen, poelen) gestimuleerd (zie ook VLM, 2000a).

Over de mogelijke verweving van landbouw en natuur in het gebied wordt tevens dieper ingegaan in paragraaf V.2.2.3.

,9 .QHOSXQWHQELMGHUHDOLVDWLHHQVXJJHVWLHVYRRUYHUGHURQGHU]RHN

Bij de voorgestelde natuurontwikkelingsscenario’s kunnen volgende bedenkingen, knelpunten en suggesties voor verder onderzoek geformuleerd worden:

- Het natuurstreefbeeld stelt het behoud en het herstel van spontane hydrologische,

hydrodynamische en geomorfologische processen voorop.

Bij het instellen van langduriger winteroverstromingen in de broekgebieden is meer onderzoek vereist naar wat hier als veilig waterpeil kan worden beschouwd. Een langzamere afwatering vanaf dit veilig peil kan dan worden gerealiseerd met het oog op het ontstaan van ecologisch waardevolle plas-drassituaties.

De komberging in de vallei in het kader van de 3 scenario’s dient eveneens verder te worden onderzocht. Hierbij kan eveneens een onderzoek gekoppeld worden naar het verlies aan komberging door de aanwezigheid van het WPC en de toekomst van de drinkwaterproductie in de IJzerbroeken.

Bij scenario 3 wordt een maximale natuurlijke evolutie van de IJzerloop voorgesteld. Zullen in de toekomst in de laagst gelegen broekgebieden eventueel nevengeulen kunnen ontstaan ?

Deze vragen zullen wellicht slechts kunnen worden beantwoord met het inschakelen van een driedimensionaal hydrologisch en hydrodynamisch numeriek model voor de IJzervallei.

- De gevoelige relatie tussen landbouw en natuur in het gebied vraagt bijkomende

studie naar de gevolgen van de natuurontwikkelingsscenario’s voor de plaatselijke landbouwers. Vragen omtrent productieverliezen als gevolg van een extensiever beheer en een veranderd grondgebruik dienen vooraf gesteld te worden. De realisatie van de natuurontwikkelingsplannen is uiteraard afhankelijk van grondverwerving. Een realisatieplan met een gefaseerde aanpak en de uitwerking van financiële compensaties is daarbij noodzakelijk.

- Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de ontwikkelingsmogelijkheden op

soort- en ecotoopniveau bij de voorgestelde ontwikkelingsscenario’s, is onderzoek noodzakelijk naar de ecohydrologische relaties in het gebied. Bijkomende kennis over grondwaterstanden en –stromingen, de aanwezigheid van kwelzones en gedetailleerde oppervlaktewaterschommelingen, is wenselijk.