plezier hebben... Wat moet de jongen hier nou op die dooie plaats? Koeien en biggen
heeft ie al zovaak gezien. En met 'm praten? Hij wordt ons toch veel te geleerd - hij
praat liever met dokters en professors en zo...
Hij lachte, en gaf Rudmer een broederlijke klap op de schouder:
- Vooruit geleerde heer, ruk maar in... En stuur me een ansicht!
Tjalling en Reinou zwegen.
VI
Op Eerste Paasdag gingen Rudmer en Vitringa per trein naar Delfzijl, staken over
naar Emden en namen de boot vandaar tot Norderney. Rudmer, in een nieuw
aangemeten lichtgestippeld pak, met slappe vilten hoed, zag er uitdagend lichtzinnig
uit naast Vitringa in zijn oude plunje en flambard; maar de zilvergroene vonking van
de zee, het aangename zingen van de machines en de luwe voorjaarsbries stemden
hem ruim en vergevensgezind jegens den patroon; ze stonden uren aan de reeling en
keken naar de waaier van meeuwen, die boven de lichting van gorgelend zog mee
trok, en strooiden brood opwaarts voor de vogels in de vlucht. Des middags waren
ze moe en slaperig van het wiegend en waaiend uitzicht; en toen ze des avonds
aankwamen, hadden ze vrijwel geen oog meer voor het zalmrood gloeien van de
hemel en de zee, die met spetterend wit vuurwerk lichtte. - Ze liepen
langs een muziektent, waar men marsen speelde, zagen uniformen, vrouwen, parasols;
maar hun hoofden waren zwaar, en ze rolden in bed, Rudmer met de
gelukkigvermoeide zekerheid, dat hij in het buitenland was.
-Ze bleven een dag of vier op het eiland. De Duitse adelaars op vlaggen en borden,
de gothieke opschriften, de geüniformde kapel deden Rudmer ongemeen
indrukwekkend aan. Ze maakten wandelingen langs het eiland, door het vissersdorp;
- en Rudmer verbaasde zich over het uiterlijk van deze mensen; ze leken verwonderlijk
sterk op de fuikenzetters, de broodventsters en kinderen van zijn eigen geboortestreek
-, lagen in het blanke warme zand en staarden over de Noordzee, die welgezind bleef
onder een hoge, beweeglijke hemel. Vitringa zwom niet, maar Rudmer huurde elke
middag een strandkoetsje en wierp zich in zijn gestreept zwempak triomfantelijk in
de branding. - De bizonderheid van het avontuur vleide hem. - Des avonds zaten ze
onder de veranda, dronken bier tot in de nacht, en keken naar de vrouwen, die op
hun beurt niet anders schenen te zien dan de Pruisen in hun krijgshaftige verkleding.
Vitringa rookte nadenkelijk zijn panatella, terwijl hij de officieren opnam; er was
medelijdende bezorgdheid in zijn blik, die Rudmer niet ontsnapte. - Een onuitstaanbaar
zoodje hè? zei Rudmer eindelijk. Vitringa knikte: - En gevaarlijk... met hun gekken
Kaiser en hun grenzeloze honger naar de roem. - Voorzichtig, fluisterde Rudmer
schor. Vitringa haalde de schouders op. - En die wijven zijn al net zo mal... fetisjdienst
van het militair uiterlijk... Al liepen er hier ook misdadigers in uniform, ze zouden
nog in staat zijn, om ‘hoeral’ te schreeuwen en zich op de knieën te werpen... Kijk
hun hondse ogen... En de kerels voelen zich. Waar dat heen moet? besloot hij. Rudmer
dronk zijn bierglas leeg. - Naar oorlog, antwoordde Vitringa zichzelf. Rudmer wierp
het hoofd in de nek, en lachte. - Kom, kom, het is immers allemaal parade, muziek,
vertoon..., oorlog is niet meer mogelijk, alle landen spreken immers van vrede, de
keizer voorop. Oorlog, ja, misschien nog bij de wilden in Afrika...! - Vitringa
antwoordde niet.
Op de vierde dag van hun verblijf was er een bal-champêtre in de hotelfcuin, waar
misschien twintig bomen stonden en hier en daar een heester. Men had er een voorraad
tafeltjes en stoelen naar toe gesleept, lampions aan gespannen touwen gehangen, de
struiken versierd, slingers gespijkerd, en een grote biertent getimmerd. In het midden
was een houten dansvloer gelegd. Des avonds zag men de schamelheid van het
bossage niet meer en het flakkerig licht der illuminatie deed de tuin zelfs van verre
denken aan een intiem en wijdgeboogd prieel temidden van de diepe fluwelen
schaduw. - De kapel had zich voor dit keer zigeunerachtig vermomd; ze troonde op
een balustrade naast de biertent, en het soldateske koper was door strijkinstrumenten
vervangen.
-Toen de Duitsers gingen dansen, vond ook Rudmer, dat hij het wagen kon; hij
stond vastberaden op en neeg zich naar een groot, donker meisje in de nabijheid. Ze
nam hem half laatdunkend, maar niet ongracieus op, en hij walste, met bonzend hart
en op eerbiedige afstand. De arm van het meisje rustte licht op de zijne; hij voelde
de zwelling ervan meedeinen; het gaf hem een gevoel van kracht en zwier, en na zijn
aanvankelijk onzekere leiding sleepten hem de muziek, de avond en de doordringend
zoete lichaamsgeur van zijn danseres bezielend mee; hij kreeg ook de volgende dans.
- Toen hij het meisje bij de ouders had teruggebracht - de vader was dik als een
bierbrouwer en droeg een afschuwelijk helgeruit vest, de moeder hief de face-à-main
aan het oog en knikte vermoeid - lachte Vitringa.
- Je bent een volmaakt ridder, Wiarda; je boerenbloed is blijkbaar toch ook gevoelig
voor eleganter aandrift. - Rudmer grijnsde om het sarcastisch compliment en liet
nieuwe bierpullen aanrukken. Toen hij zich het schuim behoedzaam van de lippen
wiste, begon de nieuwe dans. Hij wilde opstaan, met een vuriggalante blik naar de
rijzige Duitse, maar een der jongere luitenants was hem voor; hij zag de blik van het
meisje tussen hem en den geüniformde verspringen en zich vervolgens listig onder
lange wimpers luifelen... de zedige
triomf van de bewonderde schoonheid. Hij maakt een korte, gelaten hoofdbeweging,
die zij even kort en glimlachend beantwoordde, en wierp de blonde krullen achterover.
Vitringa zweeg, een spottende flakkering in de ogen. Hij danste niet, en Rudmer
ergerde zich over deze kalme verachting.
De walsen wisselden af met galop en polka, en Rudmer en de luitenant volgden
In document
Theun de Vries, Het rad der fortuin · dbnl
(pagina 95-98)