• No results found

Heautontimoroumenos, van buiten op te zeggen. Ook Frans en Dionies studeerden

goed, evenals Cornelia, die een uitstekende opvoeding kreeg, zoals beschreven is in

Johan van Beverwijcks Van de Uytnementheyt des vrouwelicken geslachts. Daarin

zegt Vossius' oudleerling, dat hij het voorbeeld navolgde van zijn leermeester, ‘den

welcken het niet genoegh en is geweest vijf sonen in talen ende in geleertheyt

uytmuntende, de eeuwe op

373 Van veel aan Vossius gerichte brieven is het adres bewaard. Er is één brief met als adres de Hooglandse Kerkgracht: G.R. Doublet aan Vossius, Londen 3 kal. sept. 1621 (30-8-1621) (R 80, fol. 20v). Over het huis van Raphelengius: P.C. Molhuysen, De academiedrukkers, in: Pallas Leidensis MCMXXV, Leiden 1925, p. 312. Zie ook: Vossius aan Jan Vossius, postr. kal. sept. 1630 (2-9-1630) (R 84 F, fol. 8r-v); Vossius aan Jo Maccovius, 15-5-1626 (RK III E 6, fol. 31-32). Over het huis op het Steenschuur: Vossius aan Arn. Buchelius, postr. kal. quint. 1626 (2-7-1626) (RK III E 6, fol. 37-38); Vossius aan Rochus van den Honert, 18-9-1629 (RK III E 6, fol. 189).

te offeren: maer heeft daer-en-boven noch twee dochters in talen, musijck, historyen,

wel ervaren gemaeckt.’

374

Vossius' oudste zoon Jan, de enige uit zijn huwelijk met Elisabeth van den Corput,

was een zorgenkind. Begin 1620 werd hij ingeschreven als student te Leiden, waar

hij aanvankelijk wiskunde en biologie studeerde, maar na een periode van onzekerheid

tenslotte rechten koos. Vossius maakte zich zorgen over het gebrek aan ijver en

doorzettingsvermogen bij deze jongen en hij vroeg zich af, of de schuld niet bij

hemzelf lag. Had hij zijn kinderen wel voldoende aandacht geschonken? In 1628

kon een van Vossius' zonen een beurs krijgen voor een college in Cambridge. Vossius

besloot Jan te sturen, omdat deze van zijn zonen de gezondste en oudste was. Op 8

september verdedigde Jan nog een aantal stellingen De tutela et cura en verwierf

daarmee de graad van baccalaureus in de beide rechten. Eind september was alles

klaar voor de reis. Vossius stuurde enkele Engelse relaties een bezorgde brief om

hun te vragen te letten op zijn zoon en ook zwager Franciscus Junius werd gevraagd

zich te ontfermen over de student. Jan vertrok naar Zeeland, waar hij al spoedig een

schip vond, dat naar Engeland ging, maar dat door tegenwind gedwongen was

halverwege Duinkerken en Calais rechtsomkeer te maken. Na enkele weken wachten

arriveerde Jan tenslotte in Engeland, waar hij in Londen vriendelijk werd ontvangen

door William Laud en waar zijn oom Junius hem introduceerde bij een aantal van

zijn Engelse relaties.

375

Vóór zijn vertrek had Jan een ernstig gesprek met zijn vader

gehad. Er was een plan voor zijn studie uitgestippeld. Jan zou vooral theologie gaan

studeren, maar hij zou daarnaast ook zijn kennis van de klassieke filologie en de

wijsbegeerte vermeerderen. Toen hij in Engeland kwam, waren er echter nogal wat

moeilijkheden. Laud liet Vossius duidelijk merken, dat hij niet zo erg ingenomen

was met de keuze van Jan, omdat het op verschillende colleges in Cambridge geen

gewoonte was gegradueerden van elders aan te nemen. Buckingham was juist

gestorven en het zou niet zo

374 Vossius aan Fr. Junius F.F., 8 kal. nov. 1621 (25-10-1621) (RK III E 5, fol. 145-146). Het citaat van Beverwijck geciteerd in: Baumann, Johan van Beverwijck, p. 39.

375 Crane, Oratio, p. 18-19. Acta Senatus 7-9-1628 en 8-9-1628 (Molhuysen, Bronnen II, p. 138). Vossius aan Richard Steward, 9 kal. oct. 1628 (23-9-1628) (Col I 92; ES 129; R 84 B, fol. 105r-v). Vossius aan G.R. Doublet, 7-9-1628 (RK III E 6, fol. 121). Over de reis en het fellowship: Vossius aan Laud, 4 kal. sept. 1628 (29-8-1628) (Col I 88; ES 125; R 84 B, fol. 101r-102r), 10 kal. oct. 1628 (22-9-1628) (Col I 94; ES 133; R 84 B, fol. 107r-v), prid. Nat. Dom. 1628 (24-12-1628) (Col I 97; ES 136; R 84 B, fol. 127r-128v). Vossius aan Fr. Junius F.F., 10 kal. oct. 1628 (22-9-1628) (Col I 93; ES 130; R 84 B, fol. 99r-100r). Vossius aan Hier. Beale, 10 kal. oct. 1628 (22-9-1628) (Col I 96; ES 132; R 84 B, fol. 108r-v). Vossius aan Richard Steward, 9 kal. oct. 1628 (23-9-1628) (Col I 92; ES 129; R 84 B, fol. 105r-v). Vossius aan Samuel Ward, 9 kal. oct. 1628 (23-9-1628) (Col I 91; ES 128; R 84 B, fol. 104r). Vossius aan Jacob de Witt, 25-9-1628 (R 84 C, fol. 98r). Jan Vossius aan zijn vader, 8-10-1628 (R 84 B, fol. 112r) en Londen 7-11-1628 (R 84 B, fol. 117r-118v). Fr. Junius F.F., prid. kal. mart. 1629 (28-2-1629) (Col II 100; H 7012, fol. 35r).

eenvoudig zijn de zaak op korte termijn rond te krijgen. Laud deed echter wat hij

kon en zo kreeg alles nog tamelijk snel zijn beslag. Voorlopig kon Jan gaan wonen

in Peterhouse, waar Matthew Wren, een bewonderaar van Vossius, master was. De

eerste tijd moest Vossius zelf de onkosten dragen, maar op 25 mei 1629 gaf de koning

bevel, dat het eerst vrijkomende fellowship van Jesus College voor Vossius' zoon

bestemd zou zijn. Ruim een maand later kon de jongeman er zijn intrek nemen.

376

Het was echter moeilijk een geschikte studierichting te vinden. Jan liep colleges in

alle mogelijke vakken en kon maar niet tot een besluit komen. Theologie had weinig

zin, liet hij zijn vader weten, want hij kon de Engelse taal nooit zó meester worden,

dat hij in Engeland een carrière als geestelijke zou kunnen opbouwen. Ook rechten

en medicijnen boden weinig perspectief. Hij zou zich maar toeleggen op de talen en

de filosofie. Het was voor de jongeman niet gemakkelijk in het hem vreemde land.

Telkens weer schreef hij zijn ouders, dat hij geld en boeken nodig had. Een maand

lang was hij ernstig ziek en hij werd voor enige tijd volslagen blind. Kort daarop

woedde in Cambridge de pest en voelde hij zich in het verlaten Cambridge diep

ongelukkig. Zijn vader schreef hem brief op brief, vol vaderlijke vermaningen en

tekenen van bezorgdheid. Vossius deed wat hij kon om zijn zoon te helpen en toen

de pest was uitgewoed, schreef hij hem een hartelijke brief, waarin hij hem voorstelde

maar eens op vakantie te komen in Nederland. Zo kwam de jongeman in het najaar

van 1630 naar Leiden om een vol jaar te kunnen bekomen van de doorstane

moeilijkheden.

377

Frans Vossius werd in augustus 1621 als student ingeschreven op de Leidse

universiteit. Hij ging rechten studeren en zijn studie had een rustig verloop. Op 5

februari 1630 verdedigde hij onder leiding van professor Dedelius een aantal

stellingen, waarop hij tot doctor in de beide rechten promoveerde. Vossius maakte

er een heel feest van, waarbij hij een aantal vrienden en oud-leerlingen inviteerde,

die invloedrijke posities innamen in de gewestelijke staats- en rechtsinstellingen.

Het was nodig

376 Warrant to the Master of Jesus College 25-5-1629 (Nicholas Papers, warrants 1628-1641; British Museum, Eggerton Mss. 2553, fol. 86v-87r). Een onderzoek in het archief van Jesus College, ingesteld door de heer N. Wickenden, maakte duidelijk, dat Jan Vossius op 29-6-1629 werd gekozen en op 9-7-1629 in het college werd toegelaten. Vossius aan Richard Steward, 9 kal. oct. 1628 (23-9-1628) (Col I 92; ES 129; R 84 B, fol. 105r-v). Vossius aan G.R. Doublet, 20-12-1628 (RK III E 6, fol. 155-156) en 21-2-1629 (RK III E 6, fol. 167). Vossius aan Laud, 20-6-1629 (Col I 103; ES 138; R 84 B, fol. 150r-151r). Jan Vossius aan Vossius, Cambridge 18-12-1628 s.v. (28-12-1628) (R 84 B, fol. 123r-124v), 14-2-1629 (R 84 B, fol. 135r-v), 10-4-1629 (R 84 B, fol. 142r-v), 30-5-1629 (R 84 B, fol. 148r). Laud aan Vossius, 10-5-1629 (Col II 103; ES 137; R 84 B, fol. 146r).

377 Vossius schreef tussen 24-12-1628 en 30-10-1630 in totaal 12 brieven aan zijn won: 5 in R 84 B, 5 in R 83 en 2 in R 84 F, waarvan er 5 gepubliceerd zijn in Col I en ES. Van Jan Vossius zijn 23 brieven bewaard, geschreven tussen 8-10-1628 en 16-10-1630: 11 in R 83 en 12 in R 84 B. Ook in de brieven, gewisseld tussen Vossius en Franciscus Junius en zijn Engelse vrienden komt Jan Vossius meermalen ter sprake.

zulke mensen erbij te betrekken, want Frans wilde advocaat worden en het was niet