• No results found

5 Ramingen uitstoot

5.6 HDO en bouw

Inleiding

De sectoren Handel, Diensten en Overheid (HDO) omvatten ook de emissies van de water- zuivering en de drinkwater- en afvalbedrijven. De afvalverbrandingsinstallaties vallen hier niet onder. Deze worden bij de energiesector gerekend.

Het vermoeden bestaat dat de afbakening tussen RWZI’s en de drinkwater- en afvalbedrijven niet gelijk is in de Emissieregistratie en in de energiemodellen die gebruikt worden voor de NEV. In de NEV 2015 was het niet mogelijk om dit verschil nader uit te zoeken waarmee het verschil dus doorwerkt in de resultaten. Bij de berekening van de NOx-emissies met het NOx-

rekenmodel van ECN wordt enkel de emissies van biogasmotoren toegerekend aan de RWZI’s. Emissies van andere types installaties worden aan de drinkwater- en afvalbedrijven toegekend. De gezamenlijke emissies stemmen wel overeen met de ER.

Binnen de HDO is de energie-inzet in een aantal WKK’s uit de sector HDO gehaald en toege- kend aan de joint ventures (JV) die deel uitmaken van de sector energieopwekking. Aange- zien deze WKK’s voornamelijk uit gasmotoren bestaan, die een hoge emissiefactor hebben, gaat het om een emissie van circa 1 tot 2 kiloton.

Emissieraming 2013-2020-2030

HDO

De NOx-uitstoot door HDO daalt volgens de in de NEV 2015 gepubliceerde cijfers fors tussen

2013 en 2030, van 10,1 kiloton in 2013 naar 4,2 kiloton in 2020 en 3,8 kiloton in 2030 (ta- bel 5.3). Deze cijfers laten als zodanig een forse daling met 6,3 kiloton zien, dat wil zeggen 62 procent tussen 2013 en 2030.

De in de tabellen 5.1 en 5.2 gerapporteerde emissies voor 2013 en 2010/2030 voor HDO geven een overschatting van de werkelijk verwachte relatieve emissiereductie bij de HDO- sector tot 2030. Deze overschatting komt doordat in deze tabellen de resultaten van de Emissieregistratie voor 2013 zijn samengebracht met de geraamde emissies voor 2020 en 2030 volgens het NOx-rekenmodel van ECN. Zo berekent het ECN-model voor 2013 een uit-

stoot van 5,8 kiloton terwijl de Emissieregistratie (ER) een emissie registreert voor 2013 van 10,1 kiloton, dat wil zeggen een 43 procent lagere uitstoot dan volgens de ER. Dit verschil komt terug in de tabellen 5.1. en 5.2 omdat hier voor historische jaren wordt uitgaan van de door de ER geregistreerde emissies terwijl voor de zichtjaren (zonder correctie) de resultaten van het NOx-rekenmodel zijn overgenomen. Deze discrepantie in resultaten is tussen de

Emissieregistratie en de ECN-emissieberekening voor de HDO-sector verdient nader onder- zoek. Gegeven de beschikbare doorlooptijd was dit niet mogelijk in de NEV 2015. Een deel van dit verschil (1 tot 2 kiloton) wordt waarschijnlijk verklaard doordat in het ECN-

rekenmodel dat gebruikt is voor de ramingen een aantal WKK’s uit de HDO-sector is toege- kend aan de joint ventures (JV) die deel uitmaken van de sector energieopwekking

Als we alleen de cijfers volgens het NOx-rekenmodel gebruiken (voor het historische jaar

2013 en voor zichtjaren) dan daalt de NOx-uitstoot door HDO van 5.8 kiloton in 2013 naar

3.8 kiloton in 2030, een afname met 2 kiloton ofwel 34 procent. Volgens het ECN-

modelinstrumentarium neemt bij de HDO-sector het energieverbruik af van 143 PJ in 2013 naar 104 PJ in 2030. De emissies volgen deze ontwikkeling in energieverbruik in combinatie met de implementatie van het activiteitenbesluit. Daarnaast draagt ook de geraamde dalen- de inzet van biomassa (met relatief hoge emissiefactoren vergeleken bij gasverbruik) in de HDO-sector bij aan de daling in NOx-emissies. De inzet van biomassa bij HDO daalt tussen

De emissies bij voorgenomen beleid liggen zo’n 8 procent lager dan die bij vastgesteld be- leid. Dit wordt verklaard doordat er in de variant met voorgenomen beleid minder brandstof (fossiel en biomassa) wordt verbruikt in de HDO-sector, het verschil bedraagt 12 PJ. Daaren- tegen neemt de inzet van elektriciteit en duurzame warmte (uit andere bronnen dan biomas- sa) in de HDO-sector wel toe, het verschil is 9 PJ in 2030 tussen de V- en de VV-variant.

RWZI en drinkwater- en afvalbedrijven

Deze sector omvat niet de afvalverbrandingsinstallaties maar andere afvalverwerkingsactivi- teiten en RWZI’s. Bij de RWZI’s zijn vooral de biogasmotoren met een hoge emissiefactor verantwoordelijk voor de emissies. Voor de drinkwater- en afvalbedrijven zijn het voorname- lijk ketels (met een relatief lage emissiefactor) die emissies veroorzaken. De emissies nemen af van 1.4 kiloton in 2013 naar 0.7 kiloton in 2030 (tabel 5.3).

Bouw

Deze sector omvat het energieverbruik voor gebouw- en werkplaatsverwarming. Het ener- gieverbruik daarvan neemt licht toe, van 13.2 PJ in 2013 tot 14.1 PJ in 2030. Ondanks deze toename in energiegebruik nemen de NOx-emissies af doordat de ketels gemiddeld schoner

worden (dalende emissiefactoren voor de ketels), van 0.7 kiloton in 2013 naar 0.4 kiloton in 2020 waarna de emissies tot 2030 constant blijven (tabel 5.3). De emissies van de mobiele werktuigen gebruikt in de bouw worden bij verkeer en vervoer gerekend.

5.7 Consumenten

Emissieraming 2013-2020-2030

De NOx-uitstoot door consumenten daalt van 10.1 kiloton in 2013 naar 7.7 kiloton in 2020 en

6.9 kiloton in 2030 (tabel 5.3). Tussen 2013 en 2030 is dit een daling met 32 procent.

Het fossiele en biomassa energieverbruik neemt af, van 341 PJ in 2013 naar 297 PJ in 2030 ofwel een afname met 13 procent. De inzet van biomassa bij huishoudens blijft nagenoeg constant volgens de raming: 17.6 PJ in 2013 en 18.1 PJ in 2030. Het meeste energiever- bruik zit bij ketels en kachels. De geaggregeerde emissiefactor voor de sector consumenten (verbruik biomassa en fossiele brandstof gedeeld door de NOx-uitstoot) daalt van 30 naar 23

g/GJ ofwel een daling met 23 procent.

De daling in emissies tussen 2013 en 2020 wordt veroorzaakt door een combinatie van ele- menten: het verdwijnen van gaskachels (-0.3 kton) en VR-ketels (-1.0 kton) en een daling van de emissiefactor voor HR-ketels (-1.1 kton). Naar 2030 dalen de emissies uit VR-ketels nog verder (-0.2 kton) evenals de emissiefactor voor HR-ketels (-0.5 kton). De emissies uit houtkachels blijft ongeveer constant op 2.2 kton. De NOx-uitstoot door consumenten wordt

in 2030 voor circa 32% verklaard door houtstook.

De emissies bij voorgenomen beleid liggen iets lager door een lager gasverbruik en een iets hogere inzet van duurzame energie.

Figuur 5.2 NOx-emissieverkeer en vervoer bij vastgesteld beleid (V-variant) met

Fuel Sold voor wegverkeer, 2000-2030