• No results found

handhaving weer opgestart

3.3 Handhaving fase 3

3.3.1 Prioritering handhaving fase 3

Meer dan de helft van de ondervraagde gemeenten (56 procent) geeft aan dat zij in fase 3 heeft gehandhaafd bij

kinderopvang-voorzieningen. Aan deze gemeenten is gevraagd in hoeverre de handhaving volgens de gebruikelijke standaarden en procedures is uitgevoerd (zie figuur 3.3a):

• 32 procent heeft de handhaving in fase 3, ondanks de coronamaatregelen, volgens de gebruikelijke standaarden en procedures uitgevoerd;

• 23 procent heeft prioriteiten en/of keuzes gemaakt in de uitvoering van de handhavingswerkzaamheden;

• bij 1 procent is dit onbekend.

Veel gemeenten (83 procent) die prioriteiten en/of keuzes hebben gemaakt in de handhaving hebben daarbij de denklijn3 gebruikt.

Tabel 3.3a geeft een overzicht van prioriteiten die gemeenten hebben gesteld in de handhaving in fase 3. Meer dan de helft (65 procent) van de gemeenten heeft voorrang gegeven aan voorzieningen met lopende handhavingstrajecten en handhavingstrajecten waarbij een nader onderzoek van de GGD noodzakelijk was (53 procent). Ook is vaak prioriteit gegeven aan handhavingstrajecten met ernstige en/of veel tekortkomingen (49 procent).

3 GGD GHOR Nederland, VNG Naleving & IvhO (2020). Denklijn toezicht en handhaving tijdens corona - fase 3.

41

Figuur 3.3a Percentage gemeenten dat heeft gehandhaafd in fase 3 en prioriteiten en/of keuzes heeft gemaakt in handhavingswerkzaamheden

Wel handhaving in fase 3 Geen handhaving in fase 3 Onbekend handhaving in fase 3

Onbekend prioriteiten en/of keuzes gemaakt Geen prioriteiten en/of keuzes gemaakt Wel prioriteiten en/of keuzes gemaakt 37% 56%

7% 23%

32%

1%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2021

Tabel 3.3a Percentage gemeenten en gestelde prioriteiten in de uitvoering van de handhaving van 8 juni tot en met 15 december 2020, fase 3

Prioriteiten in de handhaving fase 3 % 1 Voorzieningen met lopende handhavingstrajecten. 65%

2 Handhavingstrajecten waarbij een nader onderzoek van de

GGD noodzakelijk was. 53%

3 Handhavingstrajecten met ernstige en/of veel tekortkomingen. 49%

4 Handhavingstrajecten met hersteltermijnen die op korte

termijn verlopen. 33%

5 Handhavingstrajecten met recidive, nalatigheid en/of

onwelwillendheid van de houder. 23%

6 Handhavingstrajecten waarbij een locatiebezoek noodzakelijk was. 16%

7 Handhavingstraject waarbij enkel een bureauonderzoek

voldeed. 7%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2021

Naast eerdergenoemde prioriteiten hebben gemeenten ook keuzes gemaakt binnen de handhaving (zie tabel 3.3b). Meer dan de helft (51 procent) van de gemeenten heeft houders meer tijd gegeven voor het herstel van tekortkomingen en 21 procent van de gemeenten heeft vaker beredeneerd niet-handhaven ingezet. Het opschorten en/of verlengen van betalingsverplichtingen kwam in fase 3 nauwelijks voor onder gemeenten (2 procent).

Bij een meerderheid (79 procent) van de gemeenten was in fase 3 geen noodzaak tot verdere aanscherping of versoepeling van eerdere gestelde prioriteiten en/of keuzes. Bij een kleine groep (12 procent) was er wel sprake van verdere aanscherping of versoepeling van eerder gestelde prioriteiten in deze periode. Bij de rest van de gemeenten (9 procent) is het onduidelijk of de prioriteiten en/of keuzes gaandeweg fase 3 zijn veranderd.

42

Tabel 3.3b Percentage gemeenten en gemaakte keuzes in de uitvoering van de handhaving van 8 juni tot en met 15 december 2020 (fase 3)

Keuzes in de handhaving fase 3 %

1 Houders meer tijd gegeven voor herstel van tekortkomingen. 51%

2 Meer inzet beredeneerd niet-handhaven. 21%

3 Houders meer tijd gegeven voor een zienswijze. 16%

4 Meer inzet van lichtere handhavingsinstrumenten. 14%

5 Betalingsverplichtingen opgeschort en/of verlengd. 2%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2021

Bijna twee derde (65 procent) van de gemeenten die prioriteiten heeft gesteld en/of keuzes heeft gemaakt in de handhaving, ervaart dat dit gevolgen heeft gehad voor de handhaving in 2020. Gemeenten geven vooral aan dat er minder handhavingstrajecten zijn dan gebruikelijk.

Ook langere handhavingstrajecten worden vaak genoemd; dit komt door het verlengen van hersteltermijnen en de tijd die houders kregen voor het aanleveren van zienswijzen. Ruim een derde (35 procent) van de gemeenten ervaart dat de gestelde prioriteiten en/of gemaakte keuzes geen gevolgen hebben gehad voor de uitgevoerde handhaving.

Tevredenheid handhaving fase 3

Het merendeel (88 procent) van de gemeenten is zeer tevreden over de uitvoering van de (geprioriteerde) handhaving in fase 3. Dit is ook zichtbaar in een aantal stellingen die we gemeenten hebben voorgelegd (zie tabel 3.3c). Veel gemeenten (90 procent) geven aan dat er in fase 3 voldoende capaciteit was voor de handhaving en dat de handhaving tijdig is opgepakt. Ook konden de meeste (83 procent) gemeenten voldoende een beroep doen op de GGD voor het uitvoeren van nadere onderzoeken.

De tevredenheid over de handhaving in fase 3 tussen gemeenten die wel of niet hebben geprioriteerd in handhavingswerkzaamheden is nagenoeg gelijk. Ook zien we geen noemenswaardige verschillen

tussen deze twee groepen in de respons op de voorgelegde stellingen over de handhaving in fase 3.

Tabel 3.3c Oordeel van gemeenten over de (geprioriteerde) handhaving in fase 3 (Zeer) eens Niet eens,

niet oneens (Zeer) oneens Weet ik niet Mijn gemeente had voldoende

capaciteit om de (geprioriteerde)

handhaving uit te voeren. 90% 7% 2% 1%

Mijn gemeente kon voldoende een beroep doen op de GGD voor uitvoeren

van nadere onderzoeken. 83% 11% 5% 1%

Mijn gemeente heeft de (geprioriteerde)

handhaving tijdig kunnen uitvoeren. 90% 7% 2% 1%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2021

Tot slot hebben we gemeenten gevraagd waar ze het meest tevreden over zijn als het gaat om de uitvoering van de (geprioriteerde) handhaving in fase 3. Gemeenten zijn het meest positief over de samenwerking met de GGD’en. Er wordt vaak gesproken over het goede contact met de toezichthouders, duidelijke afspraken die met elkaar zijn gemaakt, heldere communicatie, tijdige afstemming en korte lijnen. Verder geven gemeenten vaak aan dat ze tevreden zijn dat de handhaving adequaat is opgepakt ondanks de corona-maatregelen. De handhavingswerkzaamheden hebben

plaatsgevonden, al dan niet geprioriteerd. Een ander punt dat met enige regelmaat wordt genoemd is het goede contact met de houders van kinderopvangvoorzieningen. Door de bijzondere omstandigheden hebben sommige gemeenten zich coulant opgesteld richting houders van kinderopvangvoorzieningen. Er is in sommige gevallen meer tijd gegeven binnen een handhavingstraject of er zijn tijdelijk geen boetes opgelegd.

43

“De relatie met de kinderopvangorganisaties in onze gemeente is zeer goed.

Hierdoor is er begrip voor elkaars situatie. In sommige gevallen is de houder meer tijd gegund in het (lopende) handhavingstraject, maar waar echt nodig is handhavend opgetreden.” (gemeente)

“De samenwerking en het overleg met de toezichthouders. Hierdoor zijn de verwachtingen en mogelijkheden aan beide kanten helder.” (gemeente)

“De meest noodzakelijke onderzoeken konden worden uitgevoerd door de GGD, waardoor handhaving kon worden ingezet waar nodig.” (gemeente)

“Het goede contact met de toezichthouders van de GGD, daarover zijn we positief. Er was continu afstemming over prioritering.” (gemeente)

“Dat we alle adviezen hebben kunnen opvolgen en handhavingstrajecten volgens de normale route hebben kunnen afdoen vonden we goed gaan.”

(gemeente)

“Ondanks achterstanden is de handhaving toch opgepakt.” (gemeente)

“We hebben maatwerk geleverd. Daarnaast hebben we wekelijks overleg gehad met de grootste aanbieders om te kijken waar de opvang de week ervoor tegenaan liep.” (gemeente)

Deel II

Beeld van de sector kinderopvang