• No results found

Versie 1.0 d.d. 10 april 2017 Proactief controleren = vakmanschap Inleiding

Een burger die de politie vertrouwt, is eerder geneigd verdachte situaties te melden en met de politie samen te werken. Dat heeft als gevolg dat de politie beter haar werk kan doen. Dat vertrouwen wint de politie door zowel resultaten te behalen als de wijze waarop ze dat doet. In het bureau en op straat. Dit handelingskader richt zich op één specifiek onderdeel van het politiewerk: de proactieve controle.

Gecontroleerd worden heeft impact op burgers. Daarom is het belangrijk dat een proactieve controle professioneel wordt uitgevoerd. Dit kan soms lastig zijn, omdat het altijd gaat om inschattingen en onderbouwde keuzes. Proactief controleren is onderdeel van ons vakmanschap. Dit uit zich in een juiste selectie en correcte bejegening. Hiermee wordt de effectiviteit van proactieve controles versterkt. Dit handelingskader kan daarbij helpen. Het behandelt vier principes die de basis vormen van een goede proactieve controle. Dit zijn:

1. Selecteren

We selecteren op basis van waarneembaar afwijkend gedrag, op feiten en omstandigheden en/of specifiek daderprofiel. Dit vergroot de pakkans en voorkomt onnodige controles.

De politie mag iedere weggebruiker ingevolge de Wegenverkeerswet doen stil houden en vragen naar het rij- en kentekenbewijs, zelfs als de intentie is gericht op de opsporing van strafbare feiten uit een andere wet. Het belangrijkste principe bij het selecteren komt voort uit artikel 1 van de Grondwet: Allen in Nederland worden

in gelijke gevallen gelijk behandeld

en de uitspraak van de Hoge Raad:

Selecteren uitsluitend of in overwegende mate gebaseerd op etnische of religieuze kenmerken is onrechtmatig.

De politie mag in de context van een proactieve controle alleen onderscheid maken als daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Deze

objectieve rechtvaardiging haal je uit

waarneembaar gedrag, uit feiten en omstandigheden en/of een specifiek daderprofiel.

Een proactieve controle start met een waarneming van afwijkend gedrag, al dan niet gecombineerd met een specifiek daderprofiel. Dat gedrag, en/of het profiel, kan je intuïtie aanspreken. Dat wat je waarneemt, kan je soms relateren aan eerder ervaringen en je alert maken. Dat is ons vakmanschap.

Maar je vakmanschap is ook om deze waarneming en je intuïtie op een neutrale manier te onderzoeken. Stel je oordeel nog even uit en onderzoek de feiten en omstandig heden in deze situatie. Dit doe je met je ervaring en vakkennis, zo voorkom je tunnelvisie. Dat wat opvalt, kun je daarna beoordelen en verklaren zodat je deze situatie op een goede manier kan afhandelen.

Een situatie wordt verdacht als er indicatoren zijn die wijzen op strafbaar handelen. Dat kunnen gedragingen zijn die passen in een modus operandi (MO) of het aanwezig zijn op specifieke plaatsen en tijden waar veel criminaliteit of overlast plaatsvindt. Je zult dus altijd op zoek moeten naar feiten en omstandigheden. Die heb je ook nodig voor het proces-verbaal.

Als er voldoende aanleiding is, kun je een burger proactief controleren.

2. Uitleggen

Wij leggen altijd ongevraagd de reden van de controle uit. Wij zijn transparant waarom wij iemand controleren. Een goede uitleg vermindert de impact van een controle op de burger en vergroot de kans op begrip en medewerking.

De politie heeft de taak en bevoegdheid om mensen te controleren. Ongeacht de aanleiding van een controle heeft dit impact op degene die gecontroleerd wordt. Juist daarom is het belangrijk om de aanleiding en de reden van de controle duidelijk toe te lichten. Een transparante uitleg zorgt voor meer begrip en medewerking.

1 Selecteren

2 Uitleggen

3 Bejegenen

Een goede uitleg valt of staat allereerst bij een onderbouwde selectie voorafgaand aan de controle. Een proactieve controle op basis van een te algemeen daderprofiel, zonder waarneembaar afwijkend gedrag, valt moeilijk uit te leggen. De kans bestaat dat betreffende persoon daar weinig begrip voor kan opbrengen en er een negatieve discussie ontstaat. Vooral als hij of zij vaker zonder duidelijke reden is gecontroleerd. Iemand die het gevoel heeft etnisch te zijn geprofileerd zal dit gevoel alleen maar bevestigd zien als de reden van de controle onvoldoende wordt uitgelegd. Een goede en specifieke uitleg kan dat gevoel wegnemen. Het komt voor dat burgers, ondanks een goede uitleg, vinden dat zij etnisch geprofileerd zijn en een provocerende houding aannemen. Blijf dan professioneel en ga daar niet op in. Indien een burger het niet eens is met de controle, kun je hem wijzen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen.

3. Bejegenen

Onze bejegening is respectvol en correct. We stellen open vragen. Dit leidt tot meer informatie, medewerking en acceptatie.

Ondanks een correcte selectie en specifieke uitleg, kunnen burgers nog steeds het gevoel hebben dat hen onrecht wordt aangedaan. Dat gevoel kun je niet altijd wegnemen, hoe goed je je best ook doet.

Het enige dat je kunt doen, is ervoor te zorgen dat de controle professioneel verloopt. Tijdens een proactieve controle zorg je er voor dat je de burger op een goede manier bejegent, ben je integer en respectvol. Dit vergroot de kans om een goed contactmoment met een burger te hebben. Hieronder staan een aantal suggesties die hieraan kunnen bijdragen:

o Wees je bewust dat de eerste indruk de rest van het gesprek bepaalt.

o Pas je communicatie aan op degene die je controleert. o Zorg voor een open houding, kom

uit de auto, begroet de persoon en straal rust uit.

o Oordeel niet te snel, wees neutraal in je taal.

o Geef aan dat je op je diensttelefoon relevante informatiebronnen raadpleegt.

o Stel open vragen, wees je bewust van aannames en eigen (voor)oordelen. We hebben ze allemaal, maar alleen door ze te onderkennen kun je neutraliteit behouden.

o Blijf professioneel en laat je niet provoceren.

Ervaringen met de dynamische controle tonen aan dat een dergelijke houding veel oplevert. Niet alleen qua bereidheid om aan een controle mee te werken, maar ook qua informatie over de persoon of het milieu waarin hij/zij verkeert. Die informatie kan ook interessant zijn voor recherche- en inlichtingendiensten.

4. Reflecteren

Collega’s reflecteren met elkaar over het handelen op straat, omdat wij zelf en als team ons vakmanschap willen vergroten.

Een proactieve controle goed uitvoeren is geen zwart-wit kwestie. Het brengt vooraf, tijdens en achteraf soms vragen met zich mee. Wat ging goed? Wat kan beter? Heb je de wet- en regelgeving goed toegepast? Vaak doe je het goed, maar het is logisch dat er ook fouten worden gemaakt. Het is aan jou en je collega’s om daar van te leren en de nieuwe inzichten mee te nemen in toekomstig handelen. Zo word je beter in je vak.

De vraag is ook: wat doe je als je collega’s fouten ziet maken? Goed controleren doe je niet alleen, maar als team. Je helpt elkaar om je vak beter uit te oefenen en elkaars vakmanschap te versterken. Door het geven van gevraagde en ongevraagde feedback helpen collega’s elkaar. Reflecteren op je eigen handelen en op dat van je collega hoort bij het versterken van ons vakmanschap.

Samenvatting

Professioneel controleren gaat uit van vier principes:

1. een objectieve selectie, 2. uitleggen waarom je controleert, 3. een correcte bejegening en 4. reflecteren.

Handelt de politie volgens deze vier principes, dan:

o Is de impact van een controle op burgers kleiner en zijn er minder negatieve discussies.

o Begrijpen burgers beter waarom zij worden gecontroleerd en hebben zij meer begrip voor de politie. o Worden er minder burgers onnodig

gecontroleerd.

o Leveren controles meer relevante informatie op.

Het je eigen maken van deze principes vergt oefening. Door ze te gebruiken, vergroten we ons vakmanschap en zijn wij een politie die vertrouwen wekt door de wijze waarop wij resultaten behalen. Heb je vragen?

Twijfel je over een bepaalde situatie? Heb je ondersteuning nodig? Heb je een boeiende casus of een goede suggestie? Bespreek dit met een collega, met je leidinggevenden of met de portefeuillehouder Kracht van het Verschil van jouw eenheid.

Appendix B

Participant

Gender

Age

Years of

service

Station

Extra

Participant A Female 35 16 Suburbs Police officer

and team chef

Participant B Female 60 40 Suburbs Police officer

and detective

Participant C Male 55 23 Suburbs Police officer

Participant D Male 29 10 City centre Police officer,

also took me on a ride-along

Participant t E Male 28 2 City centre Police officer

Participant F Male 36 9 City centre Dutch Turkish

Police officer, bachelor in communication

Participant G Female 29 4 Suburbs Police officer

Participant H Male 54 30 City centre Police officer

and team chef, also took me on a ride-along

Participant I Male 32 7 City Centre [Dutch]

Moroccan Police officer

Participant J Female 35 12 Suburbs Police officer,

used to work as an electrician

Participant K Male 30 5 City centre Police officer

Participant L Male 51 13 Suburbs Police officer

also took me on a ride-along.

Participant N Male 55 4 Suburbs Police officer

and detective; used to work in the stock exchange

Participant O Male 40 16 City centre Police officer

Participant P Male 28 3 City centre Police officer