• No results found

Een haai trok af en toe de aandacht. Walvissen lieten zich niet zien

In document Hugo Pos, Het doosje van Toeti · dbnl (pagina 82-85)

Land. Voor de meeste passagiers betekende het de benen strekken, een tocht over

het eiland maken, Madeira-wijn proeven, drinken en inslaan en het uitzoeken van

met de hand geborduurde kleedjes en beddespreien. Nu kwamen de vragen los. Met

wat voor geld moet je betalen, verstaan ze Engels op het eiland, moet je erg afdingen,

moet je een gids nemen, wat is er te zien? De dokter heeft op al die vragen met kennis

van zaken antwoord gegeven. Hij mocht dan wel de machinekamer niet eerder bezocht

hebben, Madeira kende hij op zijn duimpje. Hij stond bij de loopplank, toen ik het

schip verliet om onder de hoede van mevrouw Vervuurt wat te gaan passagieren.

Omdat hij heus wel wist dat Madeira het, wat de misdaad betreft, niet haalde bij

Singapore of Hongkong, onthield hij zich van het geven van wijze raad. ‘Veel plezier.’

Het is het laatste wat ik van de dokter gezien en gehoord heb.

Toen wij 's middags laat, vermoeid en verhit, weer aan boord kwamen was er nog

niets aan de hand. De meeste passagiers bleven aan land om zich in de Portugese

restaurants aan verse vis en wijn te goed te doen. Er waren die avond maar weinig

mensen aan tafel. 's Nachts om twee uur is de boot weer vertrokken. Adieu, Madeira.

Bij het ontbijt, dat van acht tot tien uur werd opgediend, waren de scheepsofficieren

nooit in de eetsalon aanwezig. Eerst bij het middagmaal voegden zij zich bij de

passagiers. Dit keer ontbrak de dokter aan tafel. De tafelsteward ging naar zijn hut

om te kijken waar hij bleef. Verdiept in een boek of in slaap gevallen, dachten we.

De steward kwam terug en liep naar de hofmeester. De hofmeester op zijn beurt liep

naar de

tein, die aan het hoofd van zijn tafel zat, en fluisterde hem iets in het oor. De kapitein

zei hardop dat ze hem op de brug nodig hadden en verliet de salon. We aten rustig

door, zonder de dokter. ‘Misschien voelt hij zich niet lekker,’ opperde mevrouw

Vervuurt, die als doktersvrouw verondersteld werd meer dan een ander van zulke

dingen af te weten. Last van zijn maag, was haar diagnose, alsof ze haarfijn wist wat

de dokter gisteren op het eiland allemaal naar binnen had geslagen. Het viel ons op

dat het schip plotseling een draaiende beweging maakte. Wat doet het schip raar,

was mijn eerste gedachte toen het draaien aanhield. De passagiers verlieten de salon

en gingen naar het dek om erachter te komen wat dat betekende. Als een lopend

vuurtje begon het nieuws zich te verspreiden dat de dokter vermist werd. De kapitein

stond op de brug en de leden van de bemanning lieten niets los, maar het was duidelijk,

dat het schip zocht naar zijn dokter.

Op zee naar iemand zoeken is onbegonnen werk. Ook nu het oppervlak van de

zee volkomen glad was, de lucht helder en je mijlenver kon zien. Er viel geen spoor

van de dokter te bekennen. Het ronddraaien van het schip hield niet lang aan. Een

kind kon begrijpen dat je op die manier de dokter niet zou kunnen vinden. De

hofmeester maakte de passagiers bekend dat de kapitein hen in de rooksalon

verwachtte. Toen we daar met z'n allen bijeen waren, sprak de kapitein ons kort toe.

Hij deelde mee, wat we al lang wisten, dat de dokter vermist werd. We moesten de

hoop niet opgeven, zei hij, misschien is hij wel op Madeira achtergebleven. De

marconist had al telegrafisch contact gemaakt met de autoriteiten van het eiland. Die

waren van zijn vermissing nog niet op de hoogte, maar hadden toegezegd

een speuractie te zullen ondernemen. Er was dus nog geen reden tot grote

ongerustheid. Het was natuurlijk een gebeurtenis die zelden voorkwam, dat een

scheepsofficier in een haven achterbleef en zijn boot miste, maar, nou ja,

uitzonderingen bevestigen de regel. Mocht iemand medische hulp nodig hebben, dan

kon hij terecht bij de tweede stuurman, die volgens hem een halve dokter was.

Het werd me al heel gauw duidelijk, dat behalve de paar passagiers aan onze tafel,

eigenlijk niemand de dokter kende. Na de eerste schrik verflauwde de belangstelling

voor zijn verdwijnen al snel. Niemand schonk geloof aan de voorstelling van zaken,

die de kapitein had gegeven. Hij is overboord gesprongen, was de algemene opinie.

Zo'n stille man. Stille waters hebben diepe gronden. Het feit dat hij niet getrouwd

was en geen kinderen had, werd nu beschouwd als het bewijs dat hij een vreemde

man was. Ook het beroep van scheepsarts werd te licht bevonden. Zo iets doe je een

tijdje om wat van de wereld te zien, maar als beroep stelt het niet veel voor, vond

mevrouw Vervuurt. Af en toe een gebroken pols, een stoker met een brandwond en

een matroos met een geslachtsziekte. Haar man had een keer als scheepsarts op een

schip gevaren dat Javaanse immigranten naar Suriname had gebracht, maar dat was

één keer en nooit weer.

Meneer Treurniet, een accountant, die tot groot ongenoegen van mevrouw Vervuurt

met zijn vrouw aan de kapiteinstafel zat, vond de dokter een zacht ei. ‘Ik durf te

wedden dat hij nooit met een vrouw echt naar bed is geweest.’ Ik was al oud genoeg

om te begrijpen waar hij het over had. Nieuw voor mij was het onderscheid tussen

echt en niet echt. Jammer dat Mattes niet aan boord was, want in die dingen was hij

verder dan ik.

De hutjongen was de enige, die mij op de hoogte hield van wat er allemaal in verband

In document Hugo Pos, Het doosje van Toeti · dbnl (pagina 82-85)