• No results found

Daarom volgt het ná de val van deze steden der heidenen dat "het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven de drinkbeker van de wijn des toorns zijner gramschap." Het grote Babylon, wat is dat? Wel, ik houd het er voor, dat het de moeder, de grote hoer zelf is. Want hoewel wij soms onder de grote hoer, of het grote Babylon, de kerk van de Antichrist in ‘t algemeen kunnen verstaan, zo wordt er toch eigenlijk mede bedoeld, de moeder der dochters, over wier val wij tevoren gesproken hebben. Wij zijn dan nu genaderd tot aan de deur van de oude moeder; tot aan de deur van de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. Deze dan, waarvan wordt gezegd, dat zij is gedacht geworden voor God, deze is het, die het aan zijn gaf aan de vroeger omvergeworpen steden. Zij is de meesteres, de koningin, de moederkerk, zoals zij zich zelf noemt.

En dit is de wijsheid Gods aangaande haar, dat zij niet de eerste zijn zou die sterven moest; maar dat zij leven zou, om de verdelging harer dochters te zien, en om weg te kwijnen onder het gezicht en het gevoel daarvan, tot ten laatste ook over haar het oordeel komen zou. Faraö en zijn oversten leefden om de verwoesting te aanschouwen van het grootste deel van Egypte voor het oordeel over hem zelven kwam, maar ten laatste kwam het ook binnen hun huizen.

Zedekia leefde om te zien, dat zijn kinderen voor zijn aangezicht geslacht werden, voor het oordeel hem persoonlijk trof. Jer. 52:8-11.

Ook Babylon, toen God de drinkbeker van de wijn des toorns tot haar zond moest eerst de volken vóór haar zien drinken: "Neem deze beker des wijns der grimmigheid van Mijne hand (zegt de Heere tot de profeet), en geef dien te drinken al de volken tot welke Ik u zende, dat zij drinken, en beven, en dol worden, vanwege het zwaard, dat Ik onder hen zal zenden." Jer. 25:15,16.

Namelijk, alle koninkrijken der aarde, die op de aardbodem zijn. "En de koning van Sesach zal na hen drinken." vers 26. Maar wie was Sesach? Zullen sommige vragen. Ik antwoord, het was Babylon, de vorstin der aarde, en te dier tijde het hoofd van al die volken. Dan. 4:22, (gelijk deze koningin nu de moeder der hoererijen is). Daarom zegt dezelfde profeet, wanneer hij over de verwoesting van Sesach spreekt: "Hoe is Sesach zo veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen!" Jer.

51:41.

Nu, indien dit de wijze was, waarop de Heere met Zijn vijanden handelde in de dagen van ouds, waarom mogen wij dan niet veronderstellen, dat Hij nu op dezelfde wijze zal handelen met Zijn grote vijand; inzonderheid, daar die vroeger genoemde oordelen over diegenen gebracht waren, welke in sommige opzichten, zinnebeelden waren van de grote hoer. Bovendien lezen wij hier duidelijk, dat wanneer de steden der heidenen gevallen waren, dat dan "het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven de drinkbeker van de wijn des toorns Zijner gramschap."

Uit al hetgeen ik besluit, dat de moeder, de koningin der koningen leven zal om te zien, dat haar dochteren voor haar aangezicht omgebracht worden; waarna zij zelf aan de beurt zal komen, want zij moet zeker de drinkbeker drinken.

Deze verwoesting moet daarom het laatst geschieden, om de hierboven aangetoonde redenen, en ook, omdat zij het meest de bodem der beker verdient.

Op de bodem ligt de droesem, het bitterste deel, en de grootste hitte van Gods gramschap en toorn. Ps. 75:9. Ofschoon u leest dat er in de eerste aardbeving een grote slachting is aangericht, en dat het tiende deel der stad viel, zo bevindt u ook dat enigen aan dat oordeel ontkwamen: "en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben de God des hemels heerlijkheid gegeven." Openb. 11:13.

Maar nu, deze grote aardbeving, waardoor de steden der heidenen vallen, en tengevolge waarvan het grote Babylon "is gedacht geworden voor God," deze aardbeving spaart niet één der dochters van deze hoer, noch enig man die haar liefhad; maar is zo vergezeld van "een grote hagel," en deze hagel werkte in zulk enen toorn, dat niet één door berouw ontkomt. Elke hagel woog een talent pond zwaar, hetwelk een verbazend gewicht is voor een hagelsteen. Hierdoor toonde God dus, dat Zijn toorn op het hoogst gekomen was.

Ik weet niets beter, waarmee men deze hagelstenen vergelijken kan, dan met het loden gewicht, dat op de mond der efa gelegd werd, welke toebereid was om de vrouw te bevatten, wier naam "goddeloosheid" was, deze eigenste hoer van Babylon; want dit loden gewicht moest die meesteres terneder houden, opdat zij niet weer uit de efa zou kunnen komen, en deze hagelstenen moeten haar uit de wereld verbannen. Zach. 5:5-11. Daaruit volgt, dat zij het zwaarste oordeel moet dragen; ja de droesem der drinkbeker.

"En het grote Babylon is gedacht geworden voor God." Voor God gedacht worden betekent, door Hem bezocht worden, hetzij met genade of met toorn. Er staat geschreven dat God aan Rachel dacht, toen Hij haar bezocht met de zegen van een vruchtbare baarmoeder. Gen. 30:22. Er staat geschreven dat God aan Noach gedacht, toen de tijd naderde, dat hij verlost moest worden van de wateren. Gen.

8:1. Hier wordt ook gezegd, dat Hij gedachtig is aan Babylon, namelijk, om haar te bezoeken met zijn toorn voor de ongerechtigheden, die zij bedreven heeft: "Om haar te geven de drinkbeker van de wijn des toorns Zijner gramschap."

Nu is dan de tijd dat de mate der ongerechtigheid vol zal zijn; maar nu is het ook de tijd dat de maat van Gods toorn vol zal zijn. Daarom moeten nu de moordenaars, en de diefstallen, en de godslasteringen, en de hoererijen van deze moeder der hoererijen ten volle vergolden worden, namelijk met de droesem uit deze drinkbeker. Daar echter de hagelstenen bij het gewicht, en de toorn bij de maat (want dit geven toch een talent en een beker te kennen) komt, zo volgt, dat de Almachtige God, Zelf in het midden van de grootste hitte van Zijn toorns Zich houden zal aan de regels der gerechtigheid en der oordelen, terwijl Hij deze vijand straft. Hij heeft geen hartstochten, om Hem te vervoeren om de palen des rechts te overschrijden, en Hij heeft geen zwakheid, die Hem veroorzaken zal aan

het recht te kort te doen. Daarom heeft Hij, zoals gezegd is, Zijn oordelen voor haar bij het gewicht, en zijn toorn bij de maat. Doch dit gewicht en deze maat zijn niet toebereid naar haar gesteldheid, niet met het doel om haar te zuiveren en te louteren; maar naar de maat en de aard van haar ongerechtigheid. Ze komen om haar weg te vegen, als met de bezem der verwoesting, totdat zij van deze aardbodem zal weggevaagd zijn.

En hiermede heb ik u aangetoond de wijze, waarop de Antichrist vallen zal; namelijk, dat het langzamerhand zal geschieden, het één deel na het ander, totdat hij geheel en al teniet gemaakt zal zijn En dit geldt zowel van de ziel, dan van het lichaam van de Antichrist. Want de ziel, de geest, of het leven van de Antichrist moet ook op deze wijze verwoest worden. Vandaar dat er geschreven staat, dat hij verteerd zal worden, dat is, langzamerhand. Slechts hieraan wil ik de lezers herinneren, dat veel van de ziel van de Antichrist verwoest kan worden, wanneer niet een harer dochters gedood is; en dat de verwoesting van haren geest een zekere voorbode is van de verwoesting van haar lichaam, op de wijze, zoals wij hierboven besproken hebben.

Nu daar zij op sterven ligt, laat ons haar doodsklok luiden; want wanneer zij dood is, dan zullen wij, die leven zullen om het te zien, haar uitluiden. "Want alzo zegt de Heere HEERE: "Als Ik u zal stellen tot een verwoeste stad, gelijk de steden, die niet bewoond worden; als Ik een afgrond over u zal doen opkomen, en de grote wateren u zullen overdekken; dan zal Ik u doen nederdalen met degenen, die in de kuil nederdalen tot het oude volk, en zal u doen nederliggen in de onderste plaatsen der aarde; in de woeste plaatsen, die vanouds geweest zijn, met degenen, die in de kuil nederdalen, opdat u niet bewoond wordt; en Ik zal het sieraad herstellen in het land der levenden. Maar u zal Ik tot enen groten schrik stellen, en gij zult er niet meer zijn; als gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden in eeuwigheid, spreekt de Heere HEERE. Ezech. 26:19-21.