• No results found

Fase II Engelse Werk in koploperproject ‘Scheller en Oldenelerwaarden’ De tweede fase van het Engelse Werk voorziet in 20 ha natuurontwikkeling, waarvan nog 10 ha

3.3.6 Groesplaat/Gors den Aanwas

Het gebied Groesplaat/Gors den Aanwas is circa 180 ha groot, en ligt tussen Sleeuwijk en Woudrichem in de uiterwaard van de Boven-Merwede (Fig. 3.10). In 1999 zijn in het gebied restanten van een oude meestromende nevengeul verlengd en uitgediept. Het betreft een natuurontwikkelingsproject als rivierbedcompensatie van een aantal dijkverzwaringsprojecten. Daarnaast is ruimte gevonden (met Europese financiering) voor het herstellen en uitbreiden van een jachthaven in het gebied. Ook deze economische ontwikkeling in de uiterwaard is gecompenseerd. Beide compen- saties samen maakte natuurontwikkeling op een grotere schaal in het gebied mogelijk,

waarbij een nevengeul als maatregel in beeld kwam. Voor het project is geen veiligheidsdoelstelling geformuleerd, maar de nevengeul draagt wel bij aan het verlagen van hoogwaterpieken.

De geul is 1500 m lang en gemiddeld 30 à 40 m breed. Het is een meestromende nevengeul waarin een getijdenverschil van ongeveer 30 cm bestaat. Wanneer de Haringvlietsluizen op een kier gaan, kan het getijdenverschil verdubbelen met extra kansen voor de natuur. De nevengeul is gegraven met een natuurdoelstelling voor ogen en niet vanwege de behoefte aan klei voor dijkversterking. Het vrijgekomen vervuilde slib bij realisatie van de nevengeul is onder meer naar de slufter in Rotterdam afgevoerd. Een deel van de klei is na het te wassen (verwijderen van wortels van voornamelijk de Lisdodde) gebruikt voor ophoging van een bedrijventerrein nabij Arnhem.

Figuur 3.10 Overzicht van Het Gors en De Aanwas met op de voorgrond Sleeuwijk. Zicht naar het oosten. Rechts op de foto is de aangelegde nevengeul te zien. Links aan de overzijde van de Boven-Merwede ligt Gorinchem. (Foto: De Jong Luchtfotografie)

Kwaliteit van de voorbereidingsfase

In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft een pannenfabriek (20 ha groot) zich zonder succes proberen te vestigen in de uiterwaard. Bezwaarschriften hielden deze ontwikkeling tegen. Daarna is het grondeigendom overgedragen aan een stichting, die de intentie had om een bungalowpark in de uiterwaard te realiseren. Om tegenwicht tegen deze ontwikkelingen te kunnen bieden met inhoudelijke argumenten, werd de natuurlijke rijkdom van het gebied gemonitord. De Groesplaat/Gors den aanwas, bleek een ecologisch veelzijdig gebied, waar ook bijzondere soorten voorkomen zoals gele kwikstaart en rietgors. Toen het initiatief voor de opzet van een bungalowpark

medio jaren tachtig uiteindelijk ook strandde door weerstanden, stond de weg naar voorzichtige (agrarische) natuurontwikkeling in het gebied open. Uiteindelijk bleek het geen probleem om de gronden te kopen van de stichting, die het idee een bungalowpark te realiseren liet varen.

DLG is van oudsher bij grondverwerving niet heel actief geweest in het Land van Altena. De gronden zijn dan ook direct zonder tussenkomst van DLG aangekocht door eindbeheerder het Brabants Landschap. Een deel van het gebied is in eigendom van Domeinen. Het Brabants Landschap heeft dit gebied in langlopende erfpacht. Daarnaast bezat ook Waterschap Alm en Biesbosch (nu Waterschap Rivierenland) ca. 3 ha grond, die gekocht is door het Brabants Landschap. Een aaneengesloten gebied van ongeveer 180 ha is nu in beheer bij het Brabants Landschap.

De Gemeente Werkendam heeft een vergunning afgegeven voor het graven van de nevengeul. Vanuit deze gemeente was er vooral een recreatief belang bij het project: het realiseren van een wandelpad naar de jachthaven in Woudrichem. Deze is er ook gekomen. De Gemeente Werkendam is niet betrokken geweest in de projectgroep of klankbordgroep. De klankbordgroep rond het projectteam functioneerde goed. In de klankbordgroep zaten ook de behartigers van het natuurbelang.

Het heeft bijna twintig jaar geduurd voordat na de mislukte vestiging van de pannenfabriek (wegens aanwezige natuurwaarden) het gebied als belangrijkste functie natuur heeft gekregen. Betrokkenen zien dit achteraf als een moeizaam besluitvormingsproces, waarin persoonlijke belangen en irrationele/niet-inhoudelijke factoren ten onrechte een belangrijke rol speelden.

Kwaliteit van de realisatiefase

Fase I betrof aanleg van een nevengeul, teneinde het water bij een piekafvoer sneller te kunnen afvoeren. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd in 1999. In Fase II, in 2001, is de nevengeul verder uitgebreid met een zijtakje naar het oosten. In deze fase is de in het gebied aanwezige zomercamping ook verplaatst naar de rand van het gebied en met een boomhaag zo goed mogelijk landschappelijk ingepast. Fase I en Fase II zijn beide afgerond.

Kwaliteit van de beheersfase

Het gebied wordt beheerd door het Brabants Landschap. Het gebied wordt momenteel goed gemonitord. In het westelijk deel is een groot wilgenbos ontstaan. Feitelijk was dit bos er al voor het begin van de werkzaamheden in 1999. In het oostelijk deel is een open graslandschap (Fig. 3.11), waarin sinds 2000 begrazing door Galloway-runderen en IJslandse paarden plaatsvindt. In de graslanden broeden kievit en gele kwikstaart, in de ruigtes kneu, putter en rietgors. Met het huidige beheer is het niet goed mogelijk het gebied open te houden: wilgenopstand ontwikkelt zich sterk. Centraal in het gebied ligt de getijdegeul met slikkige oever. De geul groeit uit tot een belangrijke paaiplaats voor vissen en foerageerplaats voor grote viseters als aalscholver en visarend. De geul is na ruim acht jaar voor een groot deel dichtgeslibd en dat is door de beheerder gemeld en bekend bij Rijkswaterstaat, die het project waarschijnlijk opneemt als voorbeeldproject in zijn monitoringsprogramma.

Figuur 3.11 De ecotopen die tot ontwikkeling zijn gekomen na de realisatie van het project Groesplaat/Gors den aanwas (Uit: Van der Molen e.a., 2002).

In Project Stroomlijn wordt momenteel een vergunning aangevraagd door Rijkswaterstaat bij Gemeente Werkendam voor kap van bosopstand in het westelijk deel van de Sleeuwijkerwaard. In een compromisafspraak tussen Brabants Landschap en Rijkswaterstaat is vastgelegd dat de kapvergunning een aantal mooie oude wilgen ontziet. Binnen het Project Stroomlijn, wordt een landelijk plan gemaakt om de zogenaamde ‘greenspots’ (waarin na een bepaald referentiejaar extra beplanting is ontstaan) terug te brengen naar de referentiesituatie.

In het gebied zijn een aantal niet-riviergebonden activiteiten. Zo is er een zomer- camping (De Mosterdpot, die in de tweede fase is verplaatst) en heeft een baggeraar een opslagplaats voor haar materieel in de uiterwaard. Daarnaast is één van de grotere jachtmakelaars van Nederland in dit gebied gevestigd: Yachting Reeuwijk. Opmerkelijk is dit wel voor een gebied met EHS-status. Yachting Reeuwijk heeft bovendien de wens om in het gebied uit te breiden en is met de Gemeente Sleeuwijk hierover in gesprek. Het plan zoals het er nu ligt is om de opslagplaats van de baggeraar te verplaatsen, zodat op de vrijgekomen ruimte de jachthaven kan worden uitgebreid.