• No results found

6.3 Synthese en interpretatie

8.1.7 Greppels

Binnen het onderzochte gedeelte van de volmiddeleeuwse nederzetting op de Bentel zijn verscheidene greppels aangetroffen, waarvan echter niet duidelijk is tot welke bewoningsfase deze structuren behoren. Op basis van de vormelijke kenmerken van de sporen, zoals de ligging, oriëntatie, vorm in het vlak, aflijning in coupe en oversnijdingen, is in combinatie met de verzamelde vondsten getracht een datering en fasering van de greppelsystemen te construeren.

Vermoedelijk behoren Greppel 1, 2, 3 en 4 tot een bewoningsfase tijdens de volle middeleeuwen, waarbij opgemerkt wordt dat Greppel 2 of de heraanleg (SP 290) van de oorspronkelijke greppel (SP 285) mogelijk ook tijdens de late middeleeuwen of nieuwe tijd uitgevoerd is.

Greppel 1

Deze structuur bevindt zich in de centrale zone van de werkput en betreft een noord-zuid georiënteerde greppel (SP 255 en 369) met een minimale lengte van 15 m en een maximale breedte van 26 cm, die ongeveer 15 m ten westen van Greppel 2 loopt en Spijkers 14, 15 en 16 oversnijdt. Deze greppel kent een lineair verloop en is in coupe slechts tot 6 cm diepte bewaard met een ovale aflijning. De opvulling van Greppel 5 betreft een vrij homogeen pakket van bruin en beige lemig zand, waaruit een wandscherf uit Maaslandse waar, uit roodgeglazuurd aardewerk en uit grijsbakkende waar zijn verzameld.

Figuur 8.83. Situering van de greppels.

Greppel 2

Deze structuur bevindt zich in de oostelijke zone van de werkput en betreft een noord-zuid georiënteerd greppelsysteem (SP 285, 290, 479 en 546) met een minimale lengte van 52 m en een maximale breedte van 115 cm. De greppel is niet volledig gevat in het vlak maar lijkt een licht gebogen verloop te kennen en een bewaarde diepte tot 36. De opvulling bestaat uit een vrij homogeen pakket van grijsbruin lemig zand en wit fijn zand.

De oorspronkelijke greppel (SP 285) heeft een maximale breedte van 52 cm en een afgerond rechthoekige aflijning in coupe. Na de opgave of bij heraanleg is het verloop in oostelijke richting verlegd met een greppel (SP 290) van ongeveer 1 m breed en een ovale aflijning in coupe., die door Greppel 5 in de noordelijke zone oversneden wordt. In zuidelijke richting is het niet duidelijk of de greppels onderbroken zijn of niet meer geattesteerd zijn, aangezien de sporen te ondiep bewaard zijn.

Figuur 8.84. Overzicht van de noordoostelijke zone van de werkput tijdens de aanleg van het vlak.

Figuur 8.85. Greppel SP 285 in coupe.

Hfst 8 Volle middeleeuwen

116

Uit de vulling van Greppel 2 zijn, naast een tegelfragment (V 421), twee wandscherven uit kogelpotwaar en zes fragmenten uit Maaslands aardewerk verzameld. Het is echter niet duidelijk of het greppelsysteem van Greppel 2 in het geheel of enkel de heraanleg evenwel in de late middeleeuwen of nieuwe tijd gesitueerd kan worden. De kadasterkaart (zie infra) toont immers een evenwijdig lopende perceelsscheiding op ongeveer 10 m ten oosten van deze greppels.

Greppel 3

Deze structuur bevindt zich in de noordwestelijke zone van de werkput en betreft een oost-west georiënteerd greppelsysteem met een minimale lengte van 25 m en een maximale breedte van 64 cm. De greppels hebben een lineair verloop, waarbij twee segmenten (SP 192 en 195) eenzelfde oriëntatie hebben maar het derde segment (SP 67) hiervan afwijkt. De uiteinden van deze segmenten zijn dieper uitgegraven en kennen steil oplopende zijden, terwijl de dwarsdoorsnede een ovale aflijning vertoont. De opvulling van Greppel 3 omvat onderaan een plaggenlaag, waarboven zich een humeus pakket van donkergrijs tot zwart lemig zand bevindt.

Tijdens het afwerken van segment SP 67 is in beide uiteinden een concentratie van potscherven aangetroffen, waaronder zich minstens negen indviduen met een volledig randprofiel bevinden, die met de bovenzijde van de rand omhoog zijn geplaatst. In het westelijke uiteinde is een aardewerkprofiel met rand, hals en wandpartij (V 150) van een kookpot uit Maaslands aardewerk aangetroffen, terwijl in het oostelijke uiteinde een vrijwel volledige kookpot (V 101) uit hetzelfde baksel teruggevonden is. Beide kookpotten hebben een geprofileerd, manchetvormig randprofiel met een geprononceerde boven- en onderlip

Figuur 8.86. Lengteprofiel van greppel SP 67 in coupe.

van het type De Groote M6, dat in de twaalfde en het begin van de dertiende eeuw gedateerd wordt (De Groote 2008: 338-342).

Tijdens het archeologisch onderzoek op de site De Kriekeschoor te Bladel is een vergelijkbare situatie aangetroffen bij het onderzoek van een greppel, die zich ten oosten van een bootvormige huisplattegrond bevindt. De greppel is 340 cm lang en 60 cm breed, waarbij de houtresten op de bodem vermoedelijk afkomstig zijn van planken. Naast enige lederen fragmenten, zijn 460 scherven verzameld, waarvan verscheidene potten uit Maaslands aardewerk omgekeerd in de greppel zijn geplaatst. Voorafgaand is het spoor geïnterpreteerd als een afvoergoot maar de hoeveelheid en de depositie van het aardewerk stelt deze functie echter in vraag (van Dierendonck 1989: 20-21).

Figuur 8.87. Detail van de kookpot uit Maaslands aardewerk (V 101) in het oostelijke uiteinde van greppel SP 67.

Figuur 8.88. De kookpot uit Maaslands aardewerk (V 101) afkomstig uit het oostelijke

Hfst 8 Volle middeleeuwen

118

Uit de opvulling van Greppel 3 zijn in totaal 87 potscherven verzameld, waarvan 85 fragmenten uit segment SP 67 en twee uit segment SP 192. Een handgevormd wandfragment met gegladde wandafwerking uit de ijzertijd of vroege Romeinse periode en een roodverschraald halsfragment uit de vroege middeleeuwen worden als residueel materiaal geïnterpreteerd. Het aandeel kogelpotwaar omvat 25 potscherven, terwijl de meerderheid 60 scherven uit Maaslands aardewerk betreft.

Vier licht uitstaande, bovenaan afgeplatte randen met een afgeronde lip van het type De Groote L37 en vier licht uitstaande randen met een verlengde en afgeronde lip en een uitgesproken dekselgeul van het type De Groote L37A uit kogelpotwaar kennen een gebruik tijdens de tweede helft van de twaalfde en de eerste helft van de dertiende eeuw (De Groote 2008: 196-205). Zes geprofileerde, manchetvormige randprofielen met geprononceerde boven- en onderlip uit Maaslands aardewerk van het type De Groote M6 worden in de twaalfde en het begin van de dertiende eeuw gedateerd (De Groote 2008: 338-342). Tenslotte is een randfragment uit Maaslands aardewerk met een verdikte, driehoekige rand en een lichte dekselgeul mogelijk afkomstig van een kan en wordt in de late twaalfde eeuw en de vroege dertiende eeuw gesitueerd (Verhoeven 1998: 68-69).

Daarnaast zijn uit een segment van de greppel (SP 67) een wetsteen uit kwartsitische zandsteen (V 238) en 134 g aan tefriet (V 268) verzameld en in segment SP 192 zijn een verslakt fragment van een ovenwand (V 208), de aanzet van een handvat (V 55) en een kei (V 67) aangetroffen.

Figuur 8.89. Randfragmenten uit kogelpotwaar en Maaslands aardewerk afkomstig uit Greppel 3 (schaal 1:3).

Hfst 8 Volle middeleeuwen

120

Greppel 4

Deze structuur bevindt zich in de zuidelijke zone van de werkput en betreft een oost-west georiënteerde greppel (SP 189) met een minimale lengte van 30 m en een maximale breedte van 1,25 m, die oversneden wordt door Greppel 6. Deze greppel kent een lineair verloop en is in coupe tot 26 cm diepte bewaard met een afgerond rechthoekige tot trapziumvormige aflijning. De opvulling van Greppel 4 betreft een vrij heterogeen pakket van bruin lemig zand met daarboven een vulling uit grijsbruin lemig zand met resten van plaggen op de bodem, die mogelijk wijst op het heruitgraven van de greppel. Uit de vulling van Greppel 4 zijn slechts een wandscherf uit kogelpotwaar en uit Maaslands aardewerk verzameld.

8.2 Vondsten

De meerderheid van de vondsten en de monsters verzameld tijdens het archeologisch onderzoek op de Bentel (fase II) in Oud-Turnhout behoort tot de bewoningsfasen tijdens de volle middeleeuwen. In totaal zijn 1164 potscherven verzameld uit sporen of als losse vondsten bij de aanleg van het vlak, waarbij 1071 fragmenten uit de volle middeleeuwen onderscheiden worden. Van dit aandeel zijn 1043 potscherven geselecteerd voor verder onderzoek. Daarnaast zijn 4943,5 g bouwkeramiek en 766 g verbrande leem, een fragment uit glaspasta, 27 metalen voorwerpen of slakken en 262 stenen fragmenten aangetroffen.