• No results found

Grachten en kuilen Alle archeologische contexten en lagen werden ruim

methodologie: exhumatie

3.4.1 Grachten en kuilen Alle archeologische contexten en lagen werden ruim

3.4.1 Grachten en kuilen

Alle archeologische contexten en lagen werden ruim bemonsterd met het oog op een archeobotanisch onderzoek. Alle relevante profielen werden gedocumenteerd door mid-del van pollenbakken. Van een aantal lagen werd eveneens een staal genomen in bulk.

Alle staalnames werden beschreven in de bemonsteringslijst (zie bijlage, p. 87 - 98) en gelinkt aan de sporenlijst.

pollenbakjes

Palynologie is het onderzoek van sedimenten naar botanische micro-objecten, vooral naar stuifmeel van in vroeger tijden ter plaatse groeiende planten. (http://www.woorden.org/woord/

palynologie)

Pollenkorrels blijven in archeologisch verband best bewaard onder zuurstofarme en natte milieus. Een macrobioti-sche lage activiteit en snelle afdekking zullen de bewaring van de pollen ten goede komen. Contexten zoals zandige

48

S5

S2 oversnijdt een oudere kuil (S5). In deze kuil (S5) on-derscheiden we twee grote lagen. Een onderste zandige laag vermengd met kleibrokken en daarboven een meer humeuze sterk vermengde laag die doet denken aan een dempingspakket in natte omstandigheden. Beide lagen wer-den bemonsterd in bulk (M 10, M26).

Ploegsporen op de noordelijke oever van gracht S2.

Bemonstering van profiel 1. Het zeven van de bulkstalen

voorbeelden

S2

De gracht (S2) bevat een vrij humeuze vulling met 17de en 18de eeuws materiaal en veel plantenresten (rietstengels?), schelpen, visgraten, klein botmateriaal. Deze gracht is wel-licht te relateren aan de 16de-19de eeuwse vestingswerken rond Nieuwpoort.

We namen verschillende monsters in bulk (M 11, M 27, M28) en met pollenbakjes (M3, M4, M21, M22).

Archeologisch onderzoek,de Zathe, Nieuwpoort

49

Profiel 5 met verschillende lagen.

De lagen 10, 11, en 12 bevatten vrij veel volledige schelpen. 10 en 11 bestonden uit laminae van klei en zand. Laag 12 enkel zand.

9 is een dunne humeuze (venige) laag die overeenkomt met het hierboven besproken niveau van ploegsporen. Ze bevat enkele middeleeuwse scherven.

6 is een dik zandig pakket, vrij vermengd. Deze laag werd geïnterpreteerd als aangevoerde grond. Misschien de aanzet van een glacis.

Profiel 7, bemonstering van gracht S52.

Deze structuur (S52) is aangelegd in een veel bredere en die-pere parallelle geul (S81). Alle lagen werden bemonsterd in bulk en dmv pollenbakken.

50

archeobotanisch onderzoek uit Nieuwpoort en omgeving. Tevens biedt dit, aangezien deze resten direct gekoppeld zijn aan het lichaam van één enkel individu unieke mogelijkhe-den tot terugkoppeling aan het fysisch antropologisch on-derzoek en diens indicatoren van dieet en gezondheid. De resten van de laatste maaltijd zijn bij uitstek geschikt voor een persoonlijke dieetreconstructie. De laatste maaltijd is niet altijd representatief voor de alledaagse voedselconsumptie, gezien de omstandigheden rondom de dood, maar er kun-nen altijd talrijke omstandigheden vertegenwoordigd zijn in de plantaardige resten. Dit kan worden aangevuld door het aantreffen van medicinale planten of narcotica. Daarnaast kunnen darmparasieten een indicatie geven van dieet, hygi-ene en gezondheid. Bovendien verschaft het vaak specifieke inzichten betreffende voedselverwerking en –herkomst. Zo kan de aanwezigheid van exotische producten wijzen op han-del of migratie. Tevens kan de aanwezigheid van planten uit verschillende seizoenen duiden op voedselopslag, terwijl de aanwezigheid van planten uit één enkel groeiseizoen een in-dicatie kan zijn voor het seizoen van overlijden.

Het is denkbaar dat het dieet iets meer kan onthullen over de prangende deelvraag wat de achtergrond is van het uit-zonderlijke begraven van menselijke resten buiten de stads-poorten van Nieuwpoort. Hierbij kan gedacht worden aan aanwijzingen voor problematische tijden van hongersnood, oorlog of een ziektebed met speciaal – fijngemalen – voedsel. Een andere mogelijke deelvraag is of het seizoen van begra-ven correspondeert met historische data betreffende speci-fieke gebeurtenissen.

kisthout

Bij een aantal inhumaties was de bodem, en zijkanten van de kist vrij goed bewaard. Alle hout werd uitvoerig bemonsterd met het oog op dendrochronologische datering en houtana-lyses. De identificatie van het kisthout kan informatie geven

over de gebruikte houtsoort en de kwaliteit ervan. Betrof het min-derwaardig goedkoop hout, waren alle kisten gemaakt in hetzelfde hout,...? Eénzelfde houtsoort en fabricagemethode kan eventueel in de richting wijzen van één be-stelling?

Waar het kisthout volledig was vergaan vonden we meestal nog restanten van gemineraliseerd hout rond de spijkers. Deze hout-resten werden samen met de na-gels bewaard en kunnen gebruikt worden voor een systematische kisthoutanalyse.

V37, spijker met restanten van gemineraliseerd kisthout.

3.4.2 Inhumaties

pollenstalen

De inhumaties werden bemonsterd in bulk rond en onder het hoofd alsook telkens een controlemonster buiten de graf-kuil. Het onderzoek van pollen in grafcontexten kan ons heel wat interessante informatie verstrekken. Soms werden bloe-men meegegeven met de overledene. Het mobloe-ment waarop deze bloemen bloeiden onthult ons het seizoen waarin werd begraven. Het systematisch voorkomen van dezelfde bloe-men in de verschillende grafcontexten kan een indicator zijn van een begraving op eenzelfde moment. Het meegeven van bloemen is op zich ook een interessant fenomeen. Deze handeling getuigt van de zorg die werd besteed door de na-bestaanden aan het begrafenisritueel. Ook bij het balsemen van het lichaam met plantenolieën treffen we specifieke pol-len aan op en rond het skelet. Er zijn voorbeelden gekend waarbij het hoofd werd ondersteund door kussentjes gevuld met grassen of andere geurige planten. Deze laten allen grote concentraties pollen na rond het hoofd.

Alle pollenstalen genomen binnen de kist moeten getoetst worden aan de controlemonsters verzameld buiten de con-textons. Deze controlemonsters kunnen ook informatie ver-strekken over de planten die er ooit werden gecultiveerd. De inhumaties situeren zich namelijk in een sterk verspitte en bewerkte akkerlaag.

digestief systeem

(Robine Houchin)

De analyse van archeobotanische en parasitologische resten van de inhumaties richt zich op het extrahe-ren van unieke informatie betreffende het dieet, de gezondheidsstatus, de omstandigheden rondom de dood, de herkomst en daarmee de identiteit (i.e. afkomst en sociaaleconomische status).

Dit biedt mogelijkheden tot verge-lijking met de resultaten van regulier

Archeologisch onderzoek,de Zathe, Nieuwpoort

51

tandsteen

Antea Group heeft materiaal beschikbaar gesteld voor expe-rimenteel onderzoek aan tandsteen van individuen van het projectgebied ‘De Zathe’ te Nieuwpoort. Het onderzoek maakt deel uit van promotieonderzoek van de auteur aan het Instituut voor Geo- en Bioarcheologie van de Vrije Univer-siteit Amsterdam. Dit evaluatierapport levert een bespreking van de gang van zaken en van de resultaten die tot nu toe zijn bereikt.

Nader onderzoek aan de aanwezigheid van plantaardige res-ten in tandsteen is gewenst, omdat het een pores-tentiële bron is van informatie over paleodieet. Tijdens het leven kunnen plantaardige voedselresten als pollenkorrels, sporen, fytolie-ten en zetmeelkorrels vast komen te zitfytolie-ten in tandplak (pla-que). Als dit niet, binnen een paar dagen, wordt verwijderd, dan kan de tandplak mineraliseren en aan de gebitselemen-ten vast komen te zitgebitselemen-ten in de vorm van tandsteen. Op histo-rische skeletten worden vaak grote stukken tandsteen terug-gevonden. Bij laboratoriumanalyses kunnen de plantaardige resten in tandsteen worden opgespoord.

Het is echter nog niet duidelijk welk deel van het dieet pre-cies vertegenwoordigd is in het tandsteen. Recent onderzoek heeft al veel verduidelijkt over het voorkomen van zetmeel-korrels en fytolieten (Zie Fox et al. 1996, Hardy et al. 2009, Blatt 2010, Henry et al. 2011 en Mickleburgh & Pagán-Ji-méneza 2012.), maar over het voorkomen van pollenkorrels en sporen is nog weinig bekend. Ondanks de veelbelovende resultaten van Dobney & Brothwell (1986), waarbij pol-lenkorrels inderdaad zijn aangetoond, is het onderzoek niet herhaald.

Dit onderzoek levert daarmee een bijdrage aan de inzichten met betrekking tot de mogelijkheden van deze onderzoeks-lijn, zoals kennis over de omstandigheden waaronder plant-aardige resten bewaard blijven in het tandsteen bij geskelet-teerde inhumaties.

52

Archeologisch onderzoek,de Zathe, Nieuwpoort

53

Het is een verzameling van mariene afzettingen, geulen, grachten, afgravingen, Ab-horizonten, bemesting, opho-gingslagen... waardoor we op geen enkele plaats binnen het kleine opgravingsareaal een eenduidig beeld krijgen. Daarom opteren we ervoor om de bodemopbouw per zone te bespre-ken.

1 Bodemopbouw