• No results found

2. Geschiedconcepties

2.1. Het Koninkrijk van God

2.1.3. Gods handelen in de geschiedenis

In paragraaf 2.1.1 is duidelijk geworden dat voor wie door de bril van het Koninkrijk van God naar de wereldgeschiedenis kijkt, de metafysische werkelijkheid verweven is met de tijdelijke werkelijkheid. De Liefde, Bowley en Vulliet zagen dan ook alle drie veel ruimte voor direct ingrijpen van God in de geschiedenis. God is een actor die in hun argumentatie een belangrijke rol speelde. Hayden White onderscheidt vier ‘modes of argumentation’. Formistische argumentatie ziet historische entiteiten

31 Algemeene geschiedenis voor het volk, 4. 32 Algemeene Geschiedenis, 4.

33 Algemeene Geschiedenis, 5. 34 Universal History I, introduction. 35 Universal History I, 6.

36 Universal History I, 13.

34

(personen als relatief autonoom. Een organische argumentatiestructuur heeft oog voor de manier waarop een historische eenheden ingebed zijn in een groter geheel. Het geheel is daarbij groter dan de som der delen. Ook heeft een organische argumentatie oog voor de tijdgeest, die uit verschillende aspecten is opgebouwd (religie, politiek, maatschappij etc.). De mechanistische benadering zoekt naar oorzakelijke verbanden en wetmatigheden om historische gebeurtenissen te verklaren. De contextualistische argumentatiestructuur relateert historische eenheden met elkaar tegen een gemeenschappelijke achtergrond, om zo tot begrip te komen van het verleden. De Liefde, Bowley en Vulliet maakte overwegend gebruik van organische argumentatie. De mens was voor hen geen op zichzelf staand individu, maar een nietig wezen dat afhankelijk was van anderen. Divine agency sloot hier in hun beleving naadloos op aan. Zij kozen voor een organische geschiedvisie die diep transcedent is. De loop van de geschiedenis wordt niet bepaald door een deeltje, hoe machtig of imponerend ook. Mensen, volken en wereldrijken zijn uiteindelijk afhankelijk van het Godsbestuur.

Er zijn veel voorbeelden te geven waarin De Liefde, Bowley en Vulliet gewag maken van divine

agency. Grofweg zagen zij twee soorten motieven die Gods ingrijpen in de wereldgeschiedenis konden

verklaren. Enerzijds de bestraffing en beteugeling van het kwade in het leven van volken of individuen en anderzijds de gunstige beïnvloeding van de loop van de geschiedenis.38 Vaak werden deze twee aspecten verwoord in termen van ‘vloek’ en ‘zegen’. Wat dit eerste betreft, Vulliet zag de islam als ‘een gesel van God’, die eerst Azië en Afrika sloeg, maar daarna ook Europa tuchtigde.39 Volgens De Liefde verhief Napoleon Bonaparte zich tot keizer van Frankrijk en God liet dit toe ‘om door hem de volken te tuchtigen voor hunne zonden en om hen tot nadenken te brengen.’40 Volgens De Liefde kon zelfs welvaart in een vloek veranderen, wanneer een volk niet dankbaar is voor wat God geeft. Middeleeuws Polen was voor hem bijvoorbeeld een land dat ‘altijd het land van opstand en oproer [is] gebleven, omdat het volk zich niet wil vernederen onder de krachtige hand Gods, en omdat het zijne herstelling niet bij den God der legerscharen maar bij zijne eigene menschelijke kracht zoekt.’41 Dichter bij huis zag De Liefde de ondankbaarheid van Nederland jegens God toen in de zeventiende eeuw door handel en zeevaart enorm veel voorspoed kwam, zodat ‘welvaart en rijkdom ten top stegen.’ In plaats dat Nederland hiervoor God dankbaar was, ‘werd men overmoedig en trotsch.’ Nederland nam ‘de goddelooze en ligtzinnige gevoelens [over], die in Frankrijk begonnen te heerschen’ en sloot een alliantie met ‘het godverloochenende Frankrijk’ tegen Engeland.42 ‘[M]en luisterde naar de trotsche oproerige wijsheid der menschen, en niet naar het nederige trouwe woord van God.’ Dit leidde ertoe dat de ‘ijzeren schepter van Frankrijk Nederland dreigde te vermorselen’, maar het ‘behaagde den Heer ons uit de zware en welverdiende bezoeking te verlossen.’43

Wat betreft de zegen van God had Vulliet met name oog voor Gods voorzienig handelen in de periode voorafgaand aan het ontstaan van het christendom. Zo zag hij de hand van God in de verspreiding van de koloniën door het hele Middellandse Zeegebied. God bracht zo twee continenten bij elkaar en op deze manier werd de wereld voorbereid op het christendom. God zorgde ervoor dat de Grieken op alle kusten van de Middellandse Zee werden verspreid, het zenuwcentrum van de 38 Dit was een wijdverspreid notie in de christelijke geschiedschrijving. Ook bij de katholieke historicus Nuyens kwamen deze twee motieven bijvoorbeeld terug. Zie Van der Zeijden, Katholieke identiteit en historisch

bewustzijn, 138-139.

39 Histoire du moyen age I, 85.

40 Schets der algemeene geschiedenis II, 121. 41 Ibidem, 134.

42 Ibidem, 137. 43 Ibidem, 137-138.

35

activiteiten van de oude naties.44 Het christendom zou zich zo gemakkelijk kunnen verspreiden over het hele Romeinse Rijk. Vulliet zag verder de vermenging van de oosterse en westerse cultuur onder leiding van Alexander de Grote als voorbereiding op het ontstaan van het christendom. Door de veroveringen van Alexander groeide het Grieks uit tot lingua franca. Vulliet meende dat de goddelijke openbaring aan het Joodse volk was toevertrouwd tot het moment dat de beloften van het Evangelie zich over alle naties zouden verspreiden. De Joodse taal was eenvoudig, maar stabiel, en derhalve geschikt om Gods Woord eeuwenlang te bewaren. Toen na de komst van Jezus zoveel mogelijk mensen met het Evangelie in aanraking moesten komen, was het echter nodig om de nieuwe religie een Europese taal te geven, die, flexibel en rijk, de diepgaande gedachten van de Allerhoogste kon uitdrukken, om ze geschikt te maken voor alle graden van intelligentie, en om te voldoen aan de ‘diepere behoeften van zielen’ ontwikkeld door een reeds geavanceerde beschaving. De Griekse taal voldeed aan al deze voorwaarden.45 Alexander brak door zijn veroveringen de grenzen die tot dan toe de naties hadden gescheiden en geïsoleerd. Hij was begerig om de volken uit het oosten de fakkel van de Griekse geest te geven, om hen samen te brengen, om hen op een gelijkwaardig niveau te brengen. Alexander de Grote diende volgens Vulliet in het plan van God om de wereld klaar te maken voor de christelijke wereld en een betere bestemming van de mensheid.46

Het handelen van God werd door De Liefde niet beperkt tot de oudtestamentische periode. Zo meende hij dat God de pogingen van de rooms-katholieke kerk verijdelde om door middel van de kruistochten Palestina in te nemen. Ook gebruikte God de Portugezen – in het bijzonder Christopher Columbus – om ‘ook de verst afgelegene volken, die tot heden nooit van den Heere Jezus Christus gehoord hadden, bekend te maken met het Evangelie, en met den zegen des Christendoms.’47

Heel vaak was het onderscheid tussen straf en zegen niet zo gemakkelijk te maken en liepen die twee door elkaar heen. Zo zag Vulliet bijvoorbeeld zowel de negatieve en positieve als slechte aspecten in de Babylonische ballingschap. Enerzijds werden de bedreigingen van God aan zijn opstandige en ondankbare volk, als straf op hun zonden vervuld. Maar anderzijds meent hij ook dat deze ballingschap was bedoeld om de waarheden over de God van Israël te verspreiden in alle landen van West-Azië en om hen voor te bereiden op de verwachting van een Heiland. De beloften van de van de profeten leken volgens Vulliet talrijker en preciezer te worden, naarmate de tegenslagen van Gods volk het geloof van ware gelovigen steeds meer aan het wankelen bracht.48