• No results found

3 Prestatiebeloning en motivatie

3.4 Goalsettingtheory

Locke en Latham (1979; 1981; 1990) ontwikkelden een theorie die is gebaseerd op de invloed van

prestatiedoelstellingen op de motivatie van werknemers. Door tal van uitvoerige experimenten

hebben zij de relatie kunnen leggen tussen de aard van de doelstellingen en het prestatieniveau van

de medewerker. Locke en Lattham(1979; 1981; 1990) concluderen in hun gezamenlijke werk een

positieve relatie tussen het stellen van specifieke en moeilijke doelstellingen en de prestatie van een

werknemer. In de praktijk is Management By Objectives (MBO) een managementsysteem, afgeleid

van de goalsettingtheory. De goalsettingtheory is dan ook de meest toegepaste en valide theorie

omtrent arbeidsmotivatie (Lattham, 2000, p.107).

De theorie van Locke en Latham (1979) begint bij het opstellen van moeilijke doelstellingen voor de

werknemer. Deze doelstellingen kunnen door de manager opgelegd worden, tot stand komen via

een onderhandelingsproces tussen manager en medewerker of door andere collega’s. De

medewerker kan ook zelf zijn eigen doelstellingen formuleren. De moeilijkheidsgraad van

zelfgeformuleerde doelstellingen hangt volgens Locke en Latham (1979) af van het aspiration level

van de medewerker. Successen en tegenslagen in het verleden alsmede de persoonlijkheid hebben

invloed op het zogenoemde aspiration level (Locke en Lattham, 1990 p.255). Uit verschillende

onderzoeken en experimenten van Locke en Latham(1979; 1981; 1990) is gebleken dat een hoger

prestatieniveau wordt neergezet door mensen die moeilijke maar uitdagende doelstellingen trachten

te realiseren dan mensen die doelstellingen van een gemiddelde of lagere moeilijkheidsgraad

behalen. Daarnaast is de aanwezigheid van zelfvertrouwen bij een individu ook van belang op het

prestatieniveau van het individu. Deze aspecten zijn positief aan elkaar gerelateerd. (Locke &

Lattham, 1990, p.256-257).

De positieve invloed van moeilijke doelstellingen en zelfvertrouwen op de prestatie wordt mede

bepaald door de aanwezigheid van de volgende factoren:

Capaciteiten

De capaciteiten en vaardigheden van het individu zijn bepalend voor het prestatieniveau van de

werknemer. Locke en Latham(1979; 1981; 1990) concluderen daarbij dat werken met doelstellingen

een groter effect heeft op het prestatieniveau van hoog- capabele werknemers dan werknemers

met minder capaciteiten (Locke & Latham, 1990, p.257).

Engagement

Moeilijke en uitdagende doelstellingen hebben alleen invloed op de prestatie wanneer er sprake is

van engagement bij de werknemer. Dit kan gecreëerd worden door de cultuur van de organisatie, de

verwachtingen van de werknemer op het succesvol behalen van de doelstellingen, door

medecollega’s etcetera. Opmerkelijk is dat volgens onderzoek participatie van de werknemer bij het

formuleren van doelstellingen zeer gering of geen effect heeft op zijn engagement (Locke & Lattam,

1990, p.257-259).

Feedback

feedback door leidinggevenden is een belangrijk element is in het motivatieproces. Door juiste en

accurate feedback te geven aan de werknemer weet of hij ‘on target’ zit en kan hierop kan

anticiperen door inzet en of strategie aan te passen (Locke & Latham, 1990, p.259.

Taakcomplexiteit

De relatie van tussen moeilijk doelstellingen en prestaties van de werknemer kan bij complexe taken

alleen tot zijn recht komen wanneer de werknemer de complexiteit van zijn taak begrijpt en

gedetailleerde plannen en tactieken heeft kunnen uitwerken om zijn doel te bereiken (Locke &

Latham, 1990, p. 257-260; Bruggeman & Slagmulder, 2001, p.165).

Situationele beperkingen

Tot slot zijn er situationele beperkingen die het behalen van doelstellingen in de weg kunnen staan.

De organisatie moet de tijd, middelen en geld beschikbaar hebben om de bepaalde doelstellingen te

kunnen realiseren (Locke & Lattham, 1990, p.260)

Deze bovenstaande vijf moderatoren hebben samen met moeilijkheidsgraad van de doelstellingen en

de mate van zelfvertrouwen van de werknemer invloed op de prestatie van de werknemer.

Figuur 3: “The High Performance Cycle” van Locke en Lattham.

(Bron: Bruggeman & Slagmulder,2001 p.165.)

Om het bepaalde prestatieniveau vast te houden wordt prestatie(afhankelijke) beloningen

uitgekeerd. Dit leidt, zoals eerder besproken, tot intrinsieke en/of extrinsieke beloningen die het

individu motiveren, afhankelijk van de bevrediging die deze beloning met zich mee brengt.

Ook kunnen niet-prestatieafhankelijke beloningen worden verkregen. Dit zijn voornamelijk

werkzekerheid, een aangename werkomgeving en thuiswerkmogelijkheden. Deze beloningen

motiveren de werknemer niet direct tot betere prestaties maar zorgen ervoor dat werknemer niet

dermate bereid is om de organisatie te verlaten(Locke & Lattham, 1990, p.264) Deze beloningen

functioneren als een soort bindmiddel tussen de werknemer en de organisatie.

Wanneer een werknemer uit het werk kan halen wat hij wenst, dan zal hij in hoge mate voldoening

voelen ten opzichte van zijn werk (Locke & Lattham, 1990, p.265). Deze voldoening leidt tot een

verbeterde motivatie en daaruit voortvloeiende inzet voor de organisatie. Tevens zal zich dit vertalen

in de bereidheid voor het aangaan van nieuwe uitdagingen (Locke & Lattham, 1990, p.265-267,

Bruggeman & Slagmulder, 2001, p. 166).

3.4.1 Implicaties van de goalsettingtheory

Van de goalsettingtheory zijn een aantal dingen te leren voor het toepassen van prestatiebeloning.

De doelstellingen, targets of ook wel resultaatafspraken genoemd, zullen concreet en helder

geformuleerd moeten worden door de leidinggevende of in samenspraak met de medewerker.

Wanneer doelen eenduidig en meetbaar zijn en eventueel aan een tijdspan zijn verbonden weet de

werknemer precies wat van hem verwacht wordt en wat hij moet doen om het doel te bereiken.

Formuleren van SMART

9

doelstellingen is een goede manier om dit te bereiken (Latham, 2000,

p.108). Daarnaast zullen de doelstellingen uitdagend moeten zijn. Mensen worden gemotiveerd door

de mate van moeilijkheidsgraad van de doelen. Het stellen van moeilijker te bereiken doelen leidt tot

een hoger inspanningsniveau, dan wanneer makkelijke realiseerbare doelstellingen worden opgezet

(Latham 2000, p.108). Het verhoogde inspanningsniveau leidt tot een betere prestatie van de

werknemer. Dit betekent dat doelstellingen een zekere mate van moeilijkheidsgraad moeten

bezitten. Echter is het wel van belang dat de doelstellingen realistisch zijn en dat er rekening wordt

gehouden met de capaciteiten van de werknemer. Het niet kunnen behalen van een doelstelling

werkt demotiverend en zal de acceptatie van de werknemer verlagen. Hierdoor zal de inzet van de

werknemer dalen (Lattham 2000, p.108).

Wanneer de doelstellingen zijn geformuleerd door de manager zal aanspraak moeten worden

gemaakt op een belangrijk aspect voor het effectief toepassen van prestatiebeloning, namelijk

commitment, oftewel betrokkenheid van de werknemer bij de organisatie. Participatie in het

opstellen van doelstellingen en de ervaring van het gevoel van participatieve besluitvorming bij de

werknemer vergroot de betrokkenheid van de werknemer.

Ook zal er goed gecommuniceerd moeten worden vanuit het management naar de medewerker toe

zodat doelstellingen begrepen en ondersteund worden. Het zal niet onwaarschijnlijk klinken dat een

relatief moeilijker doelstelling een hoger mate van betrokkenheid vergt van de werknemer. Een

zwaardere taak gaat gepaard met meer motivatie dan een relatief simpele taak en zal een hogere

beloning vereisen. Dit vereist tevens duidelijke communicatieafspraken tussen het realiseren van de

doelstellingen en het ontvangen van de beloning.

Daarnaast spelen de vaardigheden en capaciteiten van de medewerker een rol in het behalen van

een bepaald prestatieniveau van de medewerker. Het is zelf een feit dat capabele medewerkers een

groter effect op het prestatieniveau laten zien door het formuleren van doelen dan minder capabele

medewerkers met minder vaardigheden (Locke & Lattham, 1979).

De goalsettingtheory laat ook zien hoe belangrijk feedback is voor medewerkers. Door medewerkers

optimaal te begeleiden in hun taken en ze te wijzen op aandachtspunten zal doelrealisatie dichterbij

komen. Daarnaast is het een goed middel om vooruitgang ten opzichte van de te bereiken doelen te

meten. Op deze manier kan zowel medewerker als manager de voortgang van de doelen controleren

en ondersteunen bij doelrelevante activiteiten. (Lattham 2000, p.109).

Tot slot, eveneens eerder benoemd is het minimaliseren van situationele beperkingen.

Medewerkers zullen de middelen, tijd en training moeten hebben om de doelstellingen te kunnen

realiseren. Wanneer een van deze aspecten ontbreekt, zal dit direct een negatieve impact hebben op

het prestatieniveau van de medewerker en de mate van voldoening die een persoon in het werk

vindt. Dit wekt demotivatie op (Lattham 2000, p.109).

9

Bovenstaande punten duiden erop dat de goalsettingtheory een vrij complexe theorie is. Toch is het

voor het management toepasbaar in de organisatiepraktijk. Bij het hanteren van een systeem van

prestatiebeloning zal dan alleen niet moeten worden gekeken de prestatieafhankelijke beloningen,

maar ook naar de targets en doelstellingen die het systeem vastlegt voor een bepaald individu in de

organisatie. Doelstellingen en resultaten zullen een zekere moeilijkheidsgraad moeten bezitten.

Zolang deze in het verlengde liggen van de capaciteiten en vaardigheden van de werknemer kunnen

deze inzet verhogend werken en de prestaties verbeteren. Daarnaast blijkt dat duidelijke en

specifieke doelstellingen en resultaatafspraken de focus voor de werknemer verheldert omdat het

weergeeft wat effectieve prestaties voor het individu inhoudt. (Latham, 2000, p.108). Naast het

formuleren van doelstellingen, is betrokkenheid van de werknemers essentieel om de motiverende

prikkel te versterken. Feedback en het bieden van de nodige middelen, zoals training en tijd zijn, tot

slot factoren die meebepalen in hoeverre medewerkers gemotiveerd worden door prestatiebeloning.