• No results found

Inadequaat SOA-beleid

Sinds jaar en dag kunnen Nederlanders die buiten de risicogroepen vallen, zich gratis en anoniem laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) in zogenaamde soa-poliklinieken. Het zijn door het ministerie van VWS gesubsidieerde poli’s die geleid worden door een GGD of ziekenhuis. Deze categorie cliënten heeft gegronde redenen om hun huisarts te mijden. Hun partner, familie of vriend mogen bijvoorbeeld niets te weten komen over hun seksuele activiteiten. Deze werkwijze is de seksuele gezondheid van grote groepen burgers ten goede gekomen en heeft veel soa’s voorkomen.

Het tijdschrift Medisch Contact berichtte dat ‘het aantal mensen dat zich bij een GGD laat testen op een soa in 2011 gestegen is met 8 procent. Het aantal consulten steeg daardoor tot ruim 113.000. In ongeveer 14 procent van de gevallen werden een of meer-dere aandoeningen als gonorroe, syfilis, hepatitis B of hiv gevonden. Dat percentage is licht gestegen ten opzichte van voorgaande jaren.’52Nog steeds zijn er grote groepen mensen die riskant seksueel gedrag vertonen. In 2011 ‘gaf 64 procent van de bezoekers van soa-poli’s aan geen condoom te hebben gebruikt.’52

Begin januari 2012 maakte het RIVM bekend dat soa-poliklinieken niet meer iedereen zullen testen op seksueel overdraagbare ziekten. Naar aanleiding van die bekend-making berichten onder meer Algemeen Dagblad en de Volkskrant dat het de bedoeling is dat de soa-poli’s alleen nog mensen uit risicogroepen gratis en anoniem zullen testen.

Wie niet binnen een risicogroep valt, moet naar de huisarts.53, 54De Landelijke Huisartsen Vereniging liet desgevraagd weten dat ‘het RIVM hen daarover niet geïnformeerd had.’55 De 26 klinieken blijken te succesvol: elk jaar komt zo’n 10 procent meer Nederlanders op consult, aldus het Algemeen Dagblad. De artsenfederatie KNMG stelde in hetzelfde artikel dat ‘er groepen zijn die niet naar de huisarts willen of kunnen. Zij zullen langer met een soa blijven rondlopen.’53

Deze nieuwe werkwijze staat haaks op het RIVM-beleid, gevoerd sinds 2002. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam baseert al jaren zijn beleid op het standpunt:‘Preventie in plaats van interventie aan het einde van de zorgketen levert de hoogste gezondheidswinst en is een kosteneffectieve investering.’56

4

De beleidswijziging rondom de soa-zorg, die in 2012 doorgang moet vinden, vertoont opmerkelijke overeenkomsten met de soa-aanpak van de GGD Amsterdam rond 2000, in de periode dat Coutinho daar de leiding had. Wegens overbelasting als gevolg van een grote toeloop van patiënten werd de hoofdstedelijke soa-polikliniek in 2003 simpelweg een aantal keer gesloten. Dit beleid ondervond destijds veel kritiek van belanghebbenden. De volksgezondheid werd bewust, en met medeweten van de ge-meente Amsterdam en de minister van VWS, ondermijnd door de hoofdstedelijke GGD.

Het is bekend dat zo’n ‘veertien procent van de bezoekers van een soa-poli één of meer soa’s (chlamydia, gonorroe, syfilis, hepatitis B of hiv) onder de leden heeft.’53Het ligt in de lijn der verwachting dat lang niet iedereen die nu naar een soa-poli gaat straks ook naar de huisarts zal gaan. Toch meent Coutinho, directeur en beleidsmaker van het RIVM, hetzelfde beleid te moeten volgen; een beleid dat groepen patiënten buitensluit.

Midden jaren negentig had de Amsterdamse GGD twee poliklinieken voor soa’s.

Door een daling van het aantal geslachtsziekten destijds, werd er één gesloten.57In 1995 zagen hulpverleners van soa-poliklinieken en de gemeente een omslag. Mensen gingen steeds vaker onveilig vrijen:

‘Nieuwe behandelmethoden namen de angst voor hiv en aids weg, met als gevolg een sterke stijging van het aantal geslachtsziekten, zowel onder hetero’s als homo’s.’57

Het zou voor de seksuele gezondheidszorg goed zijn geweest als de GGD naar aan-leiding van deze toename van soa’s de tweede polikliniek had heropend. Dit gebeurde echter niet, met alle gevolgen van dien.

Eind jaren negentig hadden Amsterdamse cliënten en belangenorganisaties veel kritiek op het soa-beleid van de Amsterdamse GGD. Veel mensen hadden gegronde redenen om hun huisarts te mijden en zich anoniem te laten testen op geslachtsziekten bij de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam aan de Groenburgwal.

In 2001 werd medegedeeld ‘dat het aantal bezoeken aan de geslachtsziektenkliniek van de Amsterdamse GGD de afgelopen vijf jaar met 54 procent was gestegen. Volgens GGD-directeur Coutinho kwam dat mogelijk doordat het afschrikkende effect van aids sterk was afgenomen, waardoor onveilig vrijen was toegenomen. In 2000 was de toe-loop in de soa-polikliniek in Amsterdam (Groenburgwal) zo groot, dat de deur aan de Groenburgwal enkele keren moest worden gesloten. De Amsterdamse GG&GD heeft

daarom aan minister Borst (Volksgezondheid) 1 miljoen gulden gevraagd om een tweede kliniek te kunnen openen. GG&GD wilde ook extra geld om meer mensen te kunnen opvangen na 2002. Het aantal consulten bij de kliniek steeg van 11.656 in 1995 tot 17.956 in 2000. De GG&GD heeft behoefte aan een uitbreiding voor 5000 bezoekers per jaar.’58 De cliënten van de overbelaste Amsterdamse soa-poli durfden hun ongenoegen niet kenbaar te maken, maar in de media was er regelmatig aandacht voor de problemen van de overbelaste kliniek.

In 2003 was het aantal geslachtsziekten tot een volgens B&W verontrustend niveau gestegen. Het aantal hiv-besmettingen was met tweehonderd procent gestegen ten opzichte van 1998.56De gemeente bracht een beleidsdocument naar buiten waarin onder meer het volgende over de kwestie werd gesteld:

‘De dienstverlening door de GG&GD/soa-poli op de Groenburgwal staat onder zware druk als gevolg van een te grote toestroom van cliënten. Dit uit zich in lange wachttijden, het onbehandeld terugzenden van cliënten en met enige regelmaat ongeregeldheden voor de deur.’56

Ook de belangenorganisaties trokken in 2003 aan de bel. De voorzitter van de HIV Vereniging, M. Verbrugge, berichtte dat ‘de Amsterdamse GG&GD in 2002 vijfduizend mensen met klachten ongetest weggestuurd had’.59In dit bericht werd ook Coutinho geciteerd. Hij verklaarde dat de informatie klopte,‘maar wij kunnen het werk niet meer aan.’ Hij vond het ook vreemd dat Rotterdam en Den Haag wel geld van de rijksover-heid krijgen voor twee klinieken, terwijl Amsterdam dat niet krijgt.’59Deze houding van Coutinho is zeer verontrustend. Deze werkwijze doet namelijk vermoeden dat om financiële redenen de gezondheid van burgers op het spel gezet mag worden.

Als gevolg van het niet tijdig vergroten van de capaciteit van de soa-polikliniek van de Amsterdamse GGD (tot 1 mei 2005 onder de naam GG&GD), heeft men duizenden mensen niet kunnen screenen op een soa. Ze kwamen regelmatig voor gesloten deuren te staan. Veel van deze personen hebben wisselende (homoseksuele) contacten en kloppen niet snel aan bij een huisarts. Gezien het eerder genoemde feit dat 14% van de cliënten van de soa-kliniek besmet is met een soa, kan gerust gesteld worden dat de beslissing tot het gesloten houden van een poli, om wat voor reden dan ook, een gevaar zal opleveren voor de volksgezondheid.

Men mag verwachten van de directeur van de GGD dat hij meer moeite had gedaan om de tweede kliniek te heropenen.

GGD Amsterdam: