• No results found

De Rijksoverheid volgt de afgelopen paar jaar een andere koers dan voorbije decennia. Minder nationale ruimtelijke thema’s en bemoeienis van de Rijksoverheid met de ruimtelijke ordening, maar ook minder financiële steun. Dit past binnen de doelstelling van decentralisatie van rijksbeleid, het Rijk laat de ruimtelijke ordening daar waar mogelijk over aan de provincies en gemeenten:

“ Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. (..) Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid”. (Ministerie van Infrastructuur en

Milieu, 2011, p. 1).

Dit betekent in de praktijk ook dat de Rijksoverheid streefpercentages voor binnenstedelijk bouwen uit de Nota Ruimte (2006) niet overneemt. Een mogelijk risico van het loslaten van

streefpercentages, in combinatie met de decentralisatie van rijksbeleid, is dat gemeenten elkaar (meer) gaan beconcurreren op het gebied van woningbouwproductie.

Veel van de subsidies die voor herstructurering worden ingezet zijn in de periode na 2008 vervallen of komen te vervallen. Dit is in lijn met de decentralisatie van rijksbeleid, maar kan ook worden teruggevoerd op de huidige economische omstandigheden en de noodzaak om te bezuinigen bij de Rijksoverheid. Uit voorgaande paragrafen is gebleken dat subsidieverstrekking juist van groot belang kan zijn voor herstructureringsprojecten. Zonder subsidies zijn veel herstructureringsprojecten financieel niet rond te krijgen. Subsidiegelden worden door gemeenten gebruikt om tekorten op de grondexploitatie, die veelvoorkomend zijn, te verminderen of weg te werken.

Een aandachtspunt bij het wegvallen van rijkssubsidies is dat rijkssubsidies lang niet altijd de enige subsidiemogelijkheid is voor een project. Herstructureringsprojecten kunnen ook aanspraak maken

37 op gemeentelijke of Europese subsidies, zoals dat bij de Waalhaeve het geval is geweest. Het

wegvallen van rijkssubsidies betekent dus niet dat gemeenten in de toekomst helemaal geen mogelijkheden meer hebben om subsidie(s) voor herstructurering te ontvangen.

De case van de Binckhorst laat zien welke negatieve gevolgen het mislopen van subsidie kan hebben op een herstructureringsproject. Bij de Binckhorst was “subsidie een onmisbare peiler voor de

realisatie van het plan (…) de grondexploitatie zou slechts sluitend te krijgen zijn door

rijkssubsidiëring” (Persoonlijke communicatie, 6 juni 2012). Het mislopen van de subsidie maakte het

aanvankelijke masterplan dan ook financieel onuitvoerbaar.

De bevindingen bij het Paleiskwartier laten een andere kant zien, namelijk dat herstructurering zonder grootschalige subsidies wel degelijk mogelijk is. Ondanks beperkte subsidie is de herstructurering van het Paleiskwartier succesvol uitgevoerd. Dit project is wel grotendeels uitgevoerd onder gunstige marktomstandigheden. Het nog in ontwikkeling zijnde deel van het Paleiskwartier ontvangt momenteel wel subsidie, als onderdeel van rijksbeleid om de woningmarkt en bouwsector te ondersteunen. Het Paleiskwartier lijkt, als succesvol project ondanks beperkte subsidie, echter eerder een uitzondering dan regel te zijn.

Een ander aspect van subsidies en investeringen door de Rijksoverheid in binnenstedelijk gebied is het mogelijke spin off effect dat uit gaat van dergelijke investeringen. Dit wil zeggen dat

investeringen van de Rijksoverheid ook invloed hebben op nabij gelegen locaties, het trekt

investeringen van marktpartijen aan. Dit laatste is ook nadrukkelijk de bedoeling van de ISV gelden, waar elke euro subsidie een negenvoud aan private investeringen in het investeringsgebied aan moeten trekken.

De gemeente Den Haag hoopt op een dergelijk spin off effect bij de aanleg van de Rotterdamse baan in de Binckhorst, hoewel deze effecten volgens gebiedsmanager Cramer niet op de korte termijn verwacht kunnen worden (Persoonlijke communicatie, 6 juni 2012).

Bij het Paleiskwartier is de relatie tussen rijksinvesteringen en de keuze van de gemeente om voormalig bedrijventerrein de Wolfsdonken te herstructureren het duidelijkst, zoals beschreven in paragraaf 5.2.1.

Ook in Nijmegen zijn grootschalige rijksinvesteringen (350 miljoen euro) in het kader van het

programma ‘Ruimte voor de rivier’ een belangrijke katalysator geweest voor de herstructurering van het toekomstige Waalfront (Gemeente Nijmegen, 2011 & Rijksoverheid, 2010).

Wanneer bezuinigingen en terugtrekken van de Rijksoverheid op het gebied van de ruimtelijke ordening tevens inhoud dat er minder van dit soort grote investeringen door de Rijksoverheid worden gedaan, dan betekent dit het deels wegvallen van één van de katalysatoren van herstructurering.

Dhr. Jansen van ontwikkelaar Heilijgers noemt de invloed van rijksbeleid op de beslissing van de ontwikkelaar om de Waalhaeve te ontwikkelen niet heel direct. Of er op een locatie goede afzet mogelijkheden zijn en of de (lokale) overheid bereidt is om ontwikkeling toe te staan is volgens Jansen van groter belang dan het rijksbeleid (Persoonlijke communicatie, 31 mei 2012).

In de interviews met Van Hees en van Der Velden (Persoonlijke communicatie, 2 december 2011; Persoonlijke communicatie 15 februari 2012) geven beide aan dat de terugtreding van de

Rijksoverheid in principe positief uit kan pakken. De grotere beleidsvrijheid voor gemeenten zorgt ervoor dat ze steeds meer mogelijkheden hebben om lokaal maatwerk te kunnen leveren. Elke locatie kent zijn eigen problematiek en daardoor ook verschillende eigen oplossingen. Wanneer de

H5 Rijksbeleid

38 Rijksoverheid bepaalt wat er op lokaal niveau moet gebeuren leidt dit over het algemeen niet tot de beste oplossingen.

Het is voor gemeenten echter geen goede situatie wanneer decentralisatie een manier is van de Rijksoverheid om te bezuinigen, dat wil zeggen een groter takenpakket voor de gemeenten bij gelijkblijvende of afnemende financiële middelen. Onder andere door het aflopen van belangrijke subsidies voor herstructurering lijkt bovenstaande situatie echter wel realiteit te worden.