• No results found

GEVOLGEN VAN BTW-INVOERING VOOR DE VENNOOTSCHAPSBELASTING

Afspraken met KPN inzake invoering van BTW

BIJLAGE 2 GEVOLGEN VAN BTW-INVOERING VOOR DE VENNOOTSCHAPSBELASTING

1 Algemeen

Op grond van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 was afboeking in één keer van de BTW-component over bestaande activa in 1993 ten laste van de fiscale winst over dat jaar niet mogelijk. Dit gold ook voor de BTW-component over investeringen na 1993 tot de BTW-invoering in 1996.

Gedurende de resterende levensduur van de activa (voor het grootste deel minder dan 10 jaar) wordt de vennootschapsbelasting berekend over afschrijvingen inclusief deze BTW-component.

2 Belastinglatentie

KPN boekte de BTW-component van bestaande activa af ten laste van het vermogen ultimo 1993. Vanaf 1994 is de commerciële winst gebaseerd op afschrijvingen zonder BTW-component, waardoor de commerciële winst gedurende een aantal jaren hoger is dan de fiscale winst. Hierdoor is de door KPN te betalen vennootschapsbelasting gedurende de resterende afschrijvingstermijn van de BTW-component lager dan op grond van de commerciële winst het geval zou zijn.

Om die reden heeft KPN op de commerciële balans een actieve belasting-latentie opgenomen5. De latentie neutraliseert ten dele het vermogens-verlies door de afboeking van de BTW-component. De latentie verdwijnt in de loop van de resterende afschrijvingstermijn van de BTW-component.

Op grond van de in 1993 door KPN aan het ministerie opgegeven omvang van de BTW-component, zou deze latentie f 1 085 miljoen bedragen (35%

van f 3,1 miljard). De afspraken als zodanig hadden geen gevolgen voor de omvang van de belastinglatentie.

KPN nam in de jaarrekening 1993 een latentie op van f 1 036 miljoen. Uit de in de jaarrekeningen 1994 en 1995 vermelde BTW-component over investeringen in die jaren (f 660 miljoen) kan een additionele belasting-latentie van f 231 miljoen worden afgeleid.

3 Vermindering vennootschapsbelasting voor KPN

Bij de verwerking van de BTW-invoering in de tarieven werd uitgegaan van een eenmalige tariefverhoging, zodat de winst vóór belastingen gelijk zou blijven. In de berekeningen van de tariefverhoging werd ervan uitgegaan dat KPN na BTW-invoering geen BTW over afschrijvingen zou hoeven te betalen.

Zoals hiervoor is uiteengezet, zal echter ook ná BTW-invoering de fiscale winst van KPN worden gebaseerd op afschrijvingen inclusief de reste-rende BTW-component, totdat deze geheel is afgeschreven.

Het gevolg van de tariefaanpassing, gegeven de fiscale wetgeving, is dat KPN ná BTW-invoering gedurende de resterende afschrijvingstermijn van de BTW-component een gelijke winst vóór belasting heeft en minder vennootschapsbelasting hoeft te betalen dan zonder BTW-invoering het geval zou zijn. Onderstaand schema maakt dit duidelijk:

5De latentie is de weergave op commerciële balans van het feit dat KPN de BTW-compo-nent commercieel in één keer ten laste brengt van het vermogen terwijl dit fiscaal niet is toe-gestaan.

Gevolgen BTW-invoering voor te betalen vennootschapsbelasting gedurende de resterende afschrijvingstermijn van de BTW-component in de activa bij BTW-invoering (fictieve cijfers)

– excl. BTW-component 18 18 18

– BTW-component 3 0 3*

omzet

– excl. BTW 100 95 95

– BTW 0 15 15

omzet incl. BTW 100 110 110

resultaat 30 30 27

vennootschapsbelasting

– ten laste van commerciële winst 11 11

– in mindering op latentie – 2

– werkelijk betaald 11 9 9

* tot BTW-component in activa aangekocht vóór BTW-invoering volledig is afgeschreven

Dit voordeel voor KPN komt niet ten goede aan de commerciële winst na belastingen (en dus het dividend), maar wordt jaarlijks in mindering gebracht op de hiervoor genoemde belastinglatentie op de balans.

Op basis van de gegevens die ten grondslag lagen aan de besluitvorming begin 1993, kon het voordeel voor KPN worden geraamd op f 820 miljoen.

Uit de omvang van de BTW-component zoals vermeld in de jaarreke-ningen 1993 tot en met 1995 kan het voordeel voor KPN worden geschat op f 1 002 miljoen.

Voor de jaren 1994 en 1995 waarin wel de BTW-component op de commerciële balans is afgewaardeerd, maar BTW-invoering en tarief-aanpassing nog niet hebben plaatsgevonden ontstond een ander effect:

KPN had in die jaren een hogere winst vóór belasting en een zelfde belastingdruk dan zonder BTW-invoering het geval zou zijn (zie bijlage 1, punt 2).

4 Rol in het besluitvormingsproces

Het ministerie ging er bij de onderhandelingen met KPN van uit dat het vermogensverlies vanwege de afwaardering van de BTW-component voor f 750 miljoen werd gecompenseerd door «winstinhoudingsvoordelen», die volgens het ministerie zouden ontstaan doordat na BTW-invoering

«commercieel lager dan fiscaal wordt afgeschreven». Van dit bedrag heeft de Rekenkamer geen onderbouwing aangetroffen. Tijdens het onderzoek deelde het ministerie mee dat dit een raming was van de vermindering van de door KPN te betalen vennootschapsbelasting na BTW-invoering6. Het ministerie deelde verder mee dat de derving van de ontvangsten uit vennootschapsbelasting voor het Rijk niet in de besluitvorming was meegenomen omdat ervan werd uitgegaan dat dit zou worden gecom-penseerd door extra ontvangsten uit vennootschapsbelasting vanwege de netto tariefverlaging voor het bedrijfsleven bij BTW-invoering. Deze overwegingen zijn destijds niet schriftelijk vastgelegd.

6Het ministerie ging er ook van uit dat KPN hierdoor per jaar f 160 miljoen extra dividend zou moeten betalen. Het was niet duidelijk over welke jaren dit het geval zou zijn.

BIJLAGE 3 HERZIENINGSBATEN

KPN had bij BTW-invoering wettelijk recht op de teruggave van een deel van de BTW die zij in het verleden heeft betaald bij de aanschaf van (on)roerende zaken, de zogeheten herzieningsbaten. KPN zou, op grond van de fiscale regels, in de periode 1996–2004 jaarlijks een bedrag aan herzieningsbaten ontvangen.

Ten behoeve van de onderhandelingen verstrekte KPN het ministerie een raming van de herzieningsbaten van f 1 792 miljoen.

Het ministerie controleerde de juistheid van het door KPN opgegeven bedrag aan herzieningsbaten niet in detail; het achtte het door KPN opgegeven bedrag aanvaardbaar.

Volgens de Rekenkamer was het opgegeven bedrag om de volgende redenen onzeker:

• voor de jaren 1993 (gedeeltelijk), 1994 en 1995 moest worden uitgegaan van prognoses van investeringen;

• het recht op herzieningsbaten zou alleen gelden voor activa die op 1 januari 1996 daadwerkelijk in gebruik waren bij KPN.

De Rekenkamer constateerde dat het ministerie bij de berekeningen, op basis waarvan de afspraken werden gemaakt, geen rekening hield met de door de Staat van KPN te ontvangen vennootschapsbelasting over de herzieningsbaten (f 627 miljoen). Hiermee rekening houdend, op basis van de in 1993 beschikbare gegevens, zouden de herzieningsbaten de

rijksbegroting gedurende de periode 1996–2004 belasten met in totaal f 1,1 miljard.

Tijdens de onderhandelingen werd ervan uitgegaan dat de herzienings-baten zouden dienen ter gedeeltelijke compensatie van het vermogens-verlies vanwege de afboeking van BTW-component. Hierdoor zouden de herzieningsbaten niet ten goede kunnen komen aan de winst en het dividend.