• No results found

GEVOLGEN VAN DE 95 STELLINGEN: LUTHER IN DE BAN

In document 95 STELLINGEN (pagina 72-76)

De 95 thesen hadden het onderstaand opschrift, volgens Vitus Lodewijk von Seckendorf, 1673-1751, in zijn Uitvoerige en onpartijdige historie der Reformatie door Dr

4. GEVOLGEN VAN DE 95 STELLINGEN: LUTHER IN DE BAN

Paus Leo X had eerst gedacht, dat de hele zaak te Wittenberg slechts een monnikentwist was. Hij noemde broeder Martinus "ein sehr guter Kopf", maar dat zou anders worden. De Dominicaan Sylvester Prierias (Mazzolini), pauselijke boekencensor, schreef tegen Luther en nam Tetzel in bescherming. Het was Luther niet moeilijk de Dialogus van Prierias te weerleggen. Prierias schreef voor de tweede en derde maal, maar werd op schertsende toon door Luther andermaal weerlegd. De paus legde de onhandige Dominicaan het zwijgen op.

In Mei 1518 schreef Luther aan de paus een deemoedige brief, waarin hij trachtte zijn stellingen te verdedigen. Von Staupitz zou de brief overhandigen.

Intussen maakte men zich in Rome gereed tot de strijd. Op 7 Augustus 1518 ontving Luther een oproeping om binnen 60 dagen in Rome te komen, om zich te verdedigen.

De Wittenbergse universiteit bewerkte, dat Luther in Duitsland zou verhoord worden en Frederik de Wijze wist van de paus te verkrijgen, dat Luther te Augsburg voor de pauselijke legaat, kardinaal Cajetanus, zou verschijnen.

Deze ontmoeting had plaats Oktober 1518. Cajetanus beriep zich als een echte scholasticus op de scholastieken, maar Luther beriep zich op de Heilige Schrift.

Luther bood aan zijn stellingen aan het oordeel van verschillende universiteiten te onderwerpen. Cajetanus eiste herroeping der stellingen en dreigde met ban en interdict.

Nu beriep Luther zich 16 Oktober 1518 van de slecht onderrichten op de beter te onderrichten paus. Heimelijk verliet Luther Augsburg. Daardoor ontkwam hij aan een inhechtenisneming. Toen eiste Cajetanus van de Keurvorst, dat deze Luther naar Rome zou zenden; maar de Keurvorst antwoordde, dat hij gaarne het oordeel van enkele universiteiten zou horen en dat hij zolang Luther op een veilige plaats wilde bewaren. Luther beriep zich op 28 November 1518 van de paus op een algemeen Concilie.

Om Luther van de steun, welken hij van de Keurvorst genoot, te beroven, zond de paus de Saksische edelman Karl von Miltitz, pauselijk kamerheer, tot Frederik de Wijze, om hem de gewijde ‘gouden roos’ aan te bieden, en om van hem te vragen, dat hij Miltitz in diens optreden tegen Luther helpen zou. Op een samenkomst te Altenburg in Januari 1519 verklaarde Luther aan de vriendelijke kamerheer, dat hij bereid was een schrijven aan de paus te zenden waarin hij leed zou betonen over zijn te scherp optreden, dat hij de Duitse Christenheid vermanen zou tot onderwerping aan de paus, dat hij voor een Duitse bisschop wilde verschijnen (mits met recht tot appel) en dat hij zou zwijgen en van verderen strijd afzien, indien zijn tegenstanders ook zwegen. In Mei 1519 schreef Luther aan de paus.

In die tijd geraakte een collega van Luther, Andreas Bodenstein von Karlstadt, hoogleraar te Wittenberg, geraakte in een pennenstrijd met Dr. Johann Eck.

Een dispuut zou plaats hebben in Leipzig. In zijn stellingen viel Eck ook Luther aan en deze zag zich genoodzaakt stellingen tegen Eck openbaar te maken. Hij verbrak noodgedwongen zijn belofte aan Von Miltitz, omdat de tegenpartij niet zweeg. Een dispuut werd gehouden te Leipzig op de Pleiszenburg.

Op 4 Juli 1519 begon Luther en hij beweerde, dat het pausdom een menselijke inzetting was. Toen Eck daarop zei: dat hebben Hus en Wicliff ook beweerd, antwoordde Luther, ‘dat onder de door deze mannen verdedigde stellingen vele Evangelisch geweest waren, bijv. de stelling, dat het geloof aan Rome's

73

opperhoogheid niet noodzakelijk was tot zaligheid’. Eindelijk erkende Luther, dat een concilie kan dwalen.

Eck werd door zijn vrienden gevleid en door de hertog Georg in Saksen geëerd, omdat hij overwinnaar was geworden; maar Luther had naar het oordeel zijner vrienden gezegepraald. Hij werd ook geëerd, niet het minst door de Humanisten Ulrich von Hutten en Franz von Sickingen, de moedige strijders voor de vrijheid van de Duitse natie, de eerste met de pen, de tweede met het zwaard.

Luther reeft aanvankelijk niet gedacht om te breken met de kerk, maar de omstandigheden hebben hem er toe gedrongen. Dr. Eck was na het Leipziger dispuut uit Rome teruggekeerd met een bul tegen Luther.

Die bul begon met de woorden Exsurge Domine. (Zij luidde aldus: Maak u op, Heere twist uwe twistzaak. Uw wijngaard wil een wild zwijn uit het woud verwoesten, een wild zwijn wil hem afweiden, maak u op Petrus ... maak u op Paulus .... want daar is een nieuwe Porphyrius opgestaan enz.).

De paus veroordeelde 41 zinsneden uit Luthers geschriften en gebood deze geschriften openlijk te verbranden. Zij worden beschouwd als deels ketterachtig, deels afstotelijk, en deels als vermetel. Bovendien zou over Luther, wanneer deze niet binnen 60 dagen herriep, de kerkelijke ban uitgesproken worden. Luthers herroeping moest een behoorlijke vorm naar Rome gezonden worden of deze zelf te brengen en zich van een vrijgeleide te voorzien. Indien hij zo niet handelde verklaard de bul hem na de gemelde termijn in de ban en verbiedt een ieder hem te beschermen, bij straffe van de baan en verbeurdte van alle leengoederen, enzovoort.

Intussen lieten de paus echter aan de Luther nog een deurtje open, om het gedreigde vonnis te ontsnappen omdat hij zijn persoon verschoond en alleen de leer verdoemd.

En dat hij een genade zou worden ontvangen als hij daarvan een herroeping deed.

Maar Luther werd juist hierdoor zo gesterkt dat de zaak van de paus op al te losse voeten stond, dan dat hij aan de zijne zou beginnen te twijfelen.

Van Seckendorf schrijft:

Van roomse zijde schrijft men, dat de bul in Duitsland met groot gejuich werd ontvangen.

Wat voor een gedeelte beide geestelijkheid waar is. Maar ze vond bij allen geen ingang. Dr. Eck was te Rome benoemt om deze naar Duitsland te brengen. Wat volgens Maimbourg voor het pauselijk belang nadelig was, omdat de aanhangers van Luther daaruit gelegenheid namen om deze bundel aan de vijandschap van dr. Eck toe te schrijven. Men gelooft ook dat keurvorst Frederik, die Luther hoewel op een bedekte wijs bestendig had beschermd, teweeg bracht dat de bul een tijdlang nóch aangenomen nóch verworpen werd. Dr. Eck begaf zich naar Leipzig waar hertog George aan de magistraat verbood zonder bevel van de bisschop van Morseburg aan te plakken. Dit blijkt uit een brief van Spalatinus van de 3e december. …

In december 1520 reisde de keurvorst van Brandenburg en hertog van Mecklenburg door Wittenberg om de keizerlijke kroning bij te wonen. Hij sprak zeer gunstig met Luther. Hij had ook de bisschop van Brandenburg bij zich die gaarne de bul te Wittenberg als een stad van zijn bisdom, zou hebben aangeplakt, tenware hij zulks uit vrees voor een oploop heeft nagelaten.

Intussen tastte Luther de genoemde bul ook aan, dat hij de 17e november opnieuw aan een Concilie appelleerde. Dit appel is een herhaling en vervolg van het voorgaande

74

van de 28e november 1518 waarvan hiervoor werd bericht. Hoewel hij tegenwoordig door de gruwelijke smaad van de bul meer getergd, de paus een ketter, een tiran, afvallige, Antichrist en vermetele verachter der conciliën noemt. Nochtans de keizer en de rijksstanden verzoekt hij om op zijn appèl te letten of de uitvoering van de bul zolang in te stellen totdat hij behoorlijk gedagvaard is door onpartijdige rechters, ondervraagd wordt en door de Heilige Schriften grondig is weerlegd.

Hij schreef ook twee traktaten tegen deze bul. De eerste noemde hij traktaat: Tegen de bul van de antichrist. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat het Duitse exemplaar scherper is als het Latijnse en in het laatste verscheiden plaatsen óf uitgelaten, óf anders gedraaid zijn. Maar beide zijn ze van Luther zelf gemaakt.

Het tweede traktaat noemt hij: Grond en redenen van alle artikels door de roomse bul ten onrechte verdoemd. Op dit Latijns traktaat wordt de 1e december geplaatst. Maar omdat daarin over het verbranden van de bul wordt gesproken, wat eerst de 10e december is geschied, blijkt dat het traktaat later is uitgekomen. De Duitse overzetting is eerst de 1e mei 1521 klaargekomen.

De bul kwam van Rome in Saksen op 11 oktober 1520. Luther schrijft op de 13e oktober aan Spalatines:

‘Op dit moment reis ik naar Ligtenberg om Von Militz te spreken. …

Ik veracht dezelve en tast deze reeds als een goddeloze, leugenachtige en volkomen Dr. Eckse Bul aan. U ziet, dat daarin Christus Zelf gedoemd wordt, geen reden gemeld en ik niet gedagvaard wordt om te worden ondervraagd, maar om te herroepen.

Waaruit men moet besluiten, dat ze gans razend, blind en dol zijn en dat ze niets zien noch denken. Ik wil echter van de paus geen gewag maken, maar met haar als een verzonnen, gelogen bul handelen. Hoewel ik wel geloof dat ze hun waarachtig, echte broedsel is. Behaagde het God, dat keizer Karel zich als een man toonde en deze duivel om Christus wil aantastte!

Wat mij betreft, ik vrees niets, de wil des Heeren geschiedde! Ik weet ook niet, wat de keurvorst kan doen en oordeel best te zijn, dat hij ze geheel niet acht. Want die bul is met Eck te Leipzig en overal in de grootste verachting. Waarom ik geloof, dat ze eerst in aanzien zou raken als wij daarover zeer bevreesd werden, terwijl ze anders wel vlug op zichzelf berusten en vervallen zal. Hierbij is een exemplaar, teneinde u het rooms wangedrocht ziet. Als het de heerschappij behoudt, dan is het met geloof en kerk gedaan.

Ik ben van harte verheugd dat men voor de beste zaak zoveel kwaad getoond wordt en ik ben deze heilige aanvechting niet waardig. Ik ben althans volkomen gerust, dat de paus de Antichrist is en men des duivels stoel gevonden heeft. God beware de Zijnen teneinde zij niet door de goddeloze schijn worden verleid.

Erasmus schrijft dat het keizerlijke Hof door de Bedel-tirannen ingenomen was; dat men van Karel geen hoop kon maken; wat geen wonder is. Verlaat u niet op vorsten, zij zijn mensen en kunnen immers niet helpen.’

Nu was van terugkeer geen sprake meer. Luther moest verder.

Op December 1520 verbrandde Luther voor de Elsterpoort te Wittenberg in tegenwoordigheid van vele studenten en Doctoren alle pauselijke canonieke boeken en de bul, met de woorden: ‘omdat gij de heiligen des Heeren bedroefd hebt, zo vertere u het eeuwige vuur’.

75

Nu moest de paus spreken. In een nieuwe bul getiteld: decet romanum pontificem sprak hij de ban uit over Luther en diens aanhangers en het interdict over alle plaatsen, waar deze zich mochten ophouden.

De eerste rijksdag onder de nieuwe keizer zou te Worms gehouden worden op 28 Januari 1521. De vraag kwam op de voorgrond, of Luther, die onder de pauselijke ban lag, wel uitgenodigd kon worden.

De pauselijke legaat Aleander verzette zich ertegen, maar de Stenden waren er beslist voor.

Op 6 Maart werd Luther genodigd.

Op 18 April verscheen Luther voor de rijksdag.

Op 20 Mei verscheen een keizerlijk bevel, dat alle geschriften van Luther aan de overheid moesten ingeleverd worden.

Vitus Lodewijk von Seckendorf, vertelt in zijn Uitvoerige en onpartijdige historie der Reformatie door Dr. Martin LUTHER en andere voortreffelijke mannen, sedert den jare 1515 en vervolgens in Duitschland en de aangrenzende rijken door Godts zegen gewrocht; enz.

76

5. LUTHER OP de RIJKSDAG TE WORMS

In document 95 STELLINGEN (pagina 72-76)