Maar hoe moest hij nu weer in het prinsje veranderd worden? Zachtjes streelde zij
hem over zijn kopje en wist zich geen raad. Doch daar vloog de vogel weer weg,
kwam weer terug en... wat droeg hij in zijn snavel? De toverstaf van de heks.
Daar had Anneke helemaal niet meer aan gedacht. Nee maar, hoe kon ze die nu
vergeten? Ze nam de staf in haar handje en raakte daar het kopje van de vogel mee
aan. En toen... wat was dat?
Anneke viel bijna om van verbazing. Daar stond een snoezig jongetje voor haar, in
een licht zijden pyamaatje. Waar was de vogel? En hoe kwam dat kleine jongetje
hier? Was dat nu de kleine prins Peter?
Daar stonden die twee nu. Eigenlijk drie! Want Hansje liet zich ook niet onbetuigd.
Die moest er meer van weten. Hij was direct goede maatjes met Peter en had het
vreselijk druk met kopjes geven. Dat vond het Prinsje erg lief!
Doch Anneke begreep, dat het nu geen tijd was, om met poes te spelen. Ze waren
nog lang niet veilig thuis. Zij nam Peter bij de hand en samen stapten ze de wenteltrap
af.
Het lopen ging maar heel langzaam door de gangen, want de kleine man had geen
schoentjes aan. Wanneer zijn voetjes de stenen en de losse brokken kalk, die overal
verspreid lagen, raakten, dan deed het pijn. Hij had zijn ene voetje al bezeerd en liet
het aan Anneke zien.
Arme kleine Peter! Hij had nog altijd de kleertjes aan, waarmee de heks hem in het
paleis uit zijn bedje had gehaald. Het werd een eindeloze tocht door de lange donkere
gangen en zalen. Peter kreeg het een beetje koud in zijn zijden pyamaatje en rilde
soms. Hij stak zijn handjes in zijn zakken.
En al die tijd verkeerde Anneke in de vreselijke angst, dat de heks wakker kon worden
En wat dan? Daar waren ze bij de laatste deur. Voorzichtig keken de kinderkopjes
om het hoekje. Wat zouden ze zien?
Gelukkig! De heks sliep nog en zat daar aan de tafel met haar hoofd op haar armen.
Zij was helemaal voorover gezakt. O, o, wat snurkte ze! Die werd nog in geen uren
wakker.
Op hun tenen slopen de kinderen naar binnen. Daar was het luik en de ladder naar
de keuken. Voorzichtig, voetje voor voetje gingen zij de ladder af. Gelukkig, daar
waren ze dan eindelijk in de keuken.
Anneke zette Peter op het bankje en waste voorzichtig zijn voetjes af. Och, wat waren
die lelijk bezeerd. Peter zat er met een bedroefd gezichtje bij te kijken, en wat moest
Anneke daar nu verder aan doen?
Wacht, daar hing een handdoek! Vlug scheurde zij hem in repen. Dat viel haar niet
mee en kostte haar kracht, hoor! Ze werd vuurrood van inspanning, maar kreeg het
toch voor elkaar.
Voorzichtig wikkelde zij de stroken van de handdoek om de voeten van Petertje. Zo
zou hij straks beter door het bos kunnen lopen. Het ging eerst nog wel wat moeilijk,
maar het lopen ging gaandeweg beter. En vol trots stapte Peter de keuken rond. Op
een afstand leek het net, of hij pantoffeltjes aan had.
Nu moesten ze toch zorgen, dat ze zo vlug mogelijk wegkwamen. Stel je voor, dat
de heks eens wakker werd! Anneke nam Petertje, die met de poes zat te spelen, aan
de éne hand en het mandje met etenswaren in de andere hand en liep op de deur af.
Even keek ze nog om, voordat ze de deur uitstapte en kreeg nog een goede inval.
Vlug liep ze de keuken weer in, pakte de toverstal. van de heks, die zij op de aanrecht
gelegd had en wierp die op het haardvuur, dat nog brandde.
Hoog laaide het vuur op. Allerlei gekleurde dampen stegen er uit op en een
benauwende zwavellucht vulde de keuken. Petertje moest er van hoesten en rende
de deur uit.
En weg holden de kinderen, hand in hand het bos in, zo hard ze konden. Poes
spankerde ook wat hij kon! Het kwam er nu maar op aan, om zo spoedig mogelijk
weg te komen.
Vlug stopte Anneke een tabletje in de monden van Petertje en Hansje en in een wip
waren ze weer zo klein als de kaboutertjes. Zelf nam ze er ook één, en kijk, nu
herkende Anneke ook het weggetje weer, dat naar het huisje van den kluizenaar liep.
Toen ze nog groot was, leek het allemaal zo heel anders.
Petertje was er beduusd van. Nu was hij zo maar een heel klein mannetje geworden
en een paar uur geleden was hij nog een vogel. Hij snapte er zo langzamerhand niets
meer van en ging vol verbazing even op een grote boomwortel zitten uitblazen.
Opeens greep hij verschrikt naar Anneke's hand. Er ging een groot geruis door de
lucht. Het leek wel, of het donker werd en een gierende wind joeg door het bos,
takken en bladeren van de bomen scheurend! Toen Anneke en Petertje verschrikt
opkeken, zagen zij voor het laatst de gezichten van de bomen in het betoverde bos,
waar ze juist uit waren gekomen.
Maar wat was dat? Met wild gekrijs vloog daar de heks op haar bezem door de lucht
In document
Greta Badenhuizen, Het betoverde bos · dbnl
(pagina 80-88)