• No results found

3. De Auditcommissie adviseert na te gaan in hoeverre andere ontwikkelingen in de

8.3. Ecologische verklaringen van waar genomen veranderingen

8.3.3. Getijdepopulaties en hun leefgebied

Uitgebreide consultatie van deskundigen (Ens et al. 2017a; Ens et al. 2018) resulteerde in een kaart met

Figuur 8.3. Hoogwatertelgebieden en de veronderstelde bijbehorende laagwaterfoerageergebieden van de wadvogels die met hoogwater geteld worden in de validatie studies van de proxies voor draagkracht (Ens et al. 2018).

Figuur 8.4. Hoogwatertelgebieden en de veronderstelde laagwaterfoerageergebieden van de wadvogels die met hoog- water geteld worden in het onderzoek naar de relatie tussen HVP-gebruik en aanbod bodemdieren (Folmer, Ens & van der Zee in prep.).

12 LGP’s in de Nederlandse Waddenzee (Figuur 8.3). In een vergelijkbaar onderzoek naar onderbenut- ting van HVP’s werd een veel groter aantal gebie- den onderscheiden, namelijk 34 (van der Hut et al. 2014). Destijds werden alleen twee seizoenen voor de Scholekster onderzocht. Zeer recent is dit onder- zoek herhaald voor 12 soorten wadvogels, waarbij de bodemdiergegevens werden gebruikt voor de jaren 2008 t/m 2014 en 2019 (Folmer, Ens & van der Zee in prep.). De onderscheiden LGP’s staan weergegeven in Figuur 8.4. Uitgangspunt waren “virtuele HVP’s” langs de randen van het wad op gelijke afstand van elkaar. Aan elke virtuele HVP werden de omliggende telgebieden toegekend en bij het omliggende wad werden met voronoi polygonen, die zorgen voor een gelijke afstand tussen de virtuele

HVP’s, de grenzen bepaald van het bijbehorende in- tergetijdegebied.

Hoe meer getijdepopulaties kunnen worden onder- scheiden, hoe groter het onderscheidend vermogen van de statistische analyses, dus vergroting van het aantal onderscheiden getijde-populaties van 12 naar 34 zou een enorme verbetering inhouden. Bij de validatie van de proxies werd voor de Kluut de Ballastplaat aangemerkt als potentieel voedselgebied (Ens et al. 2018) en de aanname is dan dat de vogels die op de Ballastplaat naar voedsel zoeken overtijen op Griend (Figuur 8.3). Daar worden echter nooit Kluten waargenomen en het zou dus kunnen dat alle Kluten op de Friese kust overtijen op virtuele HVP21 (Figuur 8.4).

Figuur 8.5. Onderzoeksgebied voor het terreingebruik van de Kanoeten die met hoogwater overtijen op Richel of Griend. Bron: van Gils et al. (2006b).

Figuur 8.6. Links: connectiviteit tussen de verschillende HVP’s (in de figuur aangeduid als roost) en foerageerge- bieden voor het wad onder Schiermonnikoog. De dikte van de lijn is een maat voor de intensiteit en de kleur geeft het aantal individuen weer dat van deze connectie gebruik maakt. Bron: Bakker et al. (2021). Rechts: uitsnede voor Schiermonnikoog van de door Folmer, Ens & van der Zee (in prep.) onderscheiden LGP’s.

Figuur 8.7. Links: connectiviteit tussen de verschillende HVP’s (in de figuur aangeduid als roost) en foerageergebie- den voor het Balgzand. De dikte van de lijn is een maat voor de intensiteit en de kleur geeft het aantal individuen weer dat van deze connectie gebruik maakt. Bron: Bakker et al. (2021). Rechts: uitsnede voor Balgzand van de door Folmer, Ens & van der Zee (in prep.) onderscheiden LGP’s.

Dankzij het onderzoek aan gezenderde vogels kun- nen wij de “virtuele” leefgebieden vergelijken met de werkelijke leefgebieden voor de Kanoet (van Gils & Piersma 1999; van Gils et al. 2000; van Gils et al. 2006b). Kanoeten die op Richel overtijen (HVP5) foerageren niet alleen rond Richel, maar ook in aan- zienlijke aantallen op de Grienderwaard (HVP34) en de Ballastplaat (HVP21). Kanoeten die op Griend (HVP34) foerageren ook vaak op de Ballastplaat (HVP21). Dit valt wel allemaal binnen gebied 3 (Figuur 8.3). Voor de Kanoet is de opdeling in 34 ge- tijdepopulaties dus waarschijnlijk niet bruikbaar. Scholeksters vertonen een veel grotere plaatstrouw

aan voedselgebied en hoogwatervluchtplaats en hier lijkt de opdeling in 34 getijdepopulaties wel bruikbaar zoals een uitgebreide analyse van het terreingebruik van met GPS-trackers uitgeruste Scholeksters bewijst (Bakker et al. 2021). Behalve een GPS was de tracker ook uitgerust met een acce- lerometer waarmee de activiteit bepaald kon worden (Shamoun-Baranes et al. 2012). Zodoende kon een onderscheid gemaakt worden tussen foeragerende en rustende Scholeksters. Voor vier gebieden kon de relatie tussen de laagwaterfoerageergebieden en de HVP in kaart gebracht worden en vergeleken met de door Folmer, Ens & van der Zee (in prep.) onder- scheiden LGP’s (Figuur 8.6, Figuur 8.7, Figuur 8.8,

Figuur 8.8. Links: connectiviteit tussen de verschillende HVP’s (in de figuur aangeduid als roost) en foerageergebie- den voor het wad onder Ameland. De dikte van de lijn is een maat voor de intensiteit en de kleur geeft het aantal in- dividuen weer dat van deze connectie gebruik maakt. Bron: Bakker et al. (2021). Rechts: uitsnede voor Ameland van de door Folmer, Ens & van der Zee (in prep.) onderscheiden LGP’s.

Figuur 8.9. Links: connectiviteit tussen de verschillende HVP’s (in de figuur aangeduid als roost) en foerageergebie- den voor het wad onder Vlieland en Griend. De dikte van de lijn is een maat voor de intensiteit en de kleur geeft het aantal individuen weer dat van deze connectie gebruik maakt. Bron: Bakker et al. (2021). Rechts: uitsnede voor Vlieland en Griend van de door Folmer, Ens & van der Zee (in prep.) onderscheiden LGP’s.

Figuur 8.10. Overzicht van de vier onderscheiden studiegebieden op een kaart met de hoogwatertelgebieden van Sovon, de droogvallende wadplaten en alle vastgelegde GPS-posities van met GPS-trackers uitgeruste Scholeksters Bakker et al. (2021).

Figuur 8.9). Bij Ameland en Schiermonnikoog zou het verband waarschijnlijk nog beter zijn geweest als het analysegebied een groter deel van het vasteland had omvat, waar de foeragerende Scholeksters met GPS-trackers ook konden overtijen (Figuur 8.10). Daarnaast is waarschijnlijk een verbetering mogelijk door laag gelegen en pas laat droogvallende wadpla- ten toe te kennen aan het direct aansluitende hoger gelegen wad en niet door een voronoi polygoon te la- ten afsnijden. We weten uit onderzoek dat de Schol- eksters die op het Balgzand overtijen de afgaan de waterlijn volgend uiteindelijk de noordelijke laag- gelegen wadplaten bereiken (Dokter et al. 2017). De vogels die daar foerageren overtijen niet op Texel zoals Folmer, Ens & van der Zee aannemen (Figuur 8.7).

Een ander voordeel van de door Folmer, Ens & van der Zee onderscheiden LGP’s is dat ze beter lijken aan te sluiten bij de bodemdalingsgebieden (Figuur 8.11) dan de veel grotere gebieden gebruikt voor de

eerdere validatie van de proxies (Ens et al. 2018). Dat betekent dat dezelfde gebiedsindeling gebruikt zou kunnen worden in de signaleringsmonitoring voor de analyse van de proxies en de analyse van de vogelaantallen.

Samenvattend: de door Folmer, Ens & van der Zee onderscheiden LGP’s hebben belangrijke voordelen (grotere steekproef, koppeling van analyse van de proxies en analyse van de vogelaantallen en mogelijk betere aansluiting bij bodemdalingsgebieden) en lijken, zeker na wat kleine correcties, goed bruikbaar voor de Scholekster. Voor de Kanoet lijkt dit niet het geval in de westelijke Waddenzee, maar over de oos- telijke Waddenzee zijn geen gegevens.

Voor de andere onderzoeksoorten ontbreken sowieso harde gegevens. Het watlas systeem van NIOZ on- derzoeker Allert Bijleveld kan hier uitkomst bieden. Met dit systeem kunnen de bewegingen van grote aantallen (ook kleine) wadvogels langdurig gevolgd

Figuur 8.11. Totale bodemdaling in cm (status modelcontour: 1-1-2019) door gaswinning sinds de start van de Ameland, Anjum en Waddenzeeproductie. In blauw: contouren van de gemodelleerde bodemdaling (gestreepte con- touren geven de bodemdaling op 1-1-2017 volgens de M&R-rapportage over 2017). De punten met label representeren de peilmerken met de gemeten hoogteverschillen tussen juni 1997 en augustus 2018. Boven de gasvelden Ameland- Oost, Nes/Moddergat en Anjum zijn op 4 posities continue GPS-metingen uitgevoerd sinds 2007 (rode driehoek). Bron: NAM (2019)

worden met een zeer hoge resolutie in tijd en ruimte

https://www.nioz.nl/en/about/cos/coastal-move- ment-ecology/shorebird-tracking/watlas-tracking- regional-movements.