• No results found

Gespreksverslag Frank Steijn – VNM 20 april

Bronvermelding Literatuur

Bijlage 10: Gespreksverslag Frank Steijn – VNM 20 april

Op dinsdag 20 april heb ik een gesprek gehad met Frank Steijn. Het gesprek ging over

mobiliteitsmanagement in Nederland, de werkwijze in Nottingham en de mogelijke leerpunten die vanuit Nottingham te benoemen zijn.

Frank Steijn is directeur bij VNM in Utrecht. VNM is opgezet door de provincie Utrecht en het BRU (Bestuurs Regio Utrecht) en heeft als doel het activeren van werkgevers om ‘te doen wat de overheid wil’ op het gebied van mobiliteitsmanagement. Hierbij hanteren ze een werkwijze waarmee ze de werkgevers niet bestoken met begrippen als ‘bereikbaarheid’, ‘reizen’ of ‘file’ maar ze juist inspelen op onderwerpen die voor de werkgever herkenbaar zijn. De manier waarop de werknemers naar het werk komen, is voor een bedrijf niet interessant (dit betreft niet de ‘core business’). Wanneer gestrooid wordt met bovenstaande begrippen (zoals in het verleden vaak gebeurde) zit je dus op een verkeerde golflengte. VNM speelt daarom in op andere problemen die voor een bedrijf veel belangrijker zijn (bijvoorbeeld hoog

ziekteverzuim) en gebruiken een ‘andere manier van reizen’ (meer naar het werk fietsen) om dit probleem op te lossen. Mobiliteit wordt daardoor een middel in plaats van een doel. Dit maakt het voor werkgevers veel interessanter.

Hoe is mobiliteitsmanagement over het algemeen geregeld in Nederland?

Mensen krijgen een bonus wanneer ze niet met de auto rijden (filemijden). Deze prikkel werkt en mensen laten hun auto thuis staan. Echter, bijna niemand gebruikt vervolgens de diensten die door de overheid worden aangeboden. Zo gaan 51% van de mensen later weg, 25% gaat vanuit huis werken, 10% gaat carpoolen en 14% van de mensen gaat in op allerlei zaken die door de overheid worden aangeboden (zoals OV, fietsen, etc.).

Daar tegenover staan de maatregelen waarmee de dienstdoende organisatie die met het project bezig is. Van deze maatregelen is misschien 10% gericht op zaken die de werkgever kan uitvoeren en is de resterende 90% gericht op zaken die de overheid kan uitvoeren. Kortom, wat de reizigers willen staat lijnrecht tegenover wat er wordt aangeboden.

Wat valt u op als u de Nederlandse manier van werken vergelijkt met die van Nottingham? In Nederland wordt veel aandacht gegeven aan ‘gratis OV’. Wanneer de kwaliteit van het openbaar vervoer echter achterblijft, schiet je met deze prijsprikkel niks op. In Nottingham is de goede volgorde aangehouden. Eerst is de kwaliteit van het openbaar vervoer en overige infrastructuur verbeterd en vervolgens is pas aan de slag gegaan met communicatie en marketing. Zolang in, bijvoorbeeld, de regio Utrecht het openbaar vervoer niet verbeterd, is het voor werknemers ook niet interessant om hier mee te gaan reizen. Daarom zet VNM ook meer in op andere maatregelen.

De tramlijn die in Nottingham is aangelegd is essentieel geweest. Wanneer een dergelijke tramlijn de ‘missing link’ is in je openbaar vervoersnetwerk en je deze realiseert, dan ben je in staat om een groot aantal nieuwe OV reizigers te trekken. Wanneer het openbaar vervoer netwerk echter al van de hoogste kwaliteit is, zal een dergelijk project veel minder nieuwe reizigers aantrekken. Een ‘model’ als in Nottingham is dan ook interessant om in gebieden in te zetten waar vraag is naar betere kwaliteit.

Een ander verbeterpunt voor Nederland is de samenwerking tussen overheid, vervoerders en het bedrijfsleven. Dit komt omdat de overheid ‘opdrachtgever’ is van de vervoerders en zich ook strak aan

deze rol houdt. Wanneer een ‘bedrijf’ als VNM iets met Connexxion wil, dan moet dit gaan via de overheid. In de meeste convenanten die in de regio Utrecht zijn gesloten, zitten de vervoerders dan ook meestal niet aan tafel. Dit wordt door veel partijen als een gemis gezien. Een samenwerkingsverband als in Nottingham (GNTP) is zeker een leerpunt voor Nederland.

Communicatie in Nederland vaak gericht op de reiziger die al gebruik maakt van de betreffende vervoerswijze. Zo bereiken de meeste fietscampagnes alleen de mensen die al fietsen en niet de niet- gebruiker. Hier schiet je dus eigenlijk niks mee op. In Nottingham is de marketing en communicatie juist ingespeeld op alle inwoners. Dit is zeker een leerpunt.

In Nederland is, wat betreft mobiliteit, niet veel aan marketing gedaan. Dit kwartje begint nu wel te vallen. Een consistent beleid, waar een visie achter zit die door heel veel partijen gedeeld wordt, gevolgd door actieve en consistente marketing en communicatie voor het product, is iets wat in Nederland veel meer moet gebeuren.

In Nederland worden miljoenen uitgegeven aan onderzoek. Onderzoek naar betere reisinformatie, onderzoek naar Beprijzing etc. In Nederland zou, net als in Nottingham, een bepaald product (of in dit geval, bepaalde manier van reisinformatie) moeten worden verkocht. Hou op met eindeloos onderzoeken, ontwikkel iets en voer het uit.

Wanneer u kijkt naar het klantwaardemodel, hoe is deze dan toe te passen op Nottingham en Nederland?

Het hele denken bij zowel het openbaar vervoer als bij andere vervoerswijzen ligt bij resultaat en proces. Als we maar een goede bus hebben die frequent rijdt dan is het goed. Veel vervoerders / beleidsmakers worden dan ook afgerekend op deze twee elementen. Waar ze eigenlijk afgerekend moeten worden is het resultaat dat behaald is uit alle 5 de elementen. Hoeveel nieuwe reizigers heeft het opgeleverd, hoeveel bedrijven of mensen zijn enthousiast etc.

Gedragsmodel wordt door VNM ook toegepast. Eerst op de werkgever en, wanneer de werkgevers meedoen, vervolgens ook op de werknemers.

Wanneer we afsluitend nog even gaan kijken naar eventuele leerpunten voor Nederland, welke zou u dan aanraden?

Mobiliteitsbudget is de toekomst. Keuzevrijheid maakt mensen kostenbewuster en zorgt ervoor dat mensen minder met de auto gaan reizen voor woon-werk verkeer. Deze keuzevrijheid is in Nottingham eigenlijk ook (zij het op grotere schaal) uitgevoerd. Je kan lopen, fietsen, met de auto of met het openbaar vervoer. ‘Alle opties zijn mogelijk, kies zelf maar’. Hierbij is in Nottingham wel de voorkeur voor het OV, fietsen en lopen aangegeven door hier meer op in te spelen.

De overheid moet zich meer richten op de aanbodzijde. Zorg ervoor dat het aanbod goed is, communiceer daar over en laat het daarna los. In het verleden kwamen instellingen als VNM en de werkgevers vaak naar de overheid toe om te vragen wanneer de infrastructuur nou eindelijk op orde werd gebracht. En tegelijkertijd kwamen de overheid naar de werkgevers toe met de vraag of de vraag naar (auto)mobiliteit niet wat minder kon. Dit terwijl het logischer is wanneer de overheid zich juist bezig houdt met de infrastructuur en dat de werkgevers en clubs als VNM zich juist gaan bezig houden met de

mobiliteitsmanagement. Nottingham is wat dat betreft een schoolvoorbeeld van hoe de overheid zich moet opstellen. Ik was dan ook aangenaam verrast over deze case.

Bijlage 11: Gespreksverslag David Eerdmans –