• No results found

Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.

Volgens de IKAW en de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant geldt voor het plangebied, vanwege de ligging binnen de bebouwing van Aalst, een onbekende archeologische verwachting (bijlage 2). Op basis van omliggende gekarteerde terreinen kan aangenomen worden dat voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geldt.

Het plangebied ligt op de helling van het beekdal van de Tongelreep en ligt daarmee relatief laag in het landschap. De ondergrond binnen het plangebied bestaat naar verwachting uit fluvioperiglaciale afzettingen afgedekt met dekzand. Op basis van de ouderdom van deze afzettingen kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het laat-paleolithicum.

Jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum hebben als woon- en verblijfplaats vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap gekozen, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst, nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit, wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt.

Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het toenmalige oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn aangeploegd. In situ vondsten en sporen bevinden zich onder het plaggendek voornamelijk in de top van de oorspronkelijke bodem (mogelijk een podzolgrond)en eventuele sporen kunnen worden aangetroffen tot in de C-horizont. Het plangebied ligt relatief laag, op de helling van een beekdal.

Circa 100 m ten oosten van het plangebied stroomt de beek de Tongelreep. Vanwege de ligging van het plangebied nabij een beek kan aangenomen worden dat er voldoende drinkwater beschikbaar was en dat rond het plangebied het voedselaanbod voor jager-verzamelaars groot was. Het plangebied vormde dan ook een geschikte bewoningsplaats voor de jager-verzamelaars uit de steentijd. Daarom is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum.

Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In het begin combineert men de eigen teelt met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar landbouw en veeteelt en worden jagen en verzamelen steeds minder belangrijk. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die soms diep in de grond gefundeerd waren. Voor de watervoorziening worden waterputten gegraven en in en nabij de nederzetting worden afvalkuilen gegraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken, waardoor een oppervlakkige verstoring enkel impact heeft op de bovenste delen van de sporen. Ondiepe sporen kunnen echter wel zijn verdwenen. Sporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kunnen vanaf de oorspronkelijke bodem tot diep in de C-horizont worden aangetroffen. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden. Met name grotere en hogere dekzandruggen hebben in deze periode een aantrekkelijke bewoningsplaats gevormd. Het plangebied is landschappelijk relatief laag gelegen op de helling van een beekdal. Vanwege deze ligging was plangebied relatief nat en daardoor minder geschikt als landbouwgrond. In het neolithicum werd de landbouw nog gecombineerd met jagen en verzamelen. Het plangebied is in het neolithicum nog steeds geschikt voor jager-verzamelaars en derhalve een gunstige locatie als tijdelijke verblijfplaats. De vondst van een neolithische vuurstenen bijl (paragraaf 2.3, waarnemingsnummer 44.778), circa 325 m ten oosten van het plangebied, in het dal van de Tongelreep is een indicatie voor de aanwezigheid van mensen in het gebied in het Neolithicum. Derhalve wordt voor vuursteenvindplaatsen uit het neolithicum een middelhoge verwachting toegekend.

Het plangebied is vanwege de landschappelijke ligging relatief nat en daardoor een minder gunstig locatie voor landbouw en daarmee ook minder geschikt als bewoningslocatie. De hogere en drogere gebieden ten westen en zuidwesten waren in de periode bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen beter geschikt voor landbouw en bewoning dan het plangebied. Op ruim 300 m ten westen van het plangebied zijn bewoningssporen aangetroffen, in de vorm van waterputten, huisplattegronden en bijgebouwen uit de Romeinse tijd en de middeleeuwen (paragraaf 2.3, Onderzoeksmeldingnummer 922; Waarnemingsnummer 32.885), die dit bevestigen. Daarom is aan het plangebied vanwege de minder gunstige landschappelijke ligging en aangetoonde bewoning op de hogere en drogere terreinen in de omgeving, een lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het neolithicum (landbouwers) en de periode bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen.

In de late middeleeuwen en nieuwe tijd verandert het bewoningspatroon geleidelijk. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Vanaf de late middeleeuwen concentreert de bewoning zich in dorpen, steden en bewoningsclusters rondom de kruispunten van wegen en bij overgangen aan waterlopen. Rondom de dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. Aalst wordt al bewoond sinds de middeleeuwen. Het plangebied ligt direct tegen de oude dorpskern van Aalst, die is aangewezen als terrein van hoge archeologische waarde, waar archeologische resten verwacht worden uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd (paragraaf 2.3, monumentnummer 16.806). De begrenzing van de oude dorpskern als monument is onder andere gebaseerd op het in paragraaf 2.4 gebruikte historisch kaarmateriaal. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied in de 19e en de 20e eeuw onbebouwd was. De historische bebouwing van Aalst bevindt zich dan ook met name ten westen en noordwesten van het plangebied, aan de Eindhovenseweg, de Gestelsestraat en de Raadhuisstraat. Ook nu is het plangebied niet bebouwd. Dit verklaard waarom het plangebied buiten het monument ligt. Op basis van de minder gunstige landschappelijke ligging in de periode bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen en het feit dat het plangebied tenminste de afgelopen 200 jaar onbebouwd was (waardoor het plangebied niet is aangewezen als terrein van hoge archeologische waarde) is het aannemelijk dat ook in de late middeleeuwen en nieuwe tijd het plangebied minder geschikt was voor bewoning en dus onbebouwd was. Om deze redenen is de verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd op laag gesteld.

Het plangebied is mogelijk vanaf de late middeleeuwen, waarschijnlijk in de nieuwe tijd, afgedekt door een plaggendek. Van het plaggendek gaat een beschermende werking uit op eventuele archeologische sporen en resten van voor de late middeleeuwen. Oppervlakkige verstoringen zoals ploegen hebben hierdoor geen of een geringe invloed op het onderliggende bodemarchief. Door de aanwezigheid van een plaggendek zullen eventueel aanwezige vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen redelijk tot goed bewaard zijn gebleven.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen laat-paleolithicum

– mesolithicum

hoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek, in de oorspronkelijke bodem

Neolithicum (jager-verzamelaars)

middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke

kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek, in de oorspronkelijke bodem

Neolithicum (landbouwers)

laag Nederzetting: cultuurlaag,

fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen

Onder het plaggendek, in de oorspronkelijke bodem

bronstijd – vroege middeleeuwen

laag Nederzetting: cultuurlaag,

fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen

Onder het plaggendek, in de oorspronkelijke bodem

late middeleeuwen – nieuwe tijd

laag Nederzetting: cultuurlaag,

fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld

Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.