• No results found

geschikter voor een bepaald type kind dan de andere omgeving

In document Kracht van Aangepaste Sport (pagina 29-33)

ingericht dat dat kan. Daarnaast bestaat de omgeving uit rolmodellen, jongeren voelen zich snel aangetrokken tot rolmodellen. Als je een positief rolmodel pakt, bijvoorbeeld dat er middels ‘Special Heroes’ een introductie gedaan wordt van trick biken op school, dan creëer je een rolmodel waarvan jongeren denken “dat wil ik ook!”.

De ene omgeving is ook geschikter voor een bepaald type kind dan de andere omgeving. Neem bijvoorbeeld een pannakooi, het voordeel daarvan is dat het spel eigenlijk niet ophoudt, omdat de bal steeds terugkomt. Dat is heel geschikt voor kinderen die een hoge

prikkelbehoefte hebben, een gemiddeld ADHD-kind vindt dat soort spelletjes heel aantrekkelijk. Daarnaast is er een trend gaande waarbij je in Nederland steeds meer groene schoolpleinen ziet. Daar zit één kanttekening aan, groene schoolpleinen zijn niet zo geschikt voor oudere kinderen omdat er in de verborgen bosjes pestgedrag ontstaat. Wat is dan het meest aantrekkelijke en veilige schoolplein? Een combinatie tussen groen en grijs, want een groene speeltuin en omgeving zorgt wel degelijk voor meer samenwerking, maar als je doorslaat in het groen dan zorgt dat voor meer conflicten en pestgedrag.

Trainer: Welkom jongens. We starten met een partijtje voetbal, twee tegen twee. Ik maak de teams, daar moet je het mee doen. Het blauwe team (Daan/Tim) speelt van daar tot daar en het witte team (Jasper/Yannick) speelt van daar tot daar. Wil je niet aan die pylon zitten? Moet ik dat nou elke keer zeggen? Jij doet een shirtje aan en jij gaat samen met Daan.

Team 1: Nee, kom op nou.

Trainer: Ik maak de teams en beslis de regels. Daan en Tim, jullie krijgen de aftrap. Spelen maar. Kom op Tim. Het is 1-0. Blauw krijgt de bal. Kom op Daan, voetballen. Kom op Tim.

Tim: Er is niets aan.

Trainer: Kom op Daan. Kom op man, Tim. Jasper: Ja, kom op Tim.

Trainer: Oké, stop maar even. Tim, je zit op voetbal en je komt hier om te voetballen. Je gaat nu beter je best doen en anders ga je maar mooi even aan de kant zitten. Tim: Nee.

Trainer: Voetballen, één kans heb je nog. Actie. Kom op Yannick, scoren. Mooie actie, kijk eens. Ja. Goed hoor, kom op. Kijk eens wat ze doen. Dat is wat ik wil zien. Ze maken actie en spelen over. Kom op Daan, pak ook eens de bal. Oké, stop maar. Daan: Ik heb er zo helemaal geen zin in.

Trainer: Ik zie dat jullie, het witte team, het uitstekend doen. Ik ga het voor jullie, blauwe team, iets makkelijker maken. Blauw krijgt een kleiner doel. En jullie, wit, maken je doel iets groter. Oké, dan gaan we nu kijken of het beter gaat. Daan, ik zie jou

niets doen. Kom op, Daan, je moet niet alleen stilstaan. Je moet ook eens meedoen. Daan: Ik haat voetbal.

Trainer: Oké, mannen, lekker gespeeld? Ik vroeg of jullie konden overspelen. Dat heb ik uitstekend gezien bij Jasper en Yannick, maar bij jou niet, Tim. Ik moet jou echt te vaak vragen en je doet het gewoon niet. Dat vind ik irritant.

Tim: Je loopt de hele les al op mij te zeiken.

Trainer: Dit vind ik een te grote mond. Ga maar even aan de kant zitten. Tim: Zeikstengel!

Arjan Pruim

Een ander praktijkvoorbeeld waarin een groepje kinderen in een situatie van twee tegen twee voetbalt, daarin ben ik als docent aan het provoceren om bepaald gedrag uit te lokken.

Natuurlijk had ik die jongens van tevoren verteld dat ik even niet zo leuk zou gaan doen, maar binnen dertig seconden trokken ze zich daar niets meer van aan. Wat valt hieraan op? De kinderen gaan afwijkend gedrag vertonen, na mijn negatieve feedback in het doel gaan staan om zeker te weten dat er niets gebeurt, bijvoorbeeld. En als je verder keek, dan zag je dat de kinderen mij na gingen doen. Eerst was

er wat clownesk gedrag omdat ze niet goed wisten wat ze moesten doen. Daarna begon ik te zeuren en te zeggen van: dit moet je doen, dat moet je doen en ineens zeiden de goede voetballers tegen het andere team: je moet dit doen, je moet dat doen. Ze deden mij gewoon na en daar zie je dat rolmodel dus weer terugkomen. Dan een totaal ander beeld.

Trainer: Mannen, welkom. Goed jullie te zien. We gaan een lekker partijtje voetballen. We gaan twee teams maken. We maken misschien later ook nog andere teams, want ik wil graag dat je leert met iedereen te spelen. Jasper, wil jij beginnen met Tim. Gaan jullie met zijn tweeën bij dat doeltje staan en jullie met zijn tweeën bij dat doel. Drie, twee, één, actie. Kijk of je over kunt spelen en doe voorzichtig met de anderen. Dit is mooi. Daan zit ertussen. Goed zo, Yannick. De bal gaat via wit uit. Blauw krijgt de bal en legt hem op de grond. Dribbelen of passen. Kijk of je weer kunt overspelen. Prachtig. Dat had ik gevraagd. Goed Tim. Val maar aan Jasper. Mooi, goede actie Yannick. Uitstekend. Kijk of je nu kunt overspelen. Heel mooi. Jammer. Oh bijna, we spelen door.

Jasper: Tim, schop.

Trainer: Juist Tim. Speel hem naar de ander. Goed Tim! Yannick: Daan, even wachten.

Trainer: Kom op Daan. Jasper: Kom op Daan!

Trainer: Oké, stop. Blauw krijgt de bal. Jullie beginnen weer bij je doeltje. Als ze allebei terug zijn, speel je verder. Prachtig dat er zoveel wordt overgespeeld. Dat wil ik zien. Kijk of je kunt overspelen. Dat wil ik graag zien. Dat zou mooi zijn. Goed Tim, ik wil je graag uitdagen. Ik zou het fantastisch vinden als je probeert vanuit het doel iets meer naar voren te lopen om met het spel mee te doen. Loop maar naar voren Tim. Goed zo. Pak hem af Tim. Mooie bal, Daan. Oké, stop maar, klasse gedaan!

Het waren hier andere teams, dat is natuurlijk al een verschil, maar er is een totaal andere dynamiek aanwezig. Met twee zinnen krijg ik voor elkaar dat Tim meedoet met het spel, terwijl het eigenlijk te complex voor hem is. Daarom moet je het inkaderen, de opdracht kleiner maken zodat het duidelijk wordt voor het kind en het kind precies weet wat hij moet doen en daardoor mee kan doen. Er hing de tweede keer een heel ander gevoel in de zaal dan de eerste keer, de jongens gaan met elkaar overspelen en elkaar tips geven.

Tips voor de (toekomstige)

In document Kracht van Aangepaste Sport (pagina 29-33)