• No results found

4. Inspiratie: Casestudies buitenland

4.4 Extreme case: Verenigde Staten (Youngstown)

4.4.1 Gemeente Youngstown

Youngstown is, voor Amerikaanse begrippen, met ongeveer 74.000 inwoners een kleine stad in het noordoosten van Ohio (Pyl, 2009). De stad ligt in het industriële hart van de Verenigde Staten, tussen Cleveland in het noordwesten, en Pittsburgh in het zuidoosten (zie figuur 4.8).

Youngstown trok vanaf het begin van de 20e eeuw veel mensen naar de stad die werk zochten in de

mijnen en staalfabrieken (Pyl, 2009). Vooral de staalindustrie zorgde voor veel arbeidsmogelijkhe- den;

“Youngstown became almost singularly defined by the steel industry - a 1934 book, referred to by Linkon and Russo (2002), reminded readers that “here the dynamic and vitalizing source of all things is steel”; later, a locally produced text published in 1950 devoted an entire chapter to the importance of the steel industry, explaining that “the steel industry… accounts for more than 90% of business ac- tivity of the Youngstown area” (69). Steel brought prosperity to Youngstown - at one point, it had the highest household income per capita in the United States (Youngstown 2010, 2004)” (Pyl, 2009, p.21).

De stad stond dus bekend om de aanwezige staalindustrie. Echter, Youngstown, Essen en vele andere industriële steden over de wereld werden tegelijkertijd afhankelijk van eenzelfde industrie. Op maandag 19 september 1977 (ook wel “zwarte maandag” genoemd) kreeg Youngstown dan ook een

klap in het gezicht toen de industriële grootmachten van Youngstown (“Youngstown Sheet” en “Tube Company”) bekendmaakten dat ze hun deuren moesten sluiten vanwege de slechte gang van zaken. De staalindustrie was aan het krimpen, en het was niet meer rendabel om door te gaan met de pro- ductie. Binnen één dag hebben toen 5,000 productiemedewerkers hun banen verloren. Binnen vijf jaar volgden ook de andere staalfabrieken, waardoor 50.000 mensen naar ander werk moesten gaan zoeken. Werkloosheid steeg enorm, waardoor inwoners naar andere gebieden begonnen te trekken (Osaka City University, 2007; Pyl, 2009).

In het jaar 1900 telde Youngstown 30.667 inwoners. Door de sterke opkomst van de staalindustrie steeg dit aantal binnen tien jaar naar 79.066, en binnen nog een tien jaar (1920) naar 132.358. De piek van het aantal inwoners maakte de stad echter in het jaar 1930 mee. Het aantal inwoners be- droeg toen 170.002. Tot en met 1970 bleef dit aantal redelijk stabiel, met een aantal periodes van krimp en groei. Echter, na de “zwarte maandag” begon de stad met een enorm tempo demografisch te krimpen. Sinds de jaren zeventig is de stad dan ook met maar liefst 56% gekrompen. Ook de afge- lopen decennia heeft demografische krimp zich doorgezet (zie figuur 4.9 en 4.10) (Pyl, 2009).

Figuur 4.9: Demografische krimp in Youngstown en steden in de regio.

Bron: Pyl, 2009, p. 23.

Figuur 4.10: Populatie-ontwikkeling van Youngstown in de afgelopen 100 jaar.

Bron: Pyl, 2009, p. 22.

4.4.2 “2010 Plan”

Na het in elkaar storten van de staalindustrie en tientallen jaren van demografische krimp heeft Youngstown in 2005 een uitgebreid innovatief plan bedacht om hiermee om te kunnen gaan; “2010

Plan”. Dit plan is gebaseerd op de acceptatie van een krimpende bevolking, en er zou niet meer uit- gegaan worden van een demografische groei. In de Verenigde Staten kan Youngstown wat dit betreft dan ook wel als pionier aangemerkt worden (Pallagst, 2008; Pyl, 2009). Hierdoor heeft de stad dan ook veel media-aandacht gekregen:

“Its 2010 Plan has been widely lauded for its willingness to break from the North American growth- centric planning tradition. Hunter Morrison from Youngstown State University recognizes it as “an honest self assessment and an earnest movement forward” (Swope, 2006). Pallagst (2005) explains that Youngstown’s 2010 Plan is, “almost revolutionary… (that) a shift in paradigm is about to occur leading from growth to ‘shrinking smart’””” (Pyl, 2009, p. 20).

Voordat het “2010 Plan” werd opgezet werden de ruimtelijke ontwikkelingen binnen Youngstown bepaald door een zeer verouderd plan uit 1951. Dit plan was gebaseerd op de verwachting dat de staalindustrie, en daarmee ook de bevolking, zou doorgaan met groeien. Deze verwachting had voornamelijk te maken met de naoorlogse opbouw van de Europese en Japanse steden, en de voort- gaande Koreaanse oorlog. Er werd zelfs geschat dat de stad uiteindelijk een inwonersaantal tussen de 200.000 en 250.000 zou komen te liggen. Hierdoor werden er in de jaren veel woningen bijge- bouwd (Pyl, 2009). De realiteit was echter totaal anders. Door demografische krimp heeft leegstand enorm toegeslagen. In 2000 had de stad een enorm woningleegstandspercentage van 13.4%, en dit is in de jaren alleen maar toegenomen (Youngstown Planning Agency, 2008). Daarnaast zijn deze per- centages niet gelijk verdeeld. In 2006 had bijvoorbeeld de woonwijk genaamd “Oak Hill” een schrik- wekkend leegstandspercentage van 60% (Metropolis Magazine, 2006). Daarnaast zijn ruim de helft van de woningen in en rondom het centrum van Youngstown van voor 1960 (Youngstown Planning Agency, 2008). Hierdoor zijn er veel woningen verouderd. De buitenwijken zijn veelal in de jaren ’80 verwezenlijkt. De leegstand en veroudering hebben negatieve invloeden gehad op de ontwikkeling van de woningwaarden. De gemiddelde woningwaarde in Youngstown lag begin 2000 net onder de 40.000 dollar, terwijl dit in de rest van de staat Ohio tussen de 80.000 en 120.000 dollar lag. Dit ver- schil is in de jaren stabiel gebleven, en af en toe zelfs toegenomen (Pyl, 2009).

Begin 2000 begon de gemeente (pas) te beseffen dat er een realistischer ruimtelijk plan bedacht moest worden, en dat het verouderde plan uit 1951 geen uitgangspunt meer mocht zijn. Het “2010 Plan” is dan ook het eerste grote ruimtelijke plan sinds 50 jaar. Zoals eerder vermeld wordt er niet meer uitgegaan van een groeiende, maar een krimpende bevolking. Het eerste uitgangspunt van 200.000 – 250.000 inwoners werd dan ook geschrapt, en vervangen door een stabiel inwoneraantal

van 80.000 (Pyl, 2009).Het nieuwe plan bestaat uit vier visies, die uiteindelijk de basis moeten vor-

men voor de rest van het plan:

1. “Accepting that Youngstown is a smaller city – Population decline has left the city with an oversized urban infrastructure that will require rationalization and consolidation.

2. Defining Youngstown’s role in the new economy – The steel industry no longer dominates the economy. The city must align itself with the present realities of a more diverse andvibrant economy.

3. Improving Youngstown’s image and enhancing quality of life – Urban decay, as well as more difficult issues such as public safety and racism, must be fixed.

4. A call to action – The excitement and optimism fostered by the visioning process must be maintained and advanced through an action-oriented plan and process” (Pyl, 2009, p. 25).

Het plan bevat een soort bestemmingsplan voor zowel het stedelijk gebied als de buitengebieden. Dit bestemmingsplan beschrijft op een gedetailleerde manier de ruimtelijke ontwikkelingen. Een belang- rijk gegeven daarin is dat de gemeente 30% minder land wil gebruiken ten behoeve van woningen (dit betekent dus ook sloop van bestaande woningen), en 16% minder land voor commerciële doel- einden (Pyl, 2009; Youngstown 2010, 2011). Dit komt neer op een sloopopdracht van ongeveer 1000

woningen en een paar honderd panden met commerciële doeleinden (zoals detailhandel). De nieuwe commercie moet daarbij voornamelijk langs de belangrijke corridors komen te liggen, en minder in de woongebieden. De vrijgekomen gebieden dienen de leefbaarheid van Youngstown te verhogen. Dit kan door middel van meer groen, open ruimten en verbetering van de recreatiemogelijkheden (Osaka City University, 2007; Pyl, 2009; Youngstown 2010, 2011). Opvallend is dat er in Youngstown uitsluitend sprake is van een kwantitatieve vraagverandering, en geen kwalitatieve vraagverandering. Dit is ook duidelijk te merken aan de voorgenomen maatregelen.

De financiering van de fysieke maatregelen, zoals sloop, loopt via verschillende partijen en verschil- lende bronnen. De voornaamste bronnen voor de gemeente zijn een drietal nationale overheidspro- gramma’s die lopen via de U.S. Department of Housing and Urban Affairs (Pyl, 2009; Youngstown 2010, 2011). Dit zijn als het ware nationale subsidieprogramma’s voor de lokale overheden. De eer- ste is de “Home Investment Partnership Grant” (HOME), en is bedoeld voor de deelstaten en lokale overheden om woninggerelateerde onderwerpen aan te pakken. De voornaamste voorwaarde voor

deze financiële hulp is dat het alleen gericht moet zijn op de lage inkomens (Pyl, 2009; U.S. Depart-

ment of Housing and Urban Development, 2011a). Het tweede grote nationale programma is de “Community Development Block Grant” (CDBG). De voorwaarden om CDBG toegewezen te krijgen zijn flexibeler dan de HOME-subsidie. Minimaal 70% van de nationale overheidssubsidie moet ge-

bruikt worden voor de laag- en middeninkomens (Pyl,2009; U.S. Department of Housing and Urban

Development, 2011b). Youngstown gebruikt deze twee overheidsprogramma’s voor diverse her-

structureringsplannen met betrekking tot woningen (Youngstown 2010, 2011). Het derde en laatste overheidsprogramma is de “Emergency Shelter Grant”, maar deze is alleen gericht op daklozen. Naast de genoemde drietal programma’s bestaan er nog allerlei andere manieren om via verschillen- de hogere overheden en instanties (zoals de staat Ohio) financieel hulp te krijgen voor relatief kleine- re fysieke krimpmaatregelen (zoals het versmallen van wegen) (Pyl, 2009). Daarnaast probeert de lo- kale overheid zoveel mogelijk (en het liefst kapitaalkrachtige) partijen in het plannings- en uitvoe- ringsproces te betrekken. Zo dienen de inwoners en private partijen op diverse manieren een steen- tje bij te dragen. De inwoners zijn daarbij door middel van participatieconcepten meegenomen in het planningsproces. De bedoeling hiervan was dat er voldoende draagkracht gecreëerd kon worden (het zijn immers belangrijke stakeholders) (Pyl, 2009).

De private partijen, zoals de commercie, dragen ook op diverse manieren bij aan het “2010 Plan”, dit loopt uiteen van samenwerken met de gemeenten bij het verbeteren van de directe omgeving (zoals de aanleg van groen) tot aan het opknappen van gebouwen. De gemeente maakt daarbij logischer- wijs groot gebruik van de subsidies die voortvloeien uit de nationale overheidsprogramma’s. Ook heeft de lokale overheid een “Youngstown Landbank” opgericht. Er bestaan veel gronden en leeg- staande gebouwen waarover een lange tijd geen belasting is betaald. Deze worden dan via de “Youngstown Landbank” in beslag genomen en onder bepaalde voorwaarden doorverkocht aan pri- vate partijen. Het inkomen dat hieruit vloeit wordt vervolgens weer gebruikt ten behoeve van de fi- nanciering van fysieke krimpmaatregelen (Pyl, 2009; Youngstown 2010, 2011).