• No results found

2

Overzichtskaart

De gemeente Westdongeradeel, getekend naar kaart Topografische Dienst op schaal 1:25 000, 1971, afgedrukt op schaal 1:94 250. Kaders geven de begrenzing aan van de kadastrale minuutkaarten, die afgebeeld zijn bij de behandeling van de betreffende dorpen. Stippellijnen geven de huidige dorpsgrenzen aan.

3

Bornwird

Als ‘Brunnenuurt’ wordt Bornwird vermeld in de tweede Fuldalijst, die gedateerd wordt op het jaar 945 (Dronke c. 37). De huidige, zeer geringe omvang van de bebouwing rond de dorpskerk is ook terug te vinden op de kaarten van Eekhoff en Schotanus; de nederzetting bestaat aldaar uit slechts enkele, aan de ringweg op de voet van de terp gelegen huizen en boerderijen. Slechts één pad leidt van deze ringweg naar de kerk. Ook dit vormt een aanwijzing dat het aantal inwoners van het dorp gering was. Aangezien de dorpsterp zelf grotendeels niet bebouwd is geweest, zijn grote delen hiervan rond de eeuwwisseling afgegraven. Het kerkpad is hierbij gespaard gebleven en geeft nog het beloop van de terphelling weer; ook rond de boerderij ten noorden van de kerk is het terrein niet afgegraven. De ringweg is blijkens de 17e-en 19e-eeuwse kaart17e-en niet rond de gehele terp aanwezig geweest 17e-en is niet zeer regelmatig van vorm. Het beloop van de oostzijde is wellicht beïnvloed door de aanleg van de Minnoltsma State. Het terpterrein dat door de ringweg is omsloten moet gezien het ruime beloop van deze weg zeer uitgestrekt zijn geweest. De toename van de bebouwing die aan het einde van de 19e eeuw en later optreedt, speelt zich vrijwel geheel buiten de (voormalige) dorpsterp af, en vindt ten zuiden daarvan plaats aan de doorgaande weg van Dokkum naar Ferwerd, een nieuwe verharde weg die in de jaren zestig van de vorige eeuw tot stand is gekomen.

Op 1500 meter ten oosten van Bornwird ligt Bornwirdhuizen. Deze naam duidt op een relatief jonge nederzetting, die van Bornwird uit is ontstaan. De oorsprong van deze ontwikkeling valt echter nog wel binnen de periode van de terpenbouw, gezien de aanwezigheid van enkele woonheuvels aldaar, die echter los van elkaar staan en niet tot een dorpsterp aaneen zijn gegroeid. Het huidige Bornwirdhuizen bestaat slechts uit een tweetal boerderijen en woningen. De Schotanus- en Eekhoff-kaarten geven hier tweemaal zo veel gebouwen aan.

4

Afb. 1. Kopie van het kadastrale minuutplan, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.

5

Het kerkgebouw Hervormde kerk

Het grotendeels middeleeuwse kerkgebouw staat op een beschermd terprestant uit het begin van onze jaartelling. Het is langs een stijgend pad bereikbaar. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken, evenals de dakruiter (afb. 3-17).

Litteratuur

R.V.A.I, 133; Benef. 183;R.V.G.O. 109; Wumkes 11, 114; Van Buijtenen, Achtkarspelen, 172; W.J. Berghuis, De geschiedenis van de kerk te Bornwird, PublicatiebandA.F.T.III, 1981, 5-20.

Bronnen

Archief Kerkvoogdij 1775-1907,R.A. Leeuwarden; een gedeelte over de jaren 1857-1898 in gemeentearchief Westdongeradeel; bestek afbraak toren in 1845 en 1898 ibidem.

Afbeeldingen

Tekening door J. Stellingwerf (1723) met onderschrift ‘Bornwerd in Westdongeradeel’ (afb. 5) en tekening door dezelfde met onderschrift ‘Bormerhuizen in Westdongeradeel 1722’ (afb. 17). Beide in coll. Fries Museum, Leeuwarden. De laatste lijkt wat betreft de weergave van het schip van de kerk meer aan die van Bornwird te beantwoorden dan de eerste, doch in 1723 moet te Bornwird de toren er nog hebben gestaan.

Geschiedenis

De kerk van Bornwird wordt volgens Van Buijtenen waarschijnlijk bedoeld in een oorkonde van 1374, waarin gesproken wordt over de kapel van Bawert. De abt van Dokkum doet daarbij afstand van de jurisdictie over een aantal kerken en kapellen uit het bezit van de abdij ten behoeve van de proost van Oudmunster te Utrecht. In 1442 doen ‘persona en voogden’ van Bornwird afstand van aanspraak op Zijaerda State aan Klaarkamp (SipmaI, 88).

In de rekeningen van de kerkvoogdij wordt een verbouwing genoemd in 1816-1817 waartoe Ruurd Jan Bruinsma te Aalsum een bestek en tekeningen maakte. In 1823 wordt herstel van kap, zolder en balken van de toren aanbesteed (Wumkes), doch in 1845 is de toren afgebroken en werd de klok in een ‘kapel’ voor de westgevel gehangen. Volgens een staat van kerken en torens uit 1843 in het gemeentearchief

van Westdongeradeel had de toren een ‘huisdak’. Ook Stellingwerf tekent hem zo. De kapel werd in 1884, blijkens uitgaven, vervangen door een torentje op het dak, waarna in 1898 het resterende gedeelte van de oostmuur van de oude toren werd afgebroken, de opening met afkomende steen gedicht werd en een ‘koepeltje voor de gevel’ aanbesteed werd om de klok te kunnen luiden. De aannemer is G.P. Keuning, meester-timmerman te Ternaard. In 1919 tekent A. Mulder de thans nog bestaande dakruiter, en geen ‘koepeltje voor de gevel’. Eerder in de 19e eeuw, te weten in 1834, is een scheepsvracht hout en drie weken arbeidsloon aan de kerk besteed en in 1853 worden uitgaven voor buitengewone reparaties geboekt. Het overbrengen van de topgevel van de pastorie van Hiaure naar Bornwird als omlijsting van de ingang van de kerk wordt in de kerkvoogdijrekening van 1906 verwerkt. Het torenuurwerk werd in de 18e eeuw enige malen naar Lieuwe Geerts gebracht voor onderhoud en wijzigingen (1780 en 1792).

In 1979 is een klein onderzoek gedaan naar de grondvesten van de absis. Direct onder het maaiveld bleek vlak ten oosten van de tegenwoordige sluitingsmuur het absis-muurwerk nog aanwezig, aansluitend aan de aanzet van een ronding inwendig. Van de kruin van de ronding was het puinspoor aanwezig. Ook van de toren was het puinspoor duidelijk te volgen.

Het artikel van W.J. Berghuis gaat uitvoeriger in op de diverse bouwperioden en geeft reconstructies.

Beschrijving

Het eenbeukige bakstenen kerkje, waarvan de H. Maagd in het Beneficiaalboek de patrones genoemd wordt, is aan de oostzijde thans recht gesloten, ter vervanging van een middeleeuwse koorsluiting. Van de westgevel zijn alleen de vleugelmuren naast de voormalige toren laat-middeleeuws.

Materiaal

Het muurwerk bestaat uit grote baksteen, aan de koortravee 29,5-30,5 × 9-9,5 cm, 10 lagen 101 cm; aan het schip 31-32 × 9-9,5 cm, 10 lagen 101-103 cm, steeds in verband van twee strekken, afgewisseld door één kop. De muurdikte beloopt 64-69 cm. De oostmuur is tot vensterhoogte van herbruikt groot materiaal in kruisverband opgetrokken, daarboven van kleine steen. De kap is aan de noordzijde geheel en aan de zuidzijde grotendeels belegd met holle-bolle pannen.

Schip en koor

Het schip gaat over in het koorgedeelte door middel van een sprong van een halve steen. Een gering verschil in baksteenmateriaal geeft aan, dat het schipmuurwerk boven het muurwerk van de eerste koortravee is doorgezet, waar het rust op een kwartbollijst,

6

Afb. 3. Kerkgebouw. Plattegrond en doorsneden. Getekend in 1979 naar opmetingen van 1967. die zich voortzet over de tweede koortravee en de oorspronkelijke daklijst van het koormuurwerk vormt (afb. 9 en 12).

Daarboven is het muurwerk van het schip en de eerste koortravee met vijf lagen verhoogd en afgesloten door een hollijst. De verhoging van de tweede koortravee wordt afgesloten door een schuine kant. Deze verhoging is slordig gemetseld en zal ontstaan zijn bij afbraak van de absis. Op de zijmuren aan de zuidzijde staan smeedijzeren cijfers die de vakken van het kerkhof aangeven. Van 8 tot en met 11 staan zij op de juiste plaats; ten westen daarvan waren zij blijkens een oude foto op een aanbouwtje gehecht tegen de meest westelijke travee aan de zuidzijde, waar zij te dicht op elkaar stonden (afb. 9). Blijkbaar liepen zij oorspronkelijk door over de zuidelijke torenmuur. Ook aan het koor zijn de cijfers te dicht bij elkaar geplaatst; zij moeten aanvankelijk op het muurwerk van de absis gestaan hebben.

Vensters

Ter plaatse van de oostelijke torenmuur is de gevel gedicht met de afkomende grote baksteen. In de zuidelijke vleugelmuur was een smal venstertje met segmentboog. Van de oudste vensters is er een over, zij het gedicht, aan de noordzijde in de eerste koortravee. Het is klein en rondbogig gesloten (afb. 12). In het schip staat aan deze zijde, eveneens in gedichte vorm, een wat groter venster, flauw spitsbogig gesloten. Aan de zuidzijde zijn er van deze vensters in het schip twee geweest. Het eerste is nog als zodanig aanwezig, zij het iets verlengd naar beneden (afb. 7 en 9). Het tweede is gedicht en staat ten oosten van het tegenwoordige tweede venster. Dit laatste is evenals het derde ontstaan door gedeeltelijke dichting van hogere spitsboogvensters uit de gotische periode. Het vierde venster van gelijke hoogte is blijkens de dagkant ook gotisch en heeft een zelfde rollaag langs de top als de voormalige grote gotische vensters.

Ingangen

Het eerste venster aan de zuidzijde raakt door de benedenwaartse verlenging de boog, die over de voormalige romaanse zuidelijke ingang is geslagen (afb. 7 en 8). Deze heeft over de regelmatig gemetselde zuivere rondboog een kopse laag lopen.

Rond de noordelijke ingang is in 1906 een ommetseling van klinkers aangebracht, waarop de deels natuurstenen topgevel van de pastorie van Hiaure is gemetseld, gedateerd 1751.

7

Afb. 4. Kerkgebouw, reconstructie.

De oorspronkelijke rondbogige toegang is in het metselwerk nog te bespeuren (afb. 12). De topgevel wordt begrensd door natuurstenen ‘pilasters’, die van gebeeldhouwde aanzetkrullen opgaan en een halfronde bekroning dragen. In de top staat het door twee eenhoorns gehouden wapen Aylva, voorts vijf wapens en in een rocococartouche een gedicht door Jan Althuysen, predikant aldaar en Fries dichter. Zijn werk is uitgegeven als ‘Friesche Rymelary troch Jan Althuysen, Liouwerd 1755’. De titel van het gedicht (afb. 13) luidt: ‘Oon it Pastorye Huwz Op dy Hiaura.’ Tekst: ‘Toa tyenst fin dy, dy wey uwz laerre/ Ney 't iewig Hymmelsk Huwz om haeg;/ Der Goad wurt fin zyn tyenners aerre,/ Stiet hier dit ierdsche huwz om laeg./ Mar zoa wy wol dwaan, in uwz ney Goadts wille flye,/ Dan zille wy hyer ney ien better Wenning krye.’ (Tot dienst van Hem die ons de weg leert naar het eeuwig hemels huis omhoog, waar God door zijn dienaars wordt geëerd, staat hier dit aardse huis omlaag. Maar als wij weldoen en ons voegen naar Gods wil, dan zullen wij hierna een betere woning krijgen). Het middelste van de vijf wapens is dat van de dichter-predikant, rechts beneden staat waarschijnlijk dat van Douwe Jans en links bovenaan dat van A. Pybes.

Inwendig

Halverwege het koorgedeelte van de kerk staat een gedrukt spitsbogige scheiboog met eenvoudig profiel, waartegen gewelven gerust hebben; aan de schipzijde zijn de aanzetten nog te zien (afb. 14). De plaats van deze boog komt overeen met de uitwendig gesignaleerde begrenzing van de verhoging van het muurwerk van het schip en de eerste koortravee. Ten westen van de scheiboog is de ruimte thans overdekt door een gebogen houten plafond (1834?), ten oosten door een vlakke zoldering. Boven het plafond staat een eiken kap op trekbalken, muurstijlen en korbeels met gestoken sleutelstukken naar 16e-eeuws gebruik. De benedenste gedeelten van de muurstijlen steunen thans de voorlijst van het houten plafond (zie doorsneden tekening). Aan de noordelijke ingang is de koker voor een sluitboom nog aanwezig; de zuidelijke ingang is gedicht.

Bouwgeschiedenis

Het oudste gedeelte van het kerkje van Bornwird is het bakstenen koor, waarvan het kleine rondbogig gesloten venster en het steenverband op een ontstaan rond 1200 duiden. In de 13e eeuw moet het schip zijn ontstaan, waarna de koortravee verhoogd werd tot waar inwendig de triomfboog werd opgericht, waartegen gewelven gerust moeten hebben. Tot deze bouwfase behoren de flauw spitsbogige vensters, waarvan er aan de noordzijde één in gedichte vorm en aan de zuidzijde twee te herkennen zijn. In de 16e eeuw zijn vervolgens aan de zuidzijde twee hogere spitsboogvensters aangebracht en waarschijnlijk tevens die aan de noorzijde gedicht. De gewelven

werden gesloopt en een laatgotische kap kwam ervoor in de plaats, waartoe het muurwerk iets verhoogd moest worden. Een toren en westelijke vleugelmuren behoren tot deze bouwperiode. Daar het meest oostelijke venster lager is, moet men aannemen dat de overwelving over de koortravee en de absis toen aanwezig bleef. In 1816 moet de koorbeëindiging gesloopt zijn en is de kerk recht gesloten. De plaatsing van de preekstoel in het midden van deze wand zal de voornaamste reden zijn geweest tot deze wijziging. De banken werden regelmatig gerangschikt aan weerszijden van het middenpad. In de sluitmuur kwamen smalle rondbogig gesloten vensters te staan met houten ramen en kleine ruitjes. Het soortgelijke venster aan de noordzijde zal jonger zijn, daar het een ijzeren harnas heeft. De kap werd op gelijke hoogte als de schipkap gebracht. Ten slotte zullen in 1834 de vensters verlaagd zijn ten behoeve van het nieuwe plafond. In 1853 zullen ze van

8

gietijzeren harnassen zijn voorzien en zal het noordelijke koorvenster zijn toegevoegd. De afbraak van de toren is onder ‘geschiedenis’ vermeld.

Inventaris

De kerk bezit:

Preekstoel

Een eenvoudige eiken preekstoel met achterschot en klankbord, waarschijnlijk uit 1816; op de kuip latere gietijzeren ornamenten (1853?) (afb. 14). Aan het doophek zijn 17e-eeuwse onderdelen als hoekornamenten verwerkt.

Zerk

Onder de houten vloer ligt een grote zerk voor Frans van Aylva gemerkt B.G. 1565 (afb. 15).

Litteratuur

Friesche Oudheden 1875, 45, pl.IV; R. Ligtenberg, Grafzerken, 165; W. Dolk, Zerkhouwers 207, 209.

In de hoeken en langs de zijden zestien afgehakte kwartierwapens met namen, door Eekhoff-Martin gelezen als links ‘Aylva-Scheltama’, ‘Albaeda-Haerda’,

‘Minoltsma-Mellema’, ‘Rimmersma-Herlinga’; rechts ‘[W]unia-?’, ‘?-?’, ‘Juckama-Aysma’, ‘Adelen-Hemminga’. Midden onder staat ‘Aetatis suae 50’. Randschrift: ‘Int Jaer ons HereM VcL X IIIdeXXVJanuarij sterf de... en eerenfeste Frans van Ailva’. In het midden is een fantasie-architectuur waarin afgekapte alliantiewapens met onderschrift ‘Aelva-Minoltsma’ en ‘[W]unia-Juckama’ onder dekkleden, met uitkomende griffioen en hert. In een cartouche aan de voet de tekst van Job 19 (Vulgaat). Bovenaan in het midden ‘Christus Triumfator’ en aan weerszijden figuren met doodshoofd en zandloper.

Schildering

Bij het onderzoek in 1979 kwam op de aanzet van de absis aan de zuidzijde een fragment van een muurschildering te voorschijn, voorstellende zwemmende vissen.

Klok

In het torentje hangt een klok diam. 80 cm. Opschrift: ‘Verbum Domini manet in aeternum Me fecit Anno 1653 Eppe van der Arck’ (afb. 10). Op de mantel twee kleine medaillons met liggend hondje, waaromheen de letters ‘F.V.S.’ (Vrije Fries 1885, 83 en

State

Minnoltsma State

Ten oosten van de kerk lag de State Minnoltsma of Aylva.

Litteratuur

Tegenw. StaatII, 205, Van der AaVII, 983; Vrije Fries 1975, 167; Ut de Smidte Fryske Akademy, LeeuwardenXIV, 2, 1980, 16.

Bronnen

Berns, 51, 19 (Weesboeken) 2 f22 en 12 f141; id. 18, ww (Civ. Sententies) 94, 1.

Geschiedenis

Volgens de Tegenwoordige Staat was Minnoltsma een ‘fraaie plaats met een aanzienlijke uit het water opgehaalde huizinge’. Volgens Van der Aa zou de state op een wier gelegen hebben, wat uit slordig lezen van de Tegenwoordige Staat valt te verklaren. Volgens deze laatste woonde er in 1485 Juw van Aylva, vader van Sytthie Aylva, in het Register van Aanbreng Sijtzie Sijtziema geheten. De laatste was volgens het stamboek gehuwd met Luts van Minnoltsma. Sytthie koos de zijde van KarelVen werd met vele anderen in 1515 van zijn eed aan de Saksische hertogen ontslagen (Charterb.II, 318). In 1517 wordt hij dan ook grietman over

Westdongeradeel (ib., 347) en in 1543 olderman van Dokkum genoemd.

Na zijn dood in 1548 werd zijn zoon Frans eigenaar van Minnoltsma. Voor hem heeft Benedictus Gerbrandtsz. de zerk gehouwen die onder de vloer in de kerk ligt (zie aldaar). Benedictus was borg geweest voor Frans in een proces voor het gerecht van Leeuwarden in 1551 (archief stad Leeuwarden, recesboek f2, 119) en hij vervaardigde blijkens de stijl ook de zerkjes voor diens jong overleden kinderen. Deze zerkjes lagen in 1940 nog achter het kostershuis naast het kerkhof en waren versierd met een rondbogige nis en kwartierwapens in de hoeken.

Een dochter van Frans, Tyemck, huwde Sieds Scheltema, wiens boedel in 1615 beschreven wordt in de Weesboeken. Het huis wordt daarin omschreven als ‘castiel’, en daarin was het stins geïncorporeerd. Dit bestond uit ‘een camer onder int Stins, de camer op 't Stins en de Stins souder’, een gebouw dus dat met de Schierstins te Veenwouden vergeleken kan worden. Van het overige gebouw worden de volgende onderdelen genoemd: ‘het voorhuijs, het groet sael, de groene camer, juffrouwe Aylva camers, een nije camer, den pueskeucken, die souder boven den keucken en die souder van juffrouwe Aylva camers’ en tenslotte nog ‘het toorncke’. Voor die tijd was het huis rijk gestoffeerd en diende niet alleen voor bewoning van genoemde echtelieden, maar bood ook aan

9

verwanten onderdak. In 1632 woonde Scheltema er nog, toen hij voor de begrafenis van Ernst Casimir genodigd werd. Feye, hun zoon, die het slot bij zijn erfportie kreeg toebedeeld, was grietman over Kollumerland en woonde ambtshalve te Augsbuur op Herkema-state. Het slot te Bornwird verhuurde hij aan een familielid, Sieds van Roorda. Toen deze in 1660 overleed was zijn boedel veel eenvoudiger dan in 1615 (Weesboeken 12, f141) en in staat van ‘notoire insolventheyt’. Een van de erfgenamen heeft in 1692 de ‘adelijcke sathe en State’ verkocht (Civ. Sent. portef. 94,1). Wij krijgen de indruk - gezien de verkoopprijs - dat de adellijke huizing toen reeds was afgebroken. Mede verkocht werden ‘de huijsinge, schuire, bomen en plantagie, gracht en zingels’, alles in totaal voor 6000 Carolusguldens. In een getuigenis van 1703 wordt verklaard dat Agatha van Bolten, echtgenote van Regnerus Briffoo

‘tegenswoordigh’ eigenares is van ‘sekere sloth te Bornwerd’.

Op de kaart van Schotanus-Halma wordt Minnoltsma reeds niet meer als adellijke huizing aangegeven, doch als stemhebbende plaats. De omgrachte plaats is op de kadastrale kaart te herkennen; thans staat er een 19e-eeuwse boerderij op van het kop-hals-romptype. Bij het bouwen van een loopstal op het terrein zijn in 1974 16e-eeuwse gebruiksvoorwerpen en scherven aan het licht gekomen.

Overige terpen Terprestant

Van de noordelijke rand van de terp is een restant bewaard en beschermd. Er staat een boerderij op van het kop-hals-romptype met onderkelderd voorhuis uit het laatste kwart van de 19e eeuw. De boerderij was vanouds in het bezit van het

geslacht-Harinxma (zie Tjessens, Holwerd).

Terp Bornwirdhuizen

Tegen de grens van deze gemeente met de gemeente Dokkum ligt aan de Paesens de beschermde terp Bornwirdhuizen (afb. 18). In 1511 wordt het bezit aldaar te zamen met dat te Betterwird opgegeven (R.V.A.I, 136). In 1543 worden deze dorpen reeds als ontbrekend opgegeven; zij komen ook niet meer voor in 1575 en 1580. Stellingwerf beeldt echter een kerkgebouw te Bornwirdhuizen af (afb. 17). Mogelijk heeft dit te Betterwird gestaan; te Bornwirdhuizen ontbreekt elke overige vermelding.

Boerderijen

Thans staan er twee boerderijen op de terp van het kop-hals-romptype, waarvan de oostelijke, op een omgracht terrein en door een fraaie boomsingel omgeven, volgens de stichtingssteen in de schuurgevel in 1871 is gebouwd door J.P. Idsardi (afb. 19). De westelijke, Vredebest geheten, dateert van 1898.

Overige bebouwing Damzijl

Het door de Tegenwoordige Staat vermelde huis Damzijl komt voor op de kaart van Schotanus-Halma. Ook Eekhoff tekent het en wel ten zuiden van de poldermolen Damzijl aan de Foudgumervaart. Het hield de naam van een sluis in herinnering, die eind 15e eeuw reeds verplaatst is (vgl. Rienks en Walther, Atlas, situatie 5; Van Buijtenen, Leppa, passim). Op oude foto's van de Damzijler molen is het afgebeeld als een zes traveeën breed laat 18e-vroeg 19e-eeuws huis zonder verdieping, dat dan als dubbele woning in gebruik is.

Molen

Molen Damzijl

De poldermolen Damzijl is in 1871 gebouwd en omstreeks 1930 reeds afgebroken (afb. 20). De stichtingssteen uit 1871 wordt bewaard in het gemaal Ezumazijl, onder Anjum (zie aldaar).

10

Afb. 5. De kerk van Bornwird naar een tekening van J. Stellingwerf, 1723.

GERELATEERDE DOCUMENTEN