• No results found

4. Beleidsarrangementen CPO en zelfbeheer

5.2 Gemeente Breda

Ten eerste kan gesteld worden dat de formele spelregels zijn aangepast.

Het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan van de Neel-West zijn aangepast door hierin CPO op te nemen. Het gemeentebestuur wil hiermee bereiken dat jongeren en middeninkomens worden aangetrokken en vastgehouden in de gemeente Breda en dat er woningen aan de onderkant van de woningmarkt vrijkomen. Daarnaast wordt CPO gezien als instrument om de toekomstige bewoner invloed te geven op de ontwikkeling van zijn eigen woning.

Ook zijn de regels in het bestemmingsplan versoepeld. De ambtenaren met betrekking tot de ruimtelijke ordening zijn namelijk niet direct bereid geweest om de regels ten behoeve van CPO aan te passen omdat zij de ruimtelijke kwaliteit wilden waarborgen. Hierdoor legde de gemeente teveel kwaliteitseisen, randvoorwaarden en regels op die belemmerend werkten voor het starterscollectief en ertoe hebben geleid dat het merendeel van de initiatieven voor 2010 werden afgewezen omdat ze niet voldeden aan de voorwaarden in het bestemmingsplan.

Ten tweede is sprake van aanpassing van de informele spelregels.

Om de voortgang van het proces te waarborgen, is door de gemeente namelijk de verplichting aan het collectief opgelegd om een adviesbureau zoals BIEB in te huren, waarbij een adviseur gedurende het gehele traject het collectief ondersteunt. Daarbij heeft de gemeente de eis gesteld dat het collectief een plan van aanpak in moest dienen bij de gemeente om na kunnen gaan of het plan realistisch was.

Ook heeft de gemeente aangegeven alleen samen te willen werken met burgers bij CPO maar andere niet met andere partijen. De gemeente wil hiermee voorkomen dat projectontwikkelaars CPO gaan ontwikkelen omdat zij slechts consumentgericht zullen bouwen.

Ten derde kan gesteld worden dat combinatie van formele spelregels plaats vindt.

De projectleider en de collectieven zoeken namelijk naar de ruimte die collectieven geboden moet worden en willen dit met kavelpaspoorten gaan oplossen. Hierin zijn van tevoren al richtlijnen, voortkomend uit het bestemmingsplan, met betrekking tot de ontwikkeling en bebouwing van de kavels geformuleerd waaraan een collectief moet voldoen maar verder kan een collectief hier zelf invulling aan geven.

Ten vierde zijn hulpbronnen gecombineerd.

Omdat de gemeente geen directe contacten met mogelijke initiatiefgroepen heeft, is Droomwonen ingeschakeld om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Ook wil de gemeente woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars betrekken in verband met grondlocaties.

Daarnaast heeft het starterscollectief vanwege een gebrek aan kennis bureau BIEB in moeten schakelen om een plan van aanpak op te stellen en hen te begeleiden in het groepsproces en het bouwproces en de architect voor het opstellen van de woningontwerpen. Ten slotte heeft het collectief gebruik moeten maken van de aannemer als ontwikkelaar en als financiële achtervang.

67

5.3 Conclusies

Er is dus sprake van zowel aanpassing als combinatie van spelregels om deze daarmee beter aan te laten sluiten op CPO en zelfbeheer. Ook is er sprake van combinatie van hulpbronnen omdat de actoren niet over voldoende kennis aangaande CPO en zelfbeheer beschikten.

Daarentegen is er geen sprake van afwijzing van spelregels of hulpbronnen. Voor zover daar al sprake van zou kunnen zijn beschouwden de actoren die spelregels alleen als niet van toepassing op CPO en zelfbeheer.

Omdat de processen van institutionele bricolage nog in gang zijn, is het zich vormende arrangement rondom CPO en zelfbeheer nog niet als stabiel te karakteriseren.

6. Conclusies

Dit afsluitende hoofdstuk geeft antwoord op de centrale onderzoeksvraag en wordt besloten met een reflectie op het onderzoek.

6.1 Conclusies

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de wisselwerking tussen zelfinitiatieven van bewonersgroepen en lokale overheden in CPO- en zelfbeheerprojecten, om te zien waar knelpunten optreden bij het uitvoeren en ontwikkelen van CPO en zelfbeheer. Dit leidde tot de volgende centrale onderzoeksvraag:

“Hoe beïnvloeden CPO- en zelfbeheerinitiatieven en instituties met betrekking tot het lokale beleid voor wijkontwikkeling elkaar en hoe kunnen we de gevolgen daarvan begrijpen?”

Op basis van het onderzoek kan de centrale vraag als volgt beantwoord worden:

De belangrijkste institutionele barrières bij CPO en zelfbeheer worden gevormd door de spelregels. Deze zijn nog teveel gebaseerd op het bestaande arrangement omtrent het lokale beleid voor wijkontwikkeling. De verschillende interpretaties van CPO door de collectieven en de gemeente enerzijds en binnen de gemeentecoalitie anderzijds blijken steeds discussies op te leveren. Het gevolg hiervan is dat in een aantal gevallen collectieven zijn afgehaakt of dat CPO-projecten vertraging hebben opgelopen.

Het optreden van collectieven als ontwikkelaar bij CPO en zelfbeheer heeft geleid tot Institutionele Bricolage. Er heeft aanpassing van zowel formele als informele spelregels van het bestaande arrangement plaatsgevonden om deze spelregels beter aan te laten sluiten op CPO en zelfbeheer en voorts is er een combinatie van bestaande en nieuwe spelregels gemaakt. Uit het onderzoek is geen afwijzing van spelregels naar voren komen. Voor zover daar al sprake van zou kunnen zijn beschouwden de actoren die spelregels alleen als niet van toepassing op CPO en zelfbeheer.

Hieruit blijkt dat het zich vormende arrangement rondom CPO en zelfbeheer nog onvoldoende stabiel is omdat de aanpassing en combinatie van spelregels nog in gang is. Om de weg volledig vrij te maken voor CPO en zelfbeheer is het van belang om te streven naar minder (starre) spelregels.

69