• No results found

Gemeente Amsterdam: Huisvestingswet Boetebevoegdheid

Empirisch-juridische onderzoeksbevindingen

4.9 Gemeente Amsterdam: Huisvestingswet Boetebevoegdheid

De gemeente Amsterdam worstelt al jaren met illegale verhuur van woon- ruimte, ook wel aangeduid als illegale hotels. Dit neemt met name een hoge vlucht via particuliere verhuur via bijvoorbeeld Airbnb. Dit probleem wordt (deels) gereguleerd via de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverorde- ning.55 De bestuurlijke boete werd op 1 juli 2009 ingevoerd in de Huisves- tingswet (de voorloper van de huidige wet). De boete kan worden opgelegd voor verschillende overtredingen, waaronder het zonder vergunning onttrek- ken, splitsen of in gebruik nemen van woonruimte. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening regelen voor welke van de genoemde activiteiten een vergunning noodzakelijk is, en kan dan tevens bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden om zonder vergunning de woning te onttrekken, te splitsen of in gebruik te nemen. De maximale boete bedraagt het bedrag dat behoort tot de eerste categorie van artikel 23 lid 4 Sr voor het zonder vergunning in gebruik nemen van een wo- ning. Voor de overige overtredingen (onttrekken en splitsen van woningen) bedraagt de boete maximaal die van de vierde categorie.

Met het oog op het indammen van illegale verhuur bevat de Amsterdamse Huisvestingsverordening 2016 onder meer de vergunningplicht voor vakantie- verhuur. Vakantieverhuur wordt in de verordening gedefinieerd als het tijdens       

54. Mein 2015, p. 308-309.

55. Het bestemmingsplan vormt een andere manier om dit gebruik te beteugelen. In Amster- dam is daar blijkbaar niet voor gekozen.

afwezigheid van de hoofdbewoner hotelmatig in gebruik geven van een woon- ruimte. Voor vakantieverhuur is een onttrekkingsvergunning vereist, tenzij de hoofdbewoner die als zodanig in de basisadministratie is ingeschreven in de woning hoofdverblijf heeft, vakantieverhuur minder dan 30 dagen plaatsvindt, er aan minder dan vier personen per nacht onderdak wordt verleend, er geen sprake is van een huurwoning in eigendom van de woningcorporatie en de hoofdbewoner de vakantieverhuur heeft gemeld.56 Vindt langere verhuur plaats of verhuur aan meer personen of verhuur van een woning waar de hoofd- bewoner niet is ingeschreven, dan is wél een onttrekkingsvergunning vereist. Wordt geen melding gedaan van vakantieverhuur, of vindt de vakantiever- huur plaats op een manier waarvoor een vergunning nodig is terwijl deze niet is verleend, dan is sprake van een overtreding, waarvoor het college op grond van de verordening een boete op kan leggen (zie art. 4.2.2 Huisvestingsveror- dening). De boetehoogte wordt gespecificeerd in de bijlage van de verorde- ning. Het niet melden van vakantieverhuur leidt tot een boete van € 6.000 en de bestuurlijke boete bij het langer verhuren zonder vergunning bedraagt € 20.500. Deze bedragen zijn bepalend voor de hoogte van de op te leggen boete: de verordening geeft niet de mogelijkheid om een lagere boete op te leggen.57 Uit de toelichting bij de verordening blijkt ook dat het niet de bedoe- ling is dat het college een lager bedrag oplegt: slechts wegens bijzondere om- standigheden kan het college van burgemeester en wethouders een lagere boete opleggen. ‘De overtreder zal in dat geval met een voldoende onderbouwd be- roep moeten doen op die bijzondere omstandigheden (art. 5:46, derde lid, Al- gemene wet bestuursrecht).’58 In 2017 zijn 381 bestuurlijke boetes opgelegd; in 2018 bedroeg het aantal 341.59

Context en procedure

Overtredingen worden op twee manieren vastgesteld. Enerzijds is er het ac- tieve (digitale) toezicht waarmee wordt vastgesteld of illegale verhuur wordt aangeboden op de websites. Anderzijds komen meldingen van overtredingen binnen via meldingen bij verschillende meldpunten (‘Zoeklicht’, meldpunt ‘ongewenst verhuurgedrag’). In 2018 ontving de gemeente 2.847 meldingen over mogelijke woonfraude, waarvan 1.433 betrekking hadden op mogelijk il- legale toeristische verhuur.60 Wanneer een overtreding wordt geconstateerd       

56. Zie art. 3.1.2 lid 7 Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (geldig vanaf 1 januari 2019).

57. ABRvS 11 mei 2016, AB 2016/301 m.nt. Jansen.

58. Toelichting Huisvestingsverordening 2016 (geldig vanaf 1 januari 2019), p. 82. 59. Ontleend aan: ‘Resultaten handhaving en incassoresultaten woonfraude over 2018’, brief

van het college van 7 mei 2019 aan de gemeenteraad.

60. Zie: ‘Resultaten handhaving en incassoresultaten woonfraude over 2018’, brief van het col- lege van 7 mei 2019 aan de gemeenteraad. Overigens gold in 2018 nog het zogenaamde 60 dagencriterium, dat in 2019 is vervangen door de eerder aangehaalde grens van 30 dagen.

dan wordt altijd een boete opgelegd. In dit traject wordt geen onderzoek gedaan naar de draagkracht van de overtreder.

Het gevolg van deze handelwijze wordt duidelijk in de uitspraak ABRvS 11 mei 2016, AB 2016/301 (m.nt. Jansen), waarin wordt verhaald over een boete van € 12.000 die wordt opgelegd aan een bijstandsgerechtigde die zijn huis had onderverhuurd voor de tijd dat hij zijn hulpbehoevende moeder ver- zorgde. Bij het opleggen van deze boete was in het geheel geen rekening ge- houden met de beperkte draagkracht en het ontbreken van financieel voordeel van de overtreder, die het huis alleen had onderverhuurd om de huur te kunnen voldoen. De Afdeling vindt in dit specifieke geval de geringe draagkracht geen grond om geheel af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete, maar acht matiging wel evenredig en legt een boete op van € 3.000. De Afdeling geeft vervolgens aan zich te realiseren dat dit bedrag ook de draagkracht te boven gaat, maar wijst erop dat het gemeentebestuur zich bereid heeft ver- klaard een betalingsregeling te treffen.61

Invordering boetes

Na de beschikking in primo vindt onmiddellijk invordering plaats. Invordering geschiedt door het gemeentelijk incassobureau, dat ook andere vorderingen be- heert. De betalingsregeling voor de bestuurlijke boete op grond van de Huis- vestingswet is dezelfde als die voor andere vorderingen die de gemeente op de overtreders heeft.

De boete moet binnen zes weken worden betaald. Indien bezwaar wordt gemaakt, schort dat de invordering niet op. Van deze hoofdregel wordt in een enkel geval afgeweken. De redenen om invordering wel op te schorten, zijn vrij individueel: er moet twijfel zijn aan de grondslag van de vordering (dus de overtreding of de argumenten die tot matiging zouden moeten leiden). Vaker is er een trivialere reden, namelijk de overweging om een voorlopige voorzie- ning over de invordering te voorkomen. De onmiddellijke invordering wordt gerechtvaardigd door het nagestreefde lik-op-stukbeleid. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 31 oktober 2018, AB 2019/13 (m.nt. Oost), naar dit beleid verwezen en geoordeeld dat daarin inderdaad een reden is gelegen om niet af te zien van onmiddellijke invordering van de boete.

Uit de rapportage over de Resultaten handhaving en incassoresultaten woonfraude over 2018 van de gemeente Amsterdam blijkt dat van de € 4.100.000 aan bestuurlijke boetes die in 2018 is opgelegd € 1.100.000 daad- werkelijk is ingevorderd (inningspercentage van 27%). Voor een bedrag van € 310.650 is in bezwaar of beroep gecorrigeerd, € 33.253 is als oninbaar afge- schreven en het restant van € 2.700.000 geldt als openstaande vordering.

      

4.10 Gemeenten: Participatiewet