• No results found

5.3 Omvang gemeenschap

5.3.1 Gemeenschappelijke goederen voor het huwelijk

Volgens Barbaix zijn de goederen die gezamenlijk voor het huwelijk zijn verworven privé: het enkele feit dat ze in onverdeeldheid worden aangehouden, zorgt er volgens hem niet voor dat ze gemeenschappelijk zouden zijn. Toch hebben de Belgen volgens hem kritiek op deze regeling, omdat deze privé- en gemeenschappelijke vermogens verschillend worden behandeld met betrekking tot de regels voor het bestuur of de rechten van schuldeisers. De goederen zijn immers vaak wel door beide partners gezamenlijk verworven vóór het huwelijk. Volgens hem leven steeds meer koppels geruime tijd samen voordat ze in het huwelijk te treden en beschouwen ze datgene wat zij tijdens de samenwoning samen hebben

opgebouwd als ‘gemeenschappelijk’.128 Dit sluit niet aan bij het uitgangspunt van de beperkte

gemeenschap. 5.4 Verhaal

In het Belgische recht wordt onderscheid gemaakt tussen privé- en gemeenschappelijke schulden (artikel 1409-1414 BBW). Bij een privéschuld kan een schuldeiser zich op grond van het Belgische recht in beginsel alleen verhalen op het eigen vermogen van de echtgenoot- schuldenaar en op diens inkomsten (artikel 1409 BBW). Gemeenschappelijke schulden kunnen zowel verhaald worden op het eigen vermogen van elk van beide echtgenoten als op het gemeenschappelijk vermogen (artikel 1414 BBW). Hierdoor kan volgens Barbaix de situatie ontstaan dat privéschuldeisers – bij ontoereikend privévermogen van de echtgenoot- schuldenaar – moeten wachten tot de ontbinding en de daaropvolgende vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen. Daarna kunnen zij pas verhaal halen op het aandeel van hun schuldenaar in het gemeenschappelijk vermogen. Volgens hem is het feit dat

een schuldenaar dus gehuwd is, hoogst relevant voor schuldeisers.129

5.5 Bewijsvermoeden

De wetgever heeft ten gunste van het gemeenschappelijk vermogen een vermoeden ingesteld dat bij gebrek aan afdoend bewijs van het eigen karakter van de goederen impliceert dat deze als gemeenschappelijk worden beschouwd (artikel 1405, nr. 4 BBW). Het Belgische huwelijksvermogensrecht kent tevens een bewijsvermoeden voor schulden: ‘de schulden waarvan niet bewezen is dat zij aan een der echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling, zijn gemeenschappelijk’ (artikel 1408 BBW). Door de opname van steeds meer

128 Barbaix, FTV 2015/4. 129 Barbaix, FTV 2015/4.

   

      39  

roerende goederen in de eigen vermogens, is het belang van de bewijsproblematiek in het

Belgische recht toegenomen.130

5.6 Zaaksvervanging

Artikelen 1402 tot en met 1404 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek bevatten een regeling over de zaaksvervanging.

Artikel 1402 BBW: “Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een der echtgenoten, wanneer deze bij de aankoop van een onroerend goed verklaard heeft dat de aankoop geschiedt om hem tot wederbelegging te dienen en voor meer dan de helft betaald is uit de opbrengst van de vervreemding van een eigen onroerend goed of uit gelden waarvan het eigen karakter behoorlijk is aangetoond.”

Volgens Reinhartz blijkt uit dit artikel dat de Belgische notaris mag afgaan op een verklaring

van partijen over de herkomst van de gelden.131 Bij gebrek aan een dergelijke verklaring is

het nieuw verworven goed een gemeenschappelijk goed.132 Bovendien blijkt uit artikel 1403

BBW dat indien wordt voorzien dat binnen twee jaar meer dan de helft door een van de echtgenoten wordt afbetaald, hiermee alvast rekening gehouden kan worden bij de

verkrijging.133

Artikel 1403 BBW: “De echtgenoot die een onroerend goed verkrijgt door middel van gemeenschappelijke gelden, kan in de akte een verklaring van vervroegde wederbelegging doen. Voor zover de echtgenoot binnen twee jaar na de datum van de akte meer dan de helft terugbetaalt van het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen is opgenomen, wordt het verkregene een eigen goed te rekenen van de terugbetaling.”

In artikel 1404 BBW staat de regeling voor wederbelegging van roerende goederen. Voor de wederbelegging van roerende goederen is de verklaring bij de aankoop niet vereist.

Volgens Barbaix wordt dit formele vereiste soms bekritiseerd in het Belgische recht, maar helpt het de echtgenoten die geen (nauwkeurige) boekhouding voeren om het privékarakter

130 Pintens, Declerck & Vanwinckelen 2012, p. 62. 131 Reinhartz, FJR 2015/1, p. 5.

132 Barbaix, FTV 2015/4. 133 Reinhartz, FJR 2015/1, p. 5.

   

      40  

van de goederen te kunnen aantonen. Door een formeel vereiste te stellen wordt de

echtgenoot-investeerder als het ware geholpen om zijn eigen vermogen te vrijwaren.134

5.7 Vergoedingsrechten

In het Belgische huwelijksvermogensrecht ontstaan vergoedingsrechten wanneer bijvoorbeeld met gemeenschappelijk vermogen in eigen vermogen wordt geïnvesteerd zonder daarbij eigendomsrechten te verwerven, of wanneer met gemeenschappelijk vermogen een schuld wordt betaald die in de verhouding tussen echtgenoten een eigen karakter heeft. Wordt deze vermogensverschuiving niet gecorrigeerd, dan verrijkt het ene vermogen zich zonder

oorzaak ten koste van het andere. Dan is een vergoeding verschuldigd.135 De problematiek

van de vergoedingsrechten heeft in het Belgische recht geleid tot een overvloed aan

rechtspraak.136

134 Barbaix, FTV 2015/4.

135 Pintens, Declerck & Vanwinckelen 2012, p. 133.

   

      41  

VI CONCLUSIE

6.1 Conclusie

Wetsvoorstel 33987 heeft al vele aanpassingen moeten ondergaan. Dit geeft aan dat het nog lang niet zeker is of het wetsvoorstel zal worden aangenomen, en zo ja, in welke vorm. Hoewel met de nota van wijziging aan een aantal kritiekpunten uit de literatuur gehoor is gegeven, is mijn verwachting niet dat het beoogde resultaat van de initiatiefnemers met het wetsvoorstel zal worden gehaald.

Allereerst lijken de initiatiefnemers zich niet bewust van het feit dat de gemeenschap wordt uitgehold indien schuldeisers zich steeds voor een privéschuld verhalen op de gemeenschap. Daarnaast geven zij geen verklaring voor de benadeling van de toekomstige gemeenschapscrediteuren als gevolg van de uitwinning. Het is ook niet duidelijk waarom echtgenoten de keuze hebben om te beslissen over de toekomstige rechtspositie van de schuldenaren. Voorts is het van belang dat de initiatiefnemers voorzien in een oplossing voor het ontstaan van de rangordeverschillen.

Daarnaast biedt het wetsvoorstel – zoals eerder gezegd – onvoldoende bescherming voor echtgenoten die geen goede administratie bijhouden. Hoewel deze bescherming ook in het huidige recht ontbreekt, zullen de gesignaleerde problemen door invoering van het wetsvoorstel waarschijnlijk alleen maar toenemen. Bovendien heeft het huidige stelsel de charme van de eenvoud.

Vanwege de bovenstaande problemen dient het aannemen van het huidige wetsvoorstel niet te worden aangemoedigd. Niettemin vormt de achterliggende gedachte van de beperkte gemeenschap een mooi uitgangspunt. Ter bevordering van de rechtszekerheid is het daarom naar mijn mening niet zozeer van belang dat er een ander wettelijk stelsel wordt ingevoerd, maar zouden echtgenoten preventieve voorlichting moeten krijgen over de gevolgen van hun rechtspositie door het sluiten van een huwelijk. Door aanstaande echtgenoten voorlichting te geven, zullen zij zich meer bewust worden van de keuze die zij maken. In het vervolg kiezen zij mogelijk zélf voor een beperkte gemeenschap en zien zij tevens het belang in van het bijhouden van een goede administratie.

   

      42  

Verstrekkender zou er – mede vanwege de grote verschillen tussen armen en rijken, hoog- en laag opgeleiden – een regeling kunnen worden ingevoerd om aanstaande echtgenoten een verplichte keuze te laten maken voor het huwelijk.

Het voordeel van een verplicht keuzestelsel – of een stelsel met de algehele gemeenschap van goederen met preventieve voorlichting – als uitgangspunt, moet echter wel worden afgewogen tegen het gegeven dat Nederland dan internationaal gezien volledig uit de pas blijft lopen. Er dient daarom een belangenafweging te worden gemaakt tussen enerzijds de harmonisatie met andere landen en anderzijds het behoud van de Nederlandse cultuur. Aangezien het hier echter gaat om familierechtelijke verhoudingen kan naar mijn mening terughoudender worden omgegaan met de harmonisatie van rechtsregels.

6.2 Aanbevelingen

Indien het wetsvoorstel toch wordt aangenomen, moeten naar mijn mening ten minste lessen worden getrokken uit de tekortkomingen van het Belgische recht. Het Nederlandse wetsvoorstel vertoont immers bijzonder veel gelijkenissen met het huidige Belgische wettelijke stelsel. Uit het rechtsvergelijkend onderzoek is gebleken dat de pijnpunten van het Belgische stelsel voornamelijk worden veroorzaakt door het gezamenlijk verwerven van voorhuwelijkse goederen en het ontstaan van vergoedingsrechten.

Het stemt mij dan ook tevreden dat de initiatiefnemers bij de nota van wijziging voor de voorhuwelijkse goederen zullen regelen dat goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden of nadien door hen gezamenlijk worden verkregen, in de gemeenschap vallen. Afgezien van het feit dat de juridisch- technische problemen rond de bestuursregeling en schuldeisersverhaal door deze aanpassing zijn verholpen, dient er naar mijn mening geen verschil te bestaan tussen datgene wat echtgenoten voor het huwelijk gezamenlijk hebben verkregen en wat zij gedurende het huwelijk gemeenschappelijk verkrijgen.

Aangezien de vergoedingsrechten bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel naar verwachting toenemen – en de vergoedingsrechten in het Belgische recht tot veel rechtspraak hebben geleid – is het naar mijn mening verstandig als de wetgever nadere invulling geeft aan de regels voor de vergoedingsrechten. Een regeling waarin staat dat de notaris – zoals ook de Belgische notaris – mag afgaan op een verklaring van echtgenoten, zou helpen om bij de

   

      43  

ontbinding van een huwelijk het privékarakter van goederen aan te tonen. Daarnaast dient de wetgever een bewijsvermoeden voor de vergoedingsrechten in de wet op te nemen. Zo zou de wetgever een regeling in de wet kunnen opnemen die bepaalt dat, indien echtgenoten niet kunnen bewijzen dat de gemeenschap dan wel een van de echtgenoten een vergoeding toekomt voor een goed, de vergoeding wordt vermoed niet te zijn ontstaan. Tot slot moet de wetgever een duidelijke keuze maken of consumptieve bestedingen al dan niet een vergoedingsrecht opleveren. Deze problematiek brengt immers ook onder het huidige recht de nodige discussie met zich mee.

6.3 Slot

Bovenstaand leidt tot de conclusie dat het wetsvoorstel beperking goederengemeenschap niet

veel toegevoegde waarde zal hebben voor de rechtszekerheid in het

huwelijksvermogensrecht. Naar mijn mening dient er daarom niet zozeer gezocht te worden naar een ideaal wettelijk stelsel als uitgangspunt, maar moet bereikt worden dat aanstaande echtgenoten voor zichzelf het beste stelsel kiezen.

   

      44  

VI BRONNENLIJST

Handboeken & Monografieën Asser & De Boer 2010

C. Asser & J. De Boer, ‘Mr. C. Assers handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht.’ Personen- en familierecht. Deel I*. Deventer: Kluwer 2010 (losbladig en online).

Barbaix 2013

R. Barbaix, ‘Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2011-2012’ - Tendensen vermogensrecht, Antwerpen: Intersentia 2013.

Barbaix 2015

R. Barbaix, ‘Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2014’ - Tendensen vermogensrecht 2015, Antwerpen: Intersentia 2015.

Boele-Woelki 2013

K. Boele-Woelki e.a., ‘Principles of European Family Law Regarding Property Relations Between Spouses’, Antwerpen: Intersentia 2013.

Breederverld 2011

B. Breederveld, ‘De aangepaste gemeenschap van goederen in verband met echtscheiding’ - Serie Recht & Praktijk, Deventer: Kluwer 2011.

De Bruijn, Huijgen & Reinhartz 2012

A.de Bruijn, W. Huijgen & B.E. Reinhartz, ‘Het Nederlandse huwelijksvermogensrecht’, Deventer: Kluwer 2012.

Meijer 2009

W.R. Meijer, ‘De afwikkeling van een huwelijksgemeenschap’ - Monografieën (Echt)scheidingsrecht, Den Haag: Sdu 2009.

Van Mourik & Nuytinck 2012

M. van Mourik & A. Nuytinck, ‘Personen-en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht’, Deventer: Kluwer 2012.

Oosterveen, Frenk & Verstijlen 2015

Oosterveen, Frenk & Verstijlen, in: Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Deventer: Kluwer 2012, artikel 3:277BW (online, laatst bijgewerkt op 15 februari 2015).

Pintens, Declerck & Vanwinckelen 2012

W. Pintens, C. Declerck & K. Vanwinckelen, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen: Intersentia 2012.

Salomons 2011

F.R. Salomons, ‘Insolventie en huwelijksvermogensrecht; preadvies KNB 2011.’ In: G.H. Lankhorst, F.R. Salomons, M.A. Broeders, S. Perrick & B.E. Reinhartz (Eds.),

   

      45  

Stille 2012

A.L.G.A. Stille, ‘Daagplicht na ontbinding: artikel 1:127 BW (oud) aant. 4.’, in: S.F.M. Wortmann (red.) Groene Serie Personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2012 (losbladig en online).

Artikelen

R. Barbaix, ‘Een nieuw Nederlands huwelijksvermogensrecht? Geruststellende berichten uit het zuiden’, FTV 2015/4.

S.E. Bartels e.a. ‘Open brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over het wetsvoorstel ‘Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen’, NRC Handelsblad 3 januari 2008. B. Breederveld, ‘De bankrekening, de huwelijksgemeenschap en echtscheiding’, WPNR 2014/7006.

B. Breederveld, ‘Van de algehele naar de beperkte gemeenschap in Nederland’, FJR 2014/9. B. Breederveld, ‘Naar een beperkte gemeenschap van goederen: de stand van zaken met betrekking tot wetsvoorstel 33987’, REP 2015/3.

Gr. van der Burght, E.A.A. Luijten & W.R. Meijer, ‘De ingreep in de wettelijke gemeenschap; een mission impossible?’, WPNR 2003/6545.

R. van Coolwijk en M. van Gaalen, ‘Hoe kijkt de advocatuur tegen het wetsvoorstel beperking gemeenschap van goederen aan?’, REP 2015/3.

J. van Duijvendijk-Brand, ‘Van een algehele naar een beperkte gemeenschap; hoe blijft wat prive is privé?’, EB 2006/1.

W.G. Huijgen, ‘Opnieuw: naar een beperkte gemeenschap als wettelijk stelsel van

huwelijksvermogensrecht?’, FTV 2014/10; W.G. Huijgen, ‘Wetsvoorstel 33987: naar een beperkte gemeenschap als wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht?’, REP 2015/3. W.G. Huijgen, ‘De nieuwe beperkte gemeenschap van goederen: nog meer problemen gesignaleerd!’, FTV 2015/4; W.G. Huijgen, ‘Problemen rond de nieuwe beperkte gemeenschap van goederen: een vervolg’, REP 2015/3.

W.D. Kolkman, ‘Het einde van het schuldeisersparadijs’, WPNR 2014/7044.

A.N. Labohm, ‘De aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen gezien door de bril van de rechter’, REP 2015/3.

A.N. Labohm en A.H.N. Stollenwerck, ‘De ondernemings(winst) in het wetsvoorstel aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen’, WPNR 2015/7057.

J.H. Lieber, ‘De gemeenschap van goederen alsnog beperkt’, WPNR 2014/7041.

F.A. van Lith, ‘huwelijksvermogensrecht en faillissementsrecht: and never the twain shall meet’, FTV 2014/27.

   

      46  

T.J. Mellema, ‘Maakt wetsvoorstel 33987 huwelijkse voorwaarden overbodig of juist noodzakelijk?’, WPNR/7054.

M.J.A. Van Mourik, ‘De omvang van de nieuwe wettelijke gemeenschap van goederen’, WPNR 2003/6545.

B. Reinhartz, ‘De nieuwe voorstellen ter aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen’, FJR 2006/2.

B.E. Reinhartz, ‘scenes uit een huwelijk’, FJR 2015/1.

T.M. Subelack, ‘nieuw huwelijksvermogensrecht vanuit het perspectief van een echtscheiding(sadvocaat)’, WPNR 2014/7043.

R.M.H.H. Tuinstra, ‘ Exit algehele gemeenschap? Déjà- vu…’, EB 2014/44.

J. Vegter, ‘Over het verhaalsrecht van schuldeisers in het wetsvoorstel tot aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen’, WPNR 2003/6545.

A. Verbeke, ‘Beperkte gemeenschap. Evenwicht en eenvoud’ WPNR 2004/6568. L.C.A. Verstappen, ‘Algemene beschouwingen derde tranche wijzigingen huwelijksvermogensrecht’, WPNR 2003/6545.

L.C.A. Verstappen, ‘Reactie op de bijdragen in het themanummer: Exit algehele gemeenschap van goederen?’ WPNR 2003/6545, WPNR 2004/6568.

L.C.A. Verstappen, ‘Na Wetsvoorstel 28 867 nog een Vierde tranche?’ WPNR 2010/6825. L.C.A. Verstappen, ‘wetsvoorstel invoering beperkte gemeenschap’, REP 2014/6.

Bekendmakingen Stb. 1956, 343. Kamerstukken Handelingen I 2009/10, nr. 13. Kamerstukken II 2002/03, 28867, nr. 1. Kamerstukken II 2002/03, 28867, nr. 2. Kamerstukken II 2002/03, 28867, nr. 3. Kamerstukken II 2005/06, 28867, nr. 9. Kamerstukken II 2007/08, 28867, nr. 14. Kamerstukken II 2013/14, 33987, nr. 2.

          47   Kamerstukken II 2013/14, 33987, nr. 3. Kamerstukken II 2014/15, 33987, nr. 4. Kamerstukken II 2014/15, 33987, nr. 5. Kamerstukken II 2014/15, 33987, nr. 6. Kamerstukken II 2014/15, 33987, nr.10. Jurisprudentie Rechtbanken

• Rechtbank Midden-Nederland 20 november 2013, ECLI:NL:RBM NE:2013:5826. Gerechtshoven

• Gerechtshof Amsterdam 12 februari 2013, RFR 2013/69.

• Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6769. • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013: BZ8279. Hoge Raad

• Hoge Raad 21 november 1980, NJ 1981/193, m. nt. E.A.A. Luijten (de uitsluitingsclausule dwingt).

• Hoge Raad 8 juni 2012, NJ 2012, 365. Elektronische bronnen

• E. Belsack & S. van Zwienen, ‘Vrouw vraagt na twee dagen scheiding aan vanwege pruik’, AD 2 februari 2015,

ad.nl/ad/nl/1014/Bizar/article/detail/3842883/2015/02/02/Vrouw-vraagt-na-twee- dagen-scheiding-aan-vanwege-pruik.dhtml, laatst geraadpleegd op 7 april 2015. Vrije nieuwsgaring

• Vrije Nieuwsgaring. Een opinie-onderzoek onder de Nederlandse bevolking van NIPO het marktonderzoekinstituut, Amsterdam: oktober 2002; Onderzoek Netwerk Notarissen onder 3000 aanstaande echtgenoten.

   

      48  

VII BIJLAGEN

Bijlage 1

Artikel 94 (oud)

1. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle tegenwoordige en toekomstige goederen der echtgenoten, met uitzondering van goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen. 2. Zij omvat, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder der echtgenoten.

3. Goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de

gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.

4. Onverminderd het in artikel 155 van dit boek bepaalde vallen pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Stb. 1994, 342) van toepassing is alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen niet in de gemeenschap

Artikel 94 (nieuw)

1. Van het ogenblik der voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.

2. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle tijdens het bestaan van de gemeenschap verkregen goederen der echtgenoten, met uitzondering van:

a. krachtens erfopvolging, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen;

b. pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen;

c. rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, alsmede vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd.

3. Ten huwelijk aangebrachte goederen en schulden vallen niet in de gemeenschap, tenzij voorafgaand aan het huwelijk in een notariële akte, daaronder begrepen een akte van huwelijkse voorwaarden, of in een door de aanstaande echtgenoten en de notaris ondertekende, aan de notariële akte gehechte beschrijving is bepaald dat zij in de gemeenschap vallen.

4. Goederen, alsmede de vruchten van die goederen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen, blijven buiten de gemeenschap ook al zijn echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden

overeengekomen dat krachtens erfopvolging, making, lastbevoordeling of gift verkregen goederen dan wel de vruchten daarvan in de gemeenschap van

   

      49  

5. Goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die

verknochtheid zich hiertegen niet verzet.

6. Vruchten van goederen die niet in gemeenschap vallen, vallen evenmin in de gemeenschap.

7. De gemeenschap omvat, wat haar lasten betreft, alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van ieder der echtgenoten, met uitzondering van de schulden die tot de van de gemeenschap uitgezonderde goederen behoren.

8. Bestaat tussen echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt dat goed als gemeenschapsgoed aangemerkt. Het

vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers der echtgenoten.

   

      50  

Bijlage 2

Artikel 96 (oud)

1. Ook voor een schuld van een echtgenoot, die niet in de gemeenschap is gevallen,

kunnen de goederen der gemeenschap worden uitgewonnen, tenzij de andere echtgenoot eigen goederen van eerstgenoemde aanwijst, die voldoende verhaal bieden.

2. De echtgenoot wiens niet in de

gemeenschap gevallen schuld uit goederen der gemeenschap is voldaan, is deswege gehouden tot vergoeding aan de

gemeenschap.

Artikel 96 (nieuw)

1. Voor een schuld van een echtgenoot, die in de

gemeenschap is gevallen, kunnen zowel de goederen der gemeenschap als zijn eigen goederen worden

uitgewonnen.

2. Indien een schuldeiser voor een schuld die niet in de gemeenschap is gevallen, verhaal zoekt op de goederen van de gemeenschap, kan de andere echtgenoot eigen goederen van de ene echtgenoot aanwijzen, die voldoende verhaal bieden.

3. Het verhaal op de goederen van de gemeenschap voor een niet tot de gemeenschap behorende schuld van een echtgenoot is beperkt tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. De andere helft komt de andere echtgenoot toe en valt voortaan buiten de gemeenschap van goederen. De andere echtgenoot is bevoegd, indien een schuldeiser verhaal op een goed van de gemeenschap zoekt ter zake van een niet tot de gemeenschap behorende schuld, het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde van het goed uit zijn eigen vermogen. Vanaf het tijdstip van de overneming is dit een eigen goed van deze echtgenoot dat niet in de gemeenschap valt.

4. De echtgenoot uit wiens eigen goederen een schuld der gemeenschap is voldaan, heeft deswege recht op vergoeding uit de goederen der gemeenschap.

5. De echtgenoot wiens niet in de gemeenschap gevallen schuld uit goederen der gemeenschap is voldaan, is deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap.

   

      51  

Bijlage 3

Huidige regeling artikel 1:94-96 BW Regeling wetsvoorstel 33987 artikel 1:94-96 BW

Artikel 94 Artikel 94

1. Van het ogenblik der voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen.

1. Van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen. 2. De gemeenschap omvat, wat haar baten

betreft, alle goederen der echtgenoten, bij