• No results found

Geluid weg- en railverkeer

4.2.1 Toetsingskader

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch on-derzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

 de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;

 de aanleg van een nieuwe weg;

 de reconstructie van een bestaande weg.

Het akoestisch onderzoek heeft als doel te onderzoeken of aan de voorkeursgrenswaarde wordt vol-daan.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid.

Tabel: Breedte geluidszones langs wegen

Aantal rijstroken Zone breedte

Stedelijk gebied 1 of 2 200 meter

3 of meer 350 meter

Buiten stedelijk gebied 1 of 2 250 meter

3 of 4 400 meter

5 of meer 600 meter

Figuur 4.1: Weergave/impressie toekomstige parkeerplaatsen

De Wet geluidhinder is niet van toepassing op wegen, die liggen binnen een woonerf en voor 30 km/u-wegen. In de jurisprudentie is echter bepaald, dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij dit type weg een akoestische afweging moet worden gemaakt. Daarom worden deze wegen ook meestal meegenomen in het akoestisch onderzoek.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van wo-ningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke be-zwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient middels een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.

Agrarische bedrijfsbebouwing 58 dB Artikel 83, lid 4 Wgh

Vervangende nieuwbouw 58 dB Artikel 83, lid 7 Wgh

Vervangende nieuwbouw* binnen de zone van een autoweg of autosnelweg

63 dB Artikel 83, lid 6 Wgh

*Met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige func tie of structuur en een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogte 100 woningen.

4.2.2 Onderzoek

Er is door M-Tech een onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai uitgevoerd voor het plangebied. In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld, voor het gehele onderzoek wordt verwe-zen naar de bijlagen.

Met betrekking tot het aspect weg- en spoorwegverkeerslawaai bevindt de planlocatie zich binnen de geluidzone van het spoortraject Eindhoven – Den Bosch. Met betrekking tot wegverkeer bevindt de locatie zich binnen de invloedssfeer van 2 wegen (50-km/u) namelijk de Wolfskamerweg en de Laag-straat (verlengde van Wolfskamerweg). Daarnaast zijn ten behoeve van de gecumuleerde geluidbe-lasting de omliggende 30-km wegen eveneens meegenomen.

De geluidbelasting vanwege de Wolfskamerweg en de Laagstraat bedragen ten hoogte 62 respectie-velijk 53 dB. Daarmee wordt ter plaatse van het bouwplan niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt wel gerespecteerd.

Reductie van deze geluidbelasting zou gerealiseerd kunnen worden door geluidafscherming, vervan-ging van het wegdek of een verlavervan-ging van de maximum snelheid. Gelet op de praktische, stedenbouw-kundige en financiële bezwaren gepaard gaande met dergelijke geluidsreducerende maatregelen, zul-len hogere waarden aangevraagd worden, zoals bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder.

Voor het railverkeer over het traject Eindhoven –Den Bosch is de hoogste waarde 64 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden. De maximale ontheffing van 68 dB wordt wel gerespecteerd.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen wordt conform het Bouwbesluit een binnen-niveau van 33 dB (bij nieuwbouw) aangeraden bij weg- en spoorweglawaai. Daarbij dient de cumula-tieve geluidbelasting zonder aftrek conform artikel 110g Wgh beschouwd te worden, zijnde maximaal 67 dB ter plaatse van de zuidgevel middels de cumulatie van weg- en railverkeer. Dit betekent een mi-nimaal vereiste gevelgeluidwering van 34 dB.

4.2.3 Conclusie

Uit de berekende resultaten blijkt dat aanvullende berekeningen in het kader van het Bouwbesluit noodzakelijk zijn om aan te tonen dat aan de gestelde eisen met betrekking tot het binnenniveau en de geluidwering van de buitengevels gewaarborgd wordt. Verder zullen hogere waarden moeten wor-den verleend. Een ontwerp besluit tot verlening van die hogere waarwor-den ligt gelijktijdig met het ont-werpbestemmingsplan ter inzage. Er is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen ten aanzien van de binnenwaarde van deze woningen. Hiermee wordt een goed woon- en leefklimaat vol-doende geborgd.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Toetsingskader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

 het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

 het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;

 het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een alge-mene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

 het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woning-bouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;

 het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2μg/m3).

4.3.2 Onderzoek

In paragraaf 4.1 is beschreven dat de toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied neer zal ko-men op maximaal 327 mvt/etmaal. Om de effecten hiervan te bepalen op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool uitgevoerd. Hieronder zijn de resultaten weergegeven. Geconcludeerd wordt dat het plan ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Om te bepalen of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van de luchtkwaliteit zijn de achtergrondwaarden voor wat betreft fijnstof en stikstof achter-haald. In onderstaande tabel zijn de achtergrondwaarden van de dichtstbijzijnde toetspunten weerge-geven (bron: NSL-monitoringstool).

Id NO2 μg/m3 PM10 μg/m3 PM10 overschrijdingsdagen PM2.5 μg/m3 Jaar

23390 20.6 19.2 7.0 11.7 2020

23391 21.4 19.4 7.1 11.7 2020

23392 20.6 19.2 7.0 11.7 2020

23393 21.4 19.4 7.1 11.7 2020

Norm 40 40 35 25

In de tabel is te zien dat de achtergrondwaarden ruim onder de normen liggen. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het kader van de luchtkwaliteit.

4.3.3 Conclusie

Het onderdeel ‘luchtkwaliteit’ zorgt niet voor belemmeringen.

Figuur 4.2: Resultaten NIBM-tool

Jaar van planrealisatie 2021 Extra verkeer als gevolg van het plan

Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) 327 Aandeel vrachtverkeer 0,0%

Maximale bijdrage extra verkeer NO2 in μg/m3 0,23

PM10 in μg/m3 0,05 1,2

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit

Conclusie

De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate;

geen nader onderzoek nodig Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m3