• No results found

4.2 Multi regressieanalyse

4.2.2. Gelijkenissen en verschillen met Leefbaarometer

Voor het beantwoorden van de tweede centrale vraag is er een tweede regressieanalyse afgenomen met als afhankelijke variabele: Leefbaarometer 2016 gemeentelijke scores. Volgens het ministerie van BZK is de definitie die wordt gehanteerd in het geval van de Leefbaarometer: “​Leefbaarheid is de mate waarin de omgeving aansluit bij de eisen en wensen die er door de mens aan worden gesteld”. Dit kan vrij worden vertaald naar woonomgeving satisfactie. Satisfactie is gelijk aan tevredenheid en wordt gehanteerd om verwarring te voorkomen, met betrekking tot de twee afhankelijke variabelen.

Het doel van dit deel is kijken of deze definitie van leefbaarheid dezelfde determinanten heeft als die van de WoON 2015 definitie van leefbaarheid. Hierbij wordt gekeken naar de sterkste variabelen per groep kenmerken. Daarin wordt een vergelijking getrokken met de uitkomsten van de regressie met ​Woonomgeving tevredenheid.

Meervoudige lineaire regressie ​van Leefbaarometer 2016 Gemeente scores

B Beta Sig.

(Constant) 4,096 ,000

Leeftijd (Ref. 25-34 jaar)

17-24 jaar -,049 -,011 ,020 35-44 jaar ,026 ,011 ,065 45-54 jaar ,083 ,036 ,000 55-64 jaar ,079 ,034 ,000 65-74 jaar ,101 ,040 ,000 75 jaar en ouder ,104 ,036 ,000

Geslacht (Ref. Man)

Vrouw ,019 ,010 ,013

Etniciteit (Ref. autochtoon)

niet-westers -,472 -,131 ,000

westers -,114 -,036 ,000

Huishoudsamenstelling (Ref. eenpersoonshuishoudens)

meerpersoonshuishouden met minderjarige kinderen ,128 ,060 ,000

meerpersoonshuishouden zonder minderjarige kinderen ,071 ,038 ,000

Koop of huur (Ref. Eigenaar)

Huurder -,146 -,077 ,000

Middel ,033 ,017 ,001

Hoog ,028 ,014 ,006

Contact met omwonenden (Ref. (Bijna) Nooit)

Soms ,033 ,018 ,002

Veel ,049 ,025 ,000

Overlast van omwonenden (Ref. (Bijna) Nooit)

Soms -,036 -,014 ,002

Veel ,011 ,005 ,358

Vandalisme (Ref. Geen vandalisme)

Vandalisme op 1 aspect -,123 -,061 ,000

Vandalisme op meerdere aspecten -,329 -,168 ,000

Geluidsoverlast (Ref (Bijna) Nooit)

Soms ,009 ,004 ,360

Vaak -,013 -,004 ,429

Last van stank, stof en vuil (Ref. (Bijna) Nooit)

Soms -,128 -,054 ,000

Vaak -,220 -,058 ,000

Last van verkeer (Ref. (Bijna) Nooit)

Soms ,008 ,004 ,369

Vaak ,012 ,004 ,358

Tabel 20. ​Regressieanalyse met afhankelijke variabele Leefbaarometer 2016

Demografische kenmerken

Het hoogste gestandaardiseerde negatieve coëfficiënt is -0.131 van etniciteit ‘niet westers’. Het hoogste gestandaardiseerde positieve coëfficiënt is 0,060 van huishoudsamenstelling ‘meerpersoonshuishouden met minderjarige kinderen’. De positieve invloed van huishoudsamenstelling op woonomgeving satisfactie staat averechts op de aangehaalde theorie.

‘Huurder’ heeft ook een sterke negatieve invloed op woonomgeving satisfactie, dit komt overeen met de regressie van WoON 2015 variabele woonomgeving tevredenheid.

Sociale kenmerken

Het hoogste gestandaardiseerde negatieve coëfficiënt is -0.168 van Vandalisme ‘Vandalisme op meerdere aspecten’. Het hoogste gestandaardiseerde positieve coëfficiënt is 0,025 van Contact met omwonende ‘Veel contact’. Deze twee opties komen inderdaad tot zeker hoogte overeen met zowel de literatuur als de regressie van Woning tevredenheid.

Overlast van omwonende heeft in de bovenstaande tabel enkel wel opmerkelijke cijfers. Veel overlast heeft een positief coëfficiënt plus is statistisch insignificant. De aangehaalde literatuur beschrijft overlast als een definiërende factor, dit wordt mede bevestigd door de regressie van woonomgeving tevredenheid.

Fysieke kenmerken

Het hoogste gestandaardiseerde negatieve coëfficiënt is -0.058 van Last van stank, stof en vuil ‘Vaak’. Het hoogste gestandaardiseerde positieve coëfficiënt is 0,004 van Geluidsoverlast en Verkeersoverlast. Uit de literatuur kwam naar voren dat fysieke kenmerken vaak een negatieve invloed hebben op woonomgeving satisfactie. Het is opmerkelijk dat deze regressie die bewering niet bevestigd.

5. Conclusie

In dit deel wordt antwoord gegeven op de verschillende subvragen die samen de hoofdvragen opmaken. Het doel van dit onderzoek was om 1) de determinanten van leefbaarheid te onderzoeken. Hiervoor werd inspiratie geput uit verschillende papers: Van Gent et al. (2009) en Galster & Hesser (1981). Deze papers spraken hoofdzakelijk over wat leefbaarheid definieert. De eerste hoofdvraag borduurt hierop verder, die wordt beantwoord met de eerste 3 subvragen.

Welke demografische kenmerken dragen bij aan de leefbaarheid van woonomgevingen?

De demografische kenmerken zijn bedoeld te functioneren als controlevariabelen. Uit de literatuur kwam naar voren dat ieder van deze variabelen een onzekere relatie heeft met woonomgeving tevredenheid. Dit kwam ook naar voren in de bivariate analyses. Hierbij zijn wel verbanden gevonden, er kan enkel geen causaliteit aan worden verbonden. De hoogste samenhang was met de ‘Eigenaar of huurder’ variabele, Cramér’s V is 0,168. Uit de regressieanalyse kwam naar voren dat een hoge opleiding een positieve invloed heeft op de woonomgeving tevredenheid. Ook was dat het geval voor het hebben van een woning (Eigenaar), deze variabele draagt ook bij aan meer tevredenheid.

Welke sociale kenmerken dragen bij aan de leefbaarheid van woonomgevingen?

De sociale kenmerken zijn kenmerken die te maken hebben met menselijk handelen, de handelingen worden vaak gedaan door omwonenden. Uit de literatuur kwam naar voren dat ‘Contact met omwonende’ en ‘Overlast van omwonende’ een grote impact hebben op woonomgeving tevredenheid. Het gemis van saamhorigheid en naleven van sociale normen uit zich snel in onenigheid en voorkomt een persoon zich te hechten aan zijn/haar buurt. Uit de bivariate analyses kwam naar voren dat de samenhang erg sterk was tussen ‘Overlast’ en woonomgeving tevredenheid. ‘Contact’ en ‘Vandalisme’ hebben ongeveer evenveel samenhang met woonomgeving tevredenheid.

De literatuur werd bevestigd in de resultaten van de regressie. ‘Contact’ en ‘Overlast’ hebben de grootste impact op het tot stand komen van de woonomgeving tevredenheid. ‘Vandalisme’ is in het totaalbeeld wel definiërend voor de woonomgeving tevredenheid maar niet zo bepalend als ‘Contact’ en ‘Overlast’.

Welke fysieke kenmerken dragen bij aan de leefbaarheid van woonomgevingen?

Fysieke kenmerken hangen vooral af van de context, deze variabelen hebben snel een negatieve invloed wanneer ze in overmaat voorkomen. Uit de literatuur kwam naar voren dat geluidsoverlast het meest negatief is voor de woonervaring. Het zorgt voor verscheidene mentale klachten. Verkeer wordt volgens de aangehaalde literatuur minder storend bevonden, terwijl de neveneffecten (geluid en vervuiling) heftiger worden ervaren. Uit de bivariate analyses kwam naar voren dat ‘Geluidsoverlast’ de meeste samenhang heeft. Echter, in de regressieanalyse kwam naar voren dat ‘Last van stank, stof en vuil’ het meeste effect heeft op woonomgeving tevredenheid, gevolgd door ‘Geluidsoverlast’ en ‘Verkeersoverlast’.

In hoeverre valt de subjectieve waarneming van respondenten van WoON 2015 samen met de objectieve Leefbaarometer 2016 scores op gemeentelijk niveau in Nederland?

In het tweede deel werd gekeken naar overeenkomsten en verschillen met de Leefbaarometer 2016 scores. De regressies tussen beide afhankelijke variabelen zijn heel verschillende. De regressie die Leefbaarometer 2016 als afhankelijke variabele heeft ontkracht op het eerste gezicht een groot deel van dit onderzoek. Echter, de discrepantie tussen de Leefbaarometer regressie en die van WoON 2015 berust op het feit dat de paper ingericht is op de WoON 2015 variabele ​Woonomgeving tevredenheid. Hierdoor geeft de Leefbaarometer regressie in aan enkele assumpties of factoren die worden genoemd op bladzijde 37. Dit is onjuiste keuze van voorspellende variabelen en ‘multicollinearity’.

6. Discussie

Dit onderzoek is bedoeld om het gesprek rondom leefbaarheid opnieuw te starten en duidelijk vraagtekens te zetten bij instrumenten zoals WoON en de Leefbaarometer. Binnen het onderzoek liep ik tegen verschillende dingen aan die limiterend werkte. Ook zijn er punten ter verbetering voor een vervolg onderzoek.

De WoON enquête is anoniem, maar noteert wel gemeentecodes van de respondenten. De gemeentecodes maakte het mogelijk de gemeentelijke Leefbaarometer 2016 scores te koppelen aan WoON 2015. Alleen de onderzoekseenheden van de Leefbaarometer waren gemeenten en die WoON 2015 waren individuen, eigenlijk is het trekken van een vergelijking tussen deze twee niet mogelijk en orthodox. Initieel was het plan om de Leefbaarometer buurt scores te gebruiken, maar er stonden geen buurtcodes in de WoON 2015. Het onderzoek had in dat geval meer inzichten kunnen bieden. Ik ben doorgegaan met de setup van het onderzoek op aanraden van mijn scriptiebegeleider en in verband met de haalbaarheid. Dit is ook de reden dat er twee centrale vragen zijn, met de eerste wil ik aantonen dat er een logische kwantitatief onderzoek is voltooid. Het tweede dient hoofdzakelijk om mijn ‘line of thought’ over te brengen en daarmee mijn originele doel en idee.

Op de Leefbaarometer site staat een disclaimer dat de metingen van 2016 een te positief kunnen schetsen. Het model dat is gehanteerd heeft geen rekening gehouden met de aardbevingen in Groningen. Het is bekend dat de leefbaarheid ontzettend achteruit is gegaan, enkel zijn deze dus niet opgenomen.

Ik heb in mijn onderzoek niet verschillende regressiemodellen gemaakt. Hiermee test ik niet op ‘multicollinearity’, dat is onderlinge samenhang tussen de verschillende onafhankelijke variabelen. Dit zou voor vervolgonderzoek wel handig zijn, vooral omdat de fysieke kenmerken veel grensvlakken hebben.

In het begin was het de bedoeling enkel sociale en fysieke kenmerken te hebben, dit idee is gebaseerd op de paper van Van Gent et al. (2009) maar, ik had weinig variabelen en besloot samen met mijn begeleider om demografische kenmerken te betrekken, ook als controlevariabelen. Echter, de Leefbaarometer is nooit gebouwd op demografische kenmerken. Ik heb er bij stilgestaan maar ben niet op zoek gegaan naar een oplossing of nieuwe keuze van variabelen voor het vergelijkende onderzoek. Daardoor kunnen de assumpties mogelijk het resultaat hebben beïnvloedt. Om deze assumptie uit de weg te gaan moeten de juiste onafhankelijke variabelen worden gekozen, het voorspellen van een

Literatuurlijst

Adams, R. E. (1992). Is happiness a home in the suburbs?: The influence of urban versus suburban neighborhoods on psychological health. ​Journal of Community Psychology , ​20(4), 353-372.

A​driaanse, C. C. M. (2007). Measuring residential satisfaction: a residential environmental satisfaction scale (RESS). ​Journal of housing and the built environment, ​22(3), 287.

Adriaanse, C. C. M. (2008). The Dutch residential nuisance scale: an outcome measure for reported nuisance in subgroup analysis. ​European Journal of Housing Policy, ​8(4), 341-360. Bo​naiuto, M., & Fornara, F. (2004). Residential satisfaction and perceived urban quality. Encyclopedia of applied psychology, ​3, 267-272.

Dekker, K., De Vos, S., Musterd, S., & Van Kempen, R. (2011). Residential satisfaction in housing estates in European cities: A multi-level research approach. ​Housing Studies , 26(04), 479-499.

Elsinga, M. & Hoekstra, J. (2005). Homeownership and housing satisfaction. Journal of Housing and the Built Environment, 20, pp.401–424.

Fernández-Portero, C., Alarcón, D., & Padura, Á. B. (2017). Dwelling conditions and life satisfaction of older people through residential satisfaction. ​Journal of Environmental Psychology, ​49, 1-7.

Gall, J. (1984). Betere woonsituatie meer plezier in het leven? ​Betere wereld gelukkiger mensen, 4 pag. 61 - 69 (Hoofdstuk 5)

Galster, G. C., & Hesser, G. W. (1981). Residential satisfaction: Compositional and contextual correlates. ​Environment and behavior, ​13(6), 735-758.

Gao, K. (2012). Multi-objective traffic management for livability. ​Unpublished doctoral dissertation). MS thesis, TU Delft, Delft, The Netherlands.

Gerland, P., Raftery, A. E., Ševčíková, H., Li, N., Gu, D., Spoorenberg, T., ... & Bay, G. (2014). World population stabilization unlikely this century. ​Science, ​346(6206), 234-237.

Gidlöf-Gunnarsson, A., & Öhrström, E. (2007). Noise and well-being in urban residential environments: The potential role of perceived availability to nearby green areas. ​Landscape and urban planning, ​83(2-3), 115-126.

Gilchrist, E., Bannister, J., Ditton, J., & Farrall, S. (1998). WOMEN AND THE ‘FEAR OF CRIME’ Challenging the Accepted Stereotype. ​The British Journal of Criminology , ​38(2), 283-298.

Goodman, A. C., & Hankin, J. R. (1984). Elderly Jews and happiness with locale. ​Population and Environment, ​7(2), 87-102.

Huebner, E. S., Drane, W., & Valois, R. F. (2000). Levels and demographic correlates of adolescent life satisfaction reports. ​School Psychology International, ​21(3), 281-292.

Kahana, E., Lovegreen, L., Kahana, B., & Kahana, M. (2003). Person, environment, and person-environment fit as influences on residential satisfaction of elders. ​Environment and behavior, ​35(3), 434-453.

Lawton, M. P. (1983). Environment and other determinants of well being in older people. The Gerontologist, 23, 349-357.

L​eidelmeijer, K., & Van Kamp, I. (2004). Kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid; naar een begrippenkader en conceptuele inkadering.

Leslie, E., & Cerin, E. (2008). Are perceptions of the local environment related to neighbourhood satisfaction and mental health in adults?. ​Preventive medicine, ​47(3), 273-278.

Lloyd, K., Fullagar, S., & Reid, S. (2016). Where is the ‘social’ in constructions of ‘liveability’? Exploring community, social interaction and social cohesion in changing urban environments. ​Urban Policy and Research, ​34(4), 343-355.

Loo, C. (1986). Neighborhood satisfaction and safety: a study of a low-income ethnic area. Environment and Behavior, ​18(1), 109-131.

Lowe, M., Whitzman, C., Badland, H., Davern, M., Aye, L., Hes, D., ... & Giles-Corti, B. (2015). Planning healthy, liveable and sustainable cities: How can indicators inform policy?. Urban Policy and Research, ​33(2), 131-144.

Moser, G. (1992). What is vandalism? Towards a psycho-social definition and its implications. ​Vandalism: Research, prevention, and social policy, 20-33.

Musterd, S. & Van Kempen, R. (2005) Large-scale Housing Estates in European Cities: Opinions and Prospects of Inhabitants (Utrecht: Faculty of Geosciences, Utrecht University)

Putnam, R. (2007). E Pluribus Unum : Diversity and Community in the Twenty-first Century The 2006 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian Political Studies, 30(2), pp.137-174.

Roet, W. J., & Mulder, C. H. (2010). De relatie tussen etniciteit en tevredenheid met de woonomgeving-Een onderzoek onder autochtonen, Surinamers, Turken en Marokkanen in Nederland. ​Mens en maatschappij, ​85(4), 333-355.

Tsai, K. T., Lin, M. D., & Chen, Y. H. (2009). Noise mapping in urban environments: A Taiwan study. ​Applied Acoustics, ​70(7), 964-972.

Urban, J., & Máca, V. (2013). Linking traffic noise, noise annoyance and life satisfaction: A case study. ​International journal of environmental research and public health, ​10(5), 1895-1915.

Van Beuningen, J. (2018). Woning en woonomgeving gerelateerd aan tevredenheid met het leven. CBS.

Van der Graaf, P. (2009). ​Out of Place?: Emotional Ties to the Neighbourhood in Urban Renewal in the Netherlands and the United Kingdom. Amsterdam University Press.

Van Gent, W. P., Musterd, S., & Ostendorf, W. J. (2009). Bridging the social divide? Reflections on current Dutch neighbourhood policy. ​Journal of Housing and the Built Environment, ​24(3), 357-368.

WoonOnderzoek Nederland. (n.d.). Retrieved May 21, 2019, from

https://www.woononderzoek.nl/

United Nations, Department of Economic and Social Affairs, Population Division (2017). World Population Prospects: The 2017 Revision, Key Findings and Advance Tables. Working Paper No. ESA/P/WP/248.