omstandigheden. Je slag verlengen of verkorten, bijvoorbeeld, is een eerste vereiste
om te profiteren van of te vechten tegen goed of slecht ijs.
Natuurlijk: er is gewoon een reden beschikbaar om tegenvallende prestaties te
verklaren aan de hand van weer of ijs. Maar vergeet niet,
dat de omstandigheden zo vaak voor iedereen gelijk zijn. Harde wind is voor lange
mensen niet meer of minder funest dan voor de kleine. Die vraag werd mij ook gesteld
na het Heerenveense kampioenschap. Maar een eenvoudige vergelijking leert toch,
dat als je meer massa tegen de wind in moet duwen, je diezelfde massa weer meer
méé krijgt als je voor de wind gaat? Er zijn uiteraard grote verschillen in de kwaliteit
van het ijs op de verschillende banen. Daarvoor bestaan allerlei natuurkundige
verklaringen, maar ook op dat punt wordt soms veel te ver gezocht. Davos heeft geen
‘wonderijs’ (al is de kwaliteit uitstekend), maar Davos ligt nu eenmaal wonderbaarlijk
mooi. Het zijn de omstandigheden die de droomtijden daar in de hand werken: de
kracht van de zon, die op het juiste moment de toplaag van het ijs zo glijdend maakt.
Het feit, dat op dat ogenblik de wind niet of nauwelijks merkbaar is. De hoogte van
Davos, die ijlere lucht met zich brengt en dat betekent dan minder weerstand.
Natuurlijk moet de ijsbaan mooi, vlak en goed onderhouden zijn, door deskundige
mensen. Dat is die van Hamar ook, schitterend zelfs. Maar hoe mooi het weer in dat
Noorse schaatscentrum ook zou wezen, ik zou er nooit onder de twee minuten op de
vijftienhonderd meter hebben kunnen rijden met dezelfde conditie en instelling als
ik op dat moment in Davos had. Laten we dus voorzichtig zijn met vaststellen van
dingen als ‘hij had zijn lichaamsbouw voor dat ijs tégen’. Veel meer dan de leek
denkt zijn de omstandigheden voor iedereen gelijk. Als die omstandigheden dan
maar constant dezelfde zijn. Een voorbeeld van de verschillen die fnuikend kunnen
werken is natuurlijk het Europees kampioenschap in Inzell geweest. In de late
zaterdagmiddag sloeg daar het weer opeens om zonder dat de ijsmakers er op
reageerden. Neerslag zette zich op het ijs vast en op een gegeven moment was de
baan ‘schuurpapier’. Kijk, dán is er niet meer normaal te rijden. Het verschil tussen
de baan voor het eerste en die voor het tiende paar was zó groot, dat het met geen
enkele krachtsinspanning of verandering van techniek meer was te overbruggen.
Kees Verkerk verloor er een Europese titel door, want wat de kleine man wérkelijk
kon tijdens dat weekeinde bleek de volgende dag, toen hij dat wonderbaarlijke
wereldrecord op de tien kilometer neerzette. Iets anders was het evenwel een paar
weken later, in Deventer. Toen, op het moment dat Kees nog altijd de kans had om
via een overwinning op de tien kilometer de wereldtitel te pakken, kwam er een fikse
sneeuwbui neer. Zoiets verandert de
heden ook. Maar je hoefde de schuld niet op de sneeuw te schuiven en op het daarvoor
verslechterende ijs. Want Dag Fornaess krabbelde er wél behoorlijk doorheen, en
Per Willy Guttormsen ook. Ze pasten hun techniek wat aan de omstandigheden aan,
maar bovenal: ze lieten hun moreel niet beïnvloeden door de minder plezierige
omstandigheden. Zoals ook Jan Bols er het uiterste uit kon halen omdat hij dat nou
eenmaal wilde. Ik bedoel maar: zeg niet te snel, dat het weer of het ijs ergens de
schuld van zijn.
Zeg ook niet te gauw, dat domme pech een val heeft veroorzaakt en dat daarmee
een toernooi meteen naar de knoppen ging. Pleeg eerst een fiks zelfonderzoek, ontdek
dat je toch te achteloos bent geweest en neem je voor die stommiteit zo snel mogelijk
te vergeten. Het móet trouwens wel. Want bij de topsport horen geen al te snel
beschuldigend uitgestoken vingers naar dingen waar je niks aan kon doen. Zo kan
ik dat wel stellen, omdat ik me er zelf aan schuldig maakte voor de werkelijke
hoogtepunten in mijn carrière kwamen.
Ja, dat ‘vallen en opstaan’ kan ook in andere zin worden gebezigd. Op het morele
vlak. Ten opzichte van de mentaliteit. Ook op dat punt ben ik namelijk met vallen
en opstaan een stuk wijzer geworden. Dat kan ook niet anders, want hoe zou mijn
schaatsloopbaan zulke grillige lijnen kunnen vertonen als ik elk jaar met dezelfde
instelling en dezelfde voornemens, met dezelfde voorbereidingen het seizoen tegemoet
was getreden? Als ik in 1966 Europees kampioen kon worden, waarom duurde het
dan tot 1970 voor ik het weer opnieuw werd? Ook een kwestie van vallen en opstaan
en vooral van léren van die valpartijen. Op dezelfde manier nuchter leren terugkijken
op de dingen, die je ergens verkeerd moet hebben gedaan. Natuurlijk, er zijn
omstandigheden van buitenaf geweest, die soms dat falen hebben beïnvloed. Maar
ik moet lang zoeken om ze te kunnen aanwijzen als zaken waaraan ik wérkelijk niets
kon doen.
In document
Ard Schenk, Ard apart. Ard schrijft over schaatsen · dbnl
(pagina 66-69)