• No results found

LOGBOEK INDIVIDUELE SESSIE

Conditie 3: geen feedback

Na RONDE 1 (na de 6e opgave) verschijnt op het scherm gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…” Daarna verandert het scherm en staat er informatie over de volgorde van de volgende ronde, bijvoorbeeld “In de volgende ronde doe je eerst 3 woord-zoekopgaves en daarna 3 getal-zoekopgaves”. Na 7 secondes kan het kind het scherm verlaten door op “volgende” te klikken. Dan staat er weer gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”. Daarna begint vanzelf RONDE 2.

[Tijdens deze gebeurtenissen volgt de manipulatie. Lees de manipulatie niet voor vanaf het papier, maar zeg het zo natuurlijk mogelijk tegen het kind. Zorg dat je elke conditie met dezelfde neutrale lichaamshouding en intonatie uitspreekt. Spreek rustig en duidelijk zodat het kind alles goed kan verstaan.]

Conditie 1: onmiddellijke positieve feedback

Op het scherm verschijnt gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”. Tijdens deze 7 secondes zeg jij:

“Het eerste deel heb je goed gedaan!”

Conditie 2: vertraagde positieve feedback

Op het scherm verschijnt gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”. Het scherm verandert automatisch naar “In de volgende ronde doe je eerst

3…opgaves en daarna 3…opgaves”. Het kind kan na 7 secondes zelf verder klikken. Daarna verschijnt wederom gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”. Tijdens deze 7 secondes zeg jij:

“Het eerste deel heb je goed

gedaan!”

Conditie 3: geen feedback

• Op het scherm verschijnt gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”. Het scherm verandert automatisch naar “In de volgende ronde doe je eerst 3… en

daarna 3…”. Het kind kan na 7 secondes zelf verder klikken. Daarna verschijnt gedurende 7 secondes “een ogenblik geduld…”.

Pak ondertussen het conditie briefje en kijk in welke conditie het kind zat, en

schrijf dit op het logformulier. Dit is de enige manier waarop je achteraf kunt

achterhalen in welke conditie het kind zat, dus werk zorgvuldig.

[Het kind werkt verder aan RONDE 2. Jij blijft gewoon zitten]

[Het kind gaat als eerste invullen of het zich goed of slecht voelt nu nadat het de opgaves van RONDE 2 heeft gemaakt. Zorg dat je meekrijgt of het kind aangeeft dat het zich “een beetje van allebei”; “best slecht” of “heel slecht” invult. Als dat zo is moet je na afloop hierover een gesprek beginnen – zie onder; Na deze vraag ga je niet meer meekijken wat het kind invult; sta op en ga ergens anders in de kamer zitten]

[Het kind zal zelf aangeven wanneer het klaar is met het computer gedeelte.] Nu ben je klaar met het onderzoek. Dankjewel voor het meedoen! Vond je het leuk?

Controleer of het eindscherm van qualtrics verschijnt. Doe nu de beknopte debriefing (zie Protocol debriefing). [Vul na de debriefing, als het kind weg is, het logformulier in]

e. Mogelijk voorkomende vragen en situaties

• Het kind zoekt contact met je tijdens de afname (e.g., zoekt oogcontact, denkt hardop). Ga hier niet in mee, zwijg als het kan. Je hoeft geen

oogcontact te maken als het kind werkt. Alleen als het kind letterlijk iets

vraagt, moet je antwoorden, en kun je beschrijvend antwoorden. Bijvoorbeeld: als het kind vraagt of het zojuist het goede antwoord hebt gegeven, zeg je dat je dat niet kunt zeggen.

• Het kind moet naar de WC. Als dit plaatsvindt voordat het kind begint, laat het kind dan naar de WC gaat. Als dit plaatsvindt als je al bent begonnen, vraag dan of het kind het een kwartier kan ophouden. Als het dat echt niet

kan, laat het kind dan naar de WC gaan, en noteer op het logformulier dat dit gebeurde en op welk punt in het experiment dit precies gebeurde.

• Het kind begint te huilen. Stel het kind gerust [dit kun je uiteraard alleen doen als je weet dat je het onderzoek moet afbreken, en de data van het kind dus niet kunt gebruiken]. Vraag waarom het huilt. Noteer dit op het

logformulier (wat er gebeurde en vooral op welk punt in de procedure). Breek het onderzoek af en breng het kind terug naar de klas. Je mag het kind

natuurlijk ook het onderzoek laten afmaken als het kind dat graag wil (maar wij zullen niets aan de data hebben, dus het is belangrijk dat je alles goed

noteert). Doe alleen een debriefing als de manipulatie al is geweest. Als de manipulatie nog niet is geweest, heeft de debriefing weinig zin.

• Het kind wil stoppen. Geef aan hoe lang het onderzoek ongeveer nog duurt. Als het kind echt wil stoppen, doe de debriefing (indien het kind na de

manipulatie wil stoppen), en laat het kind daarna terug gaan naar de klas. Noteer dit alles op het logformulier (wat er gebeurde en vooral op welk punt in de procedure).

• Het kind werkt enorm traag. Als dit geldt voor het invullen van de vragen aan het eind, zeg dan: “Het gaat om jouw mening, dus je hoeft niet lang te twijfelen over vragen.” Let op: voorkom dat je kinderen gerust gaat stellen; zeg

bijvoorbeeld niet: “Er zijn geen goede of foute antwoorden, dus maak je geen zorgen” (dit kan ongewenste invloed hebben op onze interventie).

• “Wat moet ik opschrijven” (als de participant de open vragen aan het invullen is). “Vul in wat jouw mening is. De vragen gaan over jouw mening. Als je niets wilt invullen mag dat ook”

• “Ik weet het niet meer” (als de participant de vragenlijst aan het invullen is). “Vul het antwoord in dat jij het beste vindt passen. De vragen gaan over jouw mening.”

Protocol beknopte debriefing

Bedankt dat je hebt deelgenomen aan het onderzoek. Wat vond je ervan om deel te nemen? [Laat het kind vertellen.]

We zullen jullie meer over dit onderzoek vertellen als iedereen die meedoet van jullie school, aan de beurt is geweest.

Protocol uitgebreide debriefing

[De uitgebreide debriefing geef je alleen als je het gevoel heeft dat een kind zich slecht voelt of zorgen maakt met betrekking tot het onderzoek; noteer dit heel duidelijk in het log-boek]

Hoe moeilijk vond je het om de opgaves te doen? Welke opgaves vond je moeilijker, de getal-zoekopgaves of de woord-zoekopgaves? Sommige waren best lastig, hé? Het goede nieuws is dat iedereen deze opgaven goed kan maken. We weten uit onderzoek dat als je maar lang genoeg oefent, iedereen er uiteindelijk goed in kan worden. Dus het is helemaal niet erg als je het deze eerste keer nog een beetje moeilijk vond. Je hebt het gewoon nog niet zo vaak geoefend.

 Heb je nog vragen over het onderzoek?

[Laat het kind teruggaan naar de klas. Je kunt met de leerkracht afspreken dat het kind het volgende kind ophaalt. Je kunt echter ook afspreken dat je zelf meeloopt om de volgende deelnemer op te halen. Noteer telkens wat je je hebt gedaan]

Bijlage A: randomisatie

Dit doe je voor elkaar! Doe het niet zelf zodat je nooit te vroeg weet in welke conditie het volgende kind zit!

1. Je hebt 15 briefjes (5 voor elke conditie). Op deze briefjes staat wat je in de betreffende conditie moet zeggen. Maak drie gelijke stapels: één voor briefjes voor conditie 1, één voor briefjes voor conditie 2, en één voor conditie 3. Zorg dat alle briefjes dubbelgevouwen zijn voordat je begint.

2. Ga naar https://www.randomizer.org/; vul in:

Druk op “Randomize Now!” en pak de resulterende lijst nummers. Je hebt nu een lijst van 15 random nummers. Geen enkel nummer komt dubbel voor in deze lijst (i.e., unique numbers).

3. Dit is de verdeling:

• Nummers 1 tot en met 5 staan voor conditie 1 • Nummers 6 tot en met 10 staan voor conditie 2 • Nummers 11 tot en met 15 staan voor conditie 3

Kijk naar het eerste nummer op de lijst. Is dat bijv. nummer “5”, dan pak je een briefje van stapel 1 (conditie 1), en daarvan maak je een nieuwe stapel. Is het volgende nummer “15”, dan pak je een briefje van stapel 3 (conditie 3), en die leg je bovenop

stapel 3 (conditie 3), en die leg je bovenop het vorige briefje. Zo ga je door tot alle briefjes op zijn, en op één nieuwe stapel liggen. Nu liggen de briefjes op random volgorde.

Omdat de briefjes dubbelgevouwen zijn, kun je niet meer lezen welke conditie precies op welk briefje staat.

4. Tijdens het experiment pak je het bovenste briefje van de stapel die je hebt gemaakt. Als je het kind heb getest, leg je dit briefje apart en gebruik je die niet opnieuw voordat de hele stapel (15 briefjes) op is. Daarna ga je opnieuw

randomiseren.

Gooi de briefjes niet weg – je kunt je hergebruiken (volg de hele procedure opnieuw) Op de testdag heb je een klassenlijst. Je werkt van boven naar beneden

(alfabetisch); als een kind klaar is, dan vraag je of dat kind de volgende deelnemer naar je toe wil sturen.

Bijlage B: proefpersoonnummers

• Je mag participanten vooraf proefpersoon-nummers geven, maar dit mag ook achteraf (als je de data invoert). Het is belangrijk dat dit nummer op zowel alle materialen van dezelfde participant komt te staan (toestemmingsformulier, klassikale vragenlijst, individuele vragenlijst), en dat je de data per klas gesorteerd houdt, zodat je achteraf precies weet welke vragenlijsten bij één participant horen.

• Omdat niet iedereen bij nummer “1” kan beginnen, heeft iedereen een eigen startnummer. Iris begint te nummeren vanaf 1 (dus bij haar krijgt de eerste leerling nummer 1), Nina vanaf nummer 1000 (dus bij haar krijgt de eerste leerling nummer 1000), etc.

• Het maakt niet uit welke leerling welk nummer krijgt. Het heeft nergens

invloed; het helpt alleen om vragenlijsten van de klassikale afnames te kunnen koppelen aan de vragenlijstboekjes van de individuele afname.

• Omdat je als proefleider niet weet in welke conditie kinderen zitten, maakt het niet uit in welke volgorde je kinderen test. Op alfabetische volgorde op de klassenlijst is het makkelijkst.

Naam proefleider Range proefpersoon-nummer

Iris Gravemaker 1 – 999

Nina Almekinders 1000 – 1999

Laura Bijkerk 2000 – 2999

Reflectieverslag

Het verkrijgen van feedback op de ingeleverde stukken is tijdens het Bachelorproject volgens een aantal afspraken verlopen. In overleg met Nils werd er een datum afgesproken om een stuk in te leveren. Vaak kreeg ik dezelfde dag dan een email terug met daarin de feedback en spraken we op een ander moment individueel af om de feedback te bespreken. Ik vond dit erg prettig werken omdat ik op deze manier de feedback van te voren kon doorlezen en vragen kon voorbereiden. Ik heb het gevoel dat ik hierdoor beter gebruik heb kunnen maken van de bespreking dan wanneer ik pas op dat moment feedback had ontvangen.

Ik heb met mijzelf de afspraak gemaakt dat ik pas aan een nieuw stuk mocht beginnen met schrijven wanneer ik de feedback op het stuk daarvoor had verwerkt. Ik begon dus bijvoorbeeld pas aan het schrijven van de methode wanneer ik de feedback van Nils op de inleiding helemaal had verwerkt. Ik ben erg blij dat ik dit met mijzelf heb afgesproken, want ik merk dat dit mij rust gaf met het schrijven en ik mijn werk zo niet ging uitstellen. Ik vind dat Nils goede feedback heeft gegeven. De feedback was duidelijk en toepasbaar. Ook stond hij open voor vragen die ik had over de feedback, wat voor mij erg prettig was.

Elk project heeft goede en minder goede momenten, zo ook dit project. Ik vond het heel erg leuk om scholen te bezoeken en contact te onderhouden met verschillende scholen. Het vergt een bepaalde mate van professionaliteit om afspraken te maken met rectoren en om op een overtuigende wijze je onderzoek te pitchen. Dit was voor mij wel een uitdaging omdat ik nog niet eerder op zo’n manier contact heb gehad met andere instanties. Zeker in het begin vond ik dit wat spannend. Vooral het moment waarop ik scholen telefonisch moest benaderen. Al snel raakte ik hieraan gewend en begon ik het echt als een uitdaging te zien om scholen te regelen. Waar ik wel moeite mee had was de druk die aan het einde van het project op mij lag. We moesten in een korte periode nog een hele school af gaan, wat in totaal een week zou duren. Ook vanwege reistijd vond ik het lastig om nog verder aan mijn verslag te schrijven wanneer ik na zo’n dag thuiskwam. Dit heeft voor veel druk gezorgd, maar ik voel me achteraf wel extra trots op wat we allemaal gedaan hebben en het verslag dat ik heb geschreven. De tijdsdruk wil ik niet toeschrijven aan een slechte planning. Het overleggen met scholen kost veel tijd en wij moesten ook rekening houden met de agenda’s van scholen. Hierdoor duurde de periode van dataverzameling wat langer dan gepland.

Het schrijven van dit onderzoeksverslag vond ik erg leuk. Ik zie het altijd als een uitdaging om een ingewikkeld onderzoek zo duidelijk mogelijk op papier te zetten. Ik had

opgelost door veel tijd te nemen voor het schrijven van mijn stukken. Ik ben begonnen met het schrijven van conceptversies en heb die door vrienden van mij door laten lezen om te vragen of het helder was. Ik heb dit gedaan met vrienden die ook psychologie studeren en vrienden die dat niet doen. Los van het jargon was mijn doel om het voor iedereen leesbaar te laten zijn. Hierna ben ik het gaan herschrijven voordat ik het heb ingeleverd bij Nils. Dit heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat ik veel aandacht heb besteed aan de teksten uit dit

onderzoeksverslag en ik hoop dat dit terug te lezen is.

Omdat het onderzoek is uitgevoerd met minderjarige deelnemers moesten we extra rekening houden met de ethische aspecten van het onderzoek. Dit hield in dat we een actief consent nodig hadden van de ouders van de deelnemers. Pas na toestemming van de ouders konden de deelnemers meedoen aan het onderzoek. Daarnaast hadden de deelnemers natuurlijk op elk moment van het onderzoek de mogelijkheid om aan te geven dat zij niet meer mee wilde doen. Hiervoor hoefde geen reden gegeven te worden. Ook zijn wij zorgvuldig omgegaan met de data. We hebben de data verveeld over de groepsleden en los van elkaar ingevoerd. Hierbij is opnieuw gecontroleerd of de deelnemers toestemming hadden.