een expliciete aanwijzing van zo'n verband - passen bij wat al gepubliceerd was.
Vestdijk heeft dan ook niet een of meer kanten van zijn dichterschap achtergehouden,
hij heeft een teveel over de hele linie besnoeid.
2
Waarom zijn er minder gedichten uit latere jaren nagelaten? Dat is een vraag die
men zich zou kunnen stellen. In de ‘Verantwoording’ bij de Nagelaten gedichten
suggereren wij dat dit verband houdt met het feit dat Vestdijk later - dus na de jaren
dertig - veel planmatiger te werk is gegaan en reeksen is gaan schrijven die van
tevoren door een schema werden bepaald. Afgezien van een simpele reden als meer
ervaring in het (poëzie) schrijven is het strengere reekskarakter van Vestdijks latere
gedichten zeker de reden van het feit dat uit die periode maar weinig gedichten
ongepubliceerd zijn gebleven.
Hierbij is een overweging op zijn plaats met betrekking tot het verschijnsel reeks.
In Vestdijks vroege poëzie lijken ook reeksen aanwezig, bij voorbeeld ‘De parasiet’.
Toch is ‘De parasiet’ geen reeks te noemen: het is eerder een lang gedicht in
afdelingen en niet een reeks in de zin waarin ‘Rondgang door het jaar’ of ‘De
Schuttersmaaltijd’ een reeks zijn. Datzelfde geldt voor ‘Huiselijke arabesken’ en
‘Ontmoetingen in het Vondelpark’, die weliswaar uit een aantal genummerde
gedichten bestaan, maar die geen reekskarakter vertonen in de meer strikte zin van
het woord: het zijn losse gedichten die door middel van het onderwerp een zekere
samenhang hebben. Eigenlijk verschillen zulke groeperingen niet veel van die welke
Vestdijk aanbracht onder afdelingstitels als ‘Heksen’ of ‘Berijmd palet’.
Misschien is het reekskarakter van ‘Water in zicht’ en ‘Fabels met kleurkrijt’ iets
dwingender, al betwijfel ik het. Uit de serie ‘Water in zicht’ zijn heel wat gedichten
geschrapt en dat is toch alleen mogelijk wanneer er een weinig organisch verband
aanwezig is. Ik geloof dat Vestdijk pas met ingang van ‘De Schuttersmaaltijd’ - ik
houd de volgorde van de Verzamelde gedichten even aan - een echte reeksdichter is
te noemen. Zonder twijfel onder invloed van zijn studie Albert Verwey en de Idee,
waarin hij diep inging op het fenomeen reeks, kwam hij tot de overtuiging dat groepen
gedichten zelf ook weer onderhevig moeten zijn aan een ordening en een verloop
waardoor ze niet alleen afzonderlijk maar ook bij elkaar en in samenhang een
poëtische bewering zijn. Zo dacht hij er vroeger niet over, vandaar dat hij toen zonder
veel moeite gedichten die blijkbaar tot een zelfde groep behoren kon afzonderen en
van publikatie kon uitsluiten, getuige de Nagelaten gedichten.
3
Vestdijk en Leopold - een groter tegenstelling in werkwijze is moeilijk denkbaar.
Leopold is de dichter die er lang, soms jaren, over deed om zijn tekst tot stand te
laten komen en in wiens nalatenschap dan ook vrijwel geen voltooide gedichten zijn
aangetroffen. De meeste verkeren nog in een zodanige staat van onafheid dat ze veel
witte plekken vertonen en een grote hoeveelheid open varianten.
Vestdijks werkwijze is geheel anders. Wanneer Vestdijk aan een gedicht begon
maakte hij het ook af, direct al. Het mocht dan misschien nog niet helemaal bevallen,
of helemaal niet bevallen, er was in elk geval een tekst die verder bewerkt kon worden.
Dat gebeurde dan ook. Na verschillende bewerkingen die stuk voor stuk voltooide
versies vertegenwoordigen, maakte Vestdijk een laatste, vrijwel altijd voltooide
versie. Vandaar dat de opzet van de Nagelaten gedichten om de laatste (voltooide)
versie te geven in het geval van Vestdijk ook nauwelijks problemen oplevert: op een
paar gedichten na zijn alle gedichten in Vestdijks nalatenschap voltooid. Het behoeft
geen betoog dat het lang niet altijd eenvoudig is om de tekst van die laatste versie
vast te stellen of (heel gewoon) te lezen, maar dat is een andere zaak. Bij Vestdijks
werkwijze is het voltooien inbegrepen. De enkele open varianten, waarvan we melding
maken in de ‘Aantekeningen’, zijn geen open varianten in de Leopoldiaanse zin. Bij
Leopold laat de open variant zien dat de dichter tijdens het maken van het gedicht
over woorden of woordgroepen aarzelde en zich vooralsnog de keuze liet, soms
tussen vele mogelijkheden. Leopolds gedichten zijn zichtbaar niet af. Wie zijn open
varianten meeleest, voelt zich deelgenoot van een creatief proces waarin nog van
alles onbeslist blijft. De spaarzame open variant bij Vestdijk is van een totaal andere
orde en het zou bespottelijk zijn geweest wanneer wij ze in onze leeseditie ter keuze
tussen accolades hadden gezet, want die status hebben ze niet. Het komt maar een
paar keer voor dat Vestdijk later bij het nog eens overlezen van zijn gedichten hier
en daar een woord toevoegde zonder de oorspronkelijke lezing door te strepen. Geheel
tegen zijn gewoonte in overigens, want de meeste van zijn gedichten zijn bij
aandachtige beschouwing van de handschriften tot op de punt en komma voltooid.
Voornamelijk in het vroege werk, uit 1915-1916, is de interpunctie beroerd en moesten
wij wel eens iets aanvullen.
‘O rijkdom van het onvoltooide’ - dat is de spreekwoordelijk
worden karakteristiek van Leopolds poëzie. Bij Vestdijk moet er eerder van ‘O
rijkdom van het voltooide’ gesproken worden. Het voltooien is kenmerkend voor de
gehele Vestdijk. Er bevinden zich in zijn nalatenschap nauwelijks onvoltooid gebleven
romans, verhalen en essays. De ene onvoltooide roman, De Aeolusharp, geschreven
in Sint-Michielsgestel, werd in 1989 uitgegeven. De andere onvoltooide roman, De
In document
Tom van Deel, Als ik tekenen kon · dbnl
(pagina 142-145)