• No results found

Gebruik van data

In document Jaarrapport 2020 Landelijke Jeugdmonitor (pagina 134-138)

Het antwoord van De Jong is illustratief voor die van de meeste andere geïnterviewde collega’s. Duiding aan de hand van betrouwbare cijfers, daar wordt de Jeugdmonitor vooral

Bruijn, onderzoeker sociaal domein bij de gemeente Amersfoort. ‘Wij hebben een eigen monitor sociaal domein, waarin we kijken naar ontwikkelingen binnen dit domein.’ De informatie uit de Jeugdmonitor is voor Amersfoort een belangrijke bron voor

achtergrondinformatie en vergelijking. ‘Voor onze eigen monitor sociaal domein gebruiken we dan ook cijfers uit landelijke bronnen zoals Statline, om Amersfoort met Nederland of andere steden te kunnen vergelijken. Onze outcomecriteria sluiten aan bij de landelijke.’ De Bruijn constateert na navraag bij collega’s overigens dat de Landelijke Jeugdmonitor op zichzelf bij hen relatief onbekend is. ‘Dat is misschien niet zo erg omdat wij toch wel gebruik maken van dezelfde bronnen als in de Landelijke Jeugdmonitor, zoals StatLine, maar voor achtergrondinfo is dat jammer. Zelf ben ik geabonneerd op de nieuwsbrief van het CBS. Het zou fijn zijn als de Landelijke Jeugdmonitor hierin meer aandacht krijgt.’

Verschillende gemeenten zetten de Landelijke Jeugdmonitor en CBS-cijfers ook in voor meer diepgravend, eigen onderzoek. De beleidsmedewerkers in Heusden, Oss en in mindere mate Houten zijn hiermee actief. Anne-Lieke Piggen van de gemeente Heusden vertelt dat CBS- data meer te bieden hebben dan vaak wordt verondersteld. ‘Ik denk dat veel collega’s niet weten hoeveel informatie hierachter schuilgaat en dat je tot op postcodeniveau

geanonimiseerde cijfers kunt achterhalen.’ Heusden deed onderzoek op postcodeniveau in samenwerking met het researchinstituut CentERdata van Tilburg University. ‘We willen vernieuwingen realiseren in het sociaal domein’, licht Piggen toe. ‘Hoe kun je bijvoorbeeld met behulp van onder meer geanonimiseerde data eventuele uithuiszettingen voorkomen? Dan moet je gegevens koppelen. CBS-data zijn belangrijk omdat ze rechtstreeks van de bron komen.’

Ook Marcel Verhoef van de gemeente Oss combineert data. ‘Vooral cijfers op het snijvlak van jeugdhulp en onderwijs vind ik interessant. Met de informatie die deze combinatie oplevert kun je echt innoveren. Dan zie je dat de vraag naar jeugdhulp zich echt niet concentreert op achterstandswijken. Zulke inzichten kunnen leiden tot vernieuwende werkwijzen, zoals het aanbieden van groepshulp op scholen. Iets dat veel efficiënter en effectiever kan werken.’ Michaël van der Meulen, senior beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente Houten gebruikt de Landelijke Jeugdmonitor als een overzichtsfoto van Nederland. ‘Ik vind de overview die je krijgt erg interessant. Maar ik zoom soms ook in om meer gedetailleerde informatie op te zoeken, bijvoorbeeld op het onderwerp jeugdreclassering.’

Van der Meulen ziet graag dat de Landelijke Jeugdmonitor meegroeit met de ontwikkeling van de jeugdhulpverlening op gemeenteniveau. ‘Sociaalteams kijken nu met een integrale blik naar de jeugdhulp. Terecht, want bij deze problematiek heb je altijd te maken met jeugd én ouders. Het zou mooi zijn als ook de Landelijke Jeugdmonitor die integrale benadering kiest. Dat kan door ook componenten mee te nemen die gaan over ouders. Worden zij begeleid door bijvoorbeeld een GGZ-instelling? Of maken zij gebruik van de Wmo?’

Ontwikkelpunten

De meeste geïnterviewde beleidsmedewerkers vinden de Landelijke Jeugdmonitor een prima middel voor de beleidsondersteuning. Maarten Zuiker (Hoorn) tekent aan dat er behoefte is aan een indeling voor de diverse gebruikersgroepen, zoals beleidsmedewerkers, businessanalisten, college- en raadsleden. ‘De wijze waarop zij informatie gebruiken en waar zij behoefte aan hebben is verschillend. Hierin voorziet de monitor tot op heden niet.’

Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten sinds 2015 verplicht in hun beleidsplan aan te geven welke outcomecriteria voor jeugdhulpvoorzieningen zij hanteren. Een klein aantal zegt plaatselijk dezelfde outcomecriteria te hanteren als de basisset van de

spiegelrapportages, zodat deze één op één naast elkaar gelegd kunnen worden. ‘Maar’, zegt Anne-Liek Peggen (Heusden) ‘outcomecriteria helpen niet bij het trekken van conclusies omdat we op zoek zijn naar andere informatie. Waar wij cijfers over willen hebben is: wat is de effectiviteit van een methode? Hoe maakt een methode het verschil? Zit de jeugdige na een half jaar nog op de juiste plek?’

Michaël van der Meulen van de gemeente Houten pleit in de voor meer en gedetailleerder aandacht voor echtscheidingen. Een maatschappelijke factor die volgens hem steeds belangrijker wordt. ‘Het aantal vechtscheidingen, ofwel complexe scheidingen, neemt toe. Probleem is dat die complexe scheidingen lastig zijn te registreren. Ja, je komt ze op verborgen wijze tegen in de pleegzorgcijfers en als je de cijfers vanuit de jeugdbescherming en jeugdreclassering duidt. Complexe scheidingen kosten veel geld en ze komen allemaal op het bordje van jeugdhulp, dus zou ik daar graag inzicht in willen hebben. Deze kosten dienen namelijk niet voor rekening te komen van de jeugdhulp’.

Anne-Liek Piggen zegt dat ze de mogelijkheid mist om ook te kunnen vergelijken met de cijfers van voor de decentralisatie, die in 2015 plaatsvond. En verder: ‘Tja, de heilige graal is natuurlijk voorspellende data. Maar dat is lastig!’

Corona

Tijdens de rondgang onder de zeven willekeurig gekozen gemeenten kwam ook het onderwerp corona aan de orde. Heeft de coronacrisis geleid tot een andere, blijvende, databehoefte, omdat de crisissituatie bepaalde datatekortkomingen aan het licht bracht? Zo repten de media april 2020 over ‘verdwenen leerlingen’: kinderen die thuis zaten, maar met wie scholen geen contact konden maken. Volgens het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (Lesco) zouden 5 200 leerlingen, vooral uit het speciaal onderwijs, onvindbaar zijn geweest.

Alle geïnterviewde beleidsambtenaren vinden het te vroeg om als gevolg van de coronacrisis in andere, extra databehoefte te voorzien. ‘Maar ik zou in een later stadium graag willen weten wat we kunnen leren van de coronaperiode, bijvoorbeeld over de effectiviteit van uitgestelde zorg’, zegt Michaël van der Meulen (Houten). Carole

Sombroek, afdelingshoofd Welzijn & Onderwijs bij de gemeente Amersfoort zegt dat het van belang is om te weten van de gevolgen zijn van de corona-crisis. ‘Op dit moment is dat niet op alle terreinen duidelijk. We hebben tijdens de crisis intensief en heel frequent contact gehad met bijvoorbeeld onderwijs, zorgaanbieders, kinderopvang. We hebben bijvoorbeeld ook meer cijfers en signalen opgevraagd over schooluitval en mishandeling, voor zover bekend. De VNG deed wekelijks onderzoek naar de ontwikkelingen binnen het onderwijs en kinderopvang en landelijk en regionaal werden er bijvoorbeeld door de GGD overzichten geboden over de sociale gevolgen van corona. Voor ons handelen was het vooral van groot belang dat we direct contact onderhielden met onder andere de schoolbesturen, de kinderopvangorganisaties en het jongerenwerk.’ Sombroek zegt dat haar gemeente op dit moment door corona geen blijvende behoefte heeft aan nieuwe landelijke data. ‘We kregen en krijgen voldoende specifieke informatie dankzij de korte lijnen die we hebben met onze partners in de zorg, kinderopvang en onderwijs.

Ook Marcel Verhoef van de gemeente Oss heeft door corona geen specifieke behoefte aan andere of meer data gekregen. ‘Wij hadden alles in beeld vanuit de

leerplichtadministratie en door het nauwe contact met schoolbesturen. Wel zagen we een versnellingseffect van bepaalde problemen, zoals ontslag en gezinsproblematiek. Dat vereiste snel handelen en hands-on oplossingen. Op zulke momenten heb je geen databehoefte. Wellicht dat uit de coronarapportages van het SCP straks een

informatiebehoefte voortkomt, bijvoorbeeld over eenoudergezinnen en de arbeidsmarkt, maar ik vind het zelf nog te vroeg om daar nu iets op te kunnen zeggen.’

Marco Daudeij (Nunspeet) onderstreept de woorden van zijn collega’s. ‘Tijdens de eerste coronagolf, in maart en april, draaide alles om vragen als: hoe gaat het met de jongeren? Kunnen de ouders het aan? Dat is vooral een kwestie van persoonlijke contacten

onderhouden. En niet van data.’

In document Jaarrapport 2020 Landelijke Jeugdmonitor (pagina 134-138)