• No results found

Hoofdstuk 5:  Casestudy Delfzijl

5.3  Gebruik gebiedsgerichte benadering bij de herstructureringen

De  OMD  is  opgericht  als  zelfstandige  projectorganisatie  die  zich  bezighoudt  met  de  herstructureringsopgave in Delfzijl (interview Mulder, 2011). De reden was medio 2000  de geringe slagkracht van de gemeente Delfzijl. Herstructureringen waren noodzakelijk  en bovendien veelomvattend, waardoor het noodzakelijk was om de OMD op te richten  (interview Mulder, 2000). De gemeente Delfzijl en de provincie Groningen participeren  in de OMD in samenwerking met de woningstichting Delfzijl (een samenwerking tussen  de  verschillende  woningbouwverenigingen  die  actief  zijn  binnen  Delfzijl).  De  OMD  vervulde drie taken:     1. Als grondbedrijf: het verwerven van grond, het bouwrijp maken van grond en           het opstellen van programma’s over vereisten van grond.  2. Als regisseur: coördinator openbare ruimte en infrastructuur.  3. Als coördinator van sociale kwesties omtrent herstructurering.    Verder is bij de oprichting van de OMD besloten om ongeveer tien jaren te werk te gaan  en daarna, wanneer de grootste herstructureringen uitgevoerd zouden zijn,  op te gaan  in  de  gemeente  die  de  dan  nog  liggende  herstructureringsopgave  kan  voltooien  (interview Mulder, 2010). Dit is in 2010 gebeurd. 

5.3 Gebruik gebiedsgerichte benadering bij de herstructureringen 

In  Delfzijl  is  gekozen  voor  de  herstructureringsvormen  sloop  en  compacte  stad  gedachte, welke in deze paragraaf worden geanalyseerd. Het upgraden van bebouwing,  welke in Schwedt/Oder gebruikt is en zal worden, is voor Delfzijl niet van toepassing.   

Sloop 

De gemeente Delfzijl heeft uit haar eigen statistieken (figuur 5.1) opgemaakt dat er in de  komende  twintig  jaar  een  sloopopgave  is  van  maximaal  1650  woningen.  Deze  sloop  wordt  vooral  geconcentreerd  in  de  wijk  Delfzijl‐Noord.  Deze  wijk  is  in  de  jaren  ’50  gebouwd  en  bestaat  grotendeels  uit  sociale  huurwoningen  (portiekflats)  (Acantus,  2009).  De  woningen  zijn  van  slechte  kwaliteit  en  zijn  niet  aantrekkelijk  om  te  wonen.  Het  gevolg  hiervan  is  dus  ook  leegstand.  In  het  boek  Shrinking  Cities  (Oswalt,  2007)  wordt sloop als een manier van herstructureren gezien, omdat de ruimte die vrijkomt  opnieuw gebruikt kan worden. Deze opgave heeft prioriteit binnen de gemeente Delfzijl.    

Voor  de  realisatie  van  de  herstructurering  is  de  gemeente  in  overleg  getreden  met  de  verschillende betrokken partijen. In de eerste plaats is er overleg geweest met alleen de  woningbouwverenigingen,  met  Acantus  voorop.  De  uitkomst  hierbij  was  dat  snel  handelen noodzakelijk was. Gebruikers en bewoners van het gebied werden middels een  brief  geïnformeerd  over  de  te  realiseren  herstructureringen  (interview  van  Hooren,  2010).  Omdat  het  ging  om  de  herstructureringsvorm  sloop,  welke  zeer ingrijpend  van  aard is, kwamen er protesten van de bewoners van Delfzijl‐Noord. Er was geen inspraak 

mogelijk geweest over de te realiseren sloopwerkzaamheden. Hierdoor ontstond er een  situatie  waarbij  bewoners  zich  gingen  verenigen  om  sterker  te  staan  in  de  potentiële  inspraakmomenten. Zij voelden ook dat het gebied waarin zij woonden verpauperde en  zagen  geen  potentie  van  afzonderlijke  projecten.  Deze  waren  in  het  verleden  al  eens  uitgevoerd  maar  hadden  weinig  uitgehaald  (interview  van  Hooren,  2010).  Deze  vereniging  van  betrokken  bewoners  leidde  uiteindelijk  tot  de  realisatie  van  deze  inspraak  momenten.  Reden  van  deze  inspraakmomenten  was  het  onderzoek  van  de  gemeente Delfzijl genaamd: Herstel vertrouwen, Plan van aanpak (2006). Hierin heeft de  gemeente  gezocht  naar  manieren  hoe  burgers  meer  betrokken  kunnen  worden  in  de  besluitvorming.  Dit  gebeurde  als  reactie  op  het  groot  aantal  blanco  stemmers  bij  de  gemeenteraadsverkiezingen in 2006. Veel inwoners van Delfzijl hadden blanco gestemd  omdat  ze  zich  niet  door  het  gemeentebestuur  gehoord  voelden.  Als  uitkomst  van  dit  onderzoek  kwam  dat  burgerplatforms  konden  worden  opgericht  en  er  een  gebiedsregisseur werd aangesteld om namens de burgers te spreken in de richting van  het  gemeentebestuur.  Het  doel  hiervan  was  het  kort  houden  van  lijnen  en  het  doorspelen van inhoudelijke zaken die voor de bewoners van het gebied Delfzijl‐Noord  bij  de  herstructureringen  noodzakelijk  werden  geacht.  Hierdoor  ontstond  dus  een  indirectere  band  tussen  de  gemeente  en  de  burgers.  De  burgers  konden  via  de  gebiedsregisseur  ideeën  laten  blijken  richting  de  gemeente  (verslag  werkbezoek  gemeente  Delfzijl‐Noord,  2006).  Dus  de  bewoners  werden  in  eerste  instantie  niet  betrokken  in  de  besluitvorming,  echter  door  opstandig  handelen,  werden  deze  inspraakmomenten  in  eerste  instantie  middels  een  gebiedsregisseur  gerealiseerd.  Dus  bij de start van het proces van herstructureren was er geen sprake van een vrijwillige  samenwerking  tussen  de  verschillende  partijen,  wat  volgens  Hayer  (2004)  als  belangrijke randvoorwaarde geldt voor gebiedsgericht benaderen. 

 

In een later stadium werden deze inspraakmomenten zelfs veranderd naar deelname in  de  besluitvorming.  Dit  kwam  doordat  de  bewoners  zich  steeds  professioneler  gingen  opstellen, door steeds vaker eensgezinder te spreken en hulp van derden inschakelden  (Bewonersplatform  Delfzijl‐Noord,  2010).  Hieruit  ontstond  uiteindelijk  het  bewonersplatform  Delfzijl‐Noord.  Zo  ontstond  ook  maatschappelijk  draagvlak  van  de  bewoners  die  zich  gehoord  voelden.  Een  belangrijke  rol,  bij  het  realiseren  van  dit  bewonersplatform,  was  weggelegd  voor  de  woningbouwverenigingen.    Deze  woningbouwverenigingen hadden nauwe banden met de bewoners van  Delfzijl, omdat  deze  bewoners,  veelal  huurders  waren.  Zo  ontstond  er  consensus  over  de  betrokken  partijen, waarin ook de bewoners een aandeel hadden in de besluitvorming (interview  van Hooren, 2010) (interview Leeuw, 2010). Kortom er kwamen twee veranderingen in  de  netwerkvorming  tot  stand.  In  de  eerste  plaats  werden  bewoners  bij  de  herstructurering  betrokken,  waarin  de  bewoners  hiërarchisch  lager  stonden  dan  de  andere partijen  en in de tweede plaats werd de mate van inspraak voor de bewoners  veranderd van enkele inspraakmomenten, naar deelname in de besluitvorming, waarin  ze  in  principe  gelijkwaardig  in  het  besluitvormingsproces  kwamen  te  staan.  Zodoende  werd iedereen verantwoordelijk en ontstond er een netwerk. 

 

Bestuurlijk draagvlak was inmiddels ook aanwezig. Was het college van burgemeesters  en wethouders in Delfzijl rond het jaar 2000 nog instabiel, wat zich uitte in een aantal  wisselingen  van  wethouders  en  burgemeesters  in  korte  tijd,  kwam  rond  2005  het  college  in  rustiger  vaarwater.  Dit  college  kreeg  hierdoor  meer  tijd  voor  inhoudelijke  zaken,  wat  zich  uitte  in  het  zich  verdiepen  in  de  potentiële  herstructureringen  en  het 

uitvoeren  van  werkbezoeken  in  de  wijken  (interview  Leeuw,  2010)  (interview  van  Hooren, 2010). 

 

Als  resultaat  van  het  overleg  tussen  de  verschillende  partijen,  waaronder  ook  het  bewonersplatform (interview van Hooren, 2010), is in eerste instantie gekozen om een  groot aantal van de 1650 potentieel te slopen woningen ook daadwerkelijk te slopen en  deels  nieuwbouw  te  plegen  (interview  Leeuw,  2010)  (interview  Mulder,  2010).  Van  belang  is  te  vermelden  dat  alle  partijen  hiermee  hebben  ingestemd,  ook  bewoners,  welke wel enig protest hebben aangetekend, over de communicatie. Er ontstond dus een  situatie  van  consensus  en  maatschappelijk  draagvlak  voor  de  te  realiseren  herstructureringen.  Om  dit  draagvlak  nog  extra  kracht  bij  te  zetten  zijn  er  werkbezoeken geweest in Delfzijl‐Noord door het gehele college van burgermeesters en  wethouders.  Hierin  zijn  alle  plannen  voor  alle  betrokkenen  toegelicht  en  is  er  mogelijkheid geweest tot het stellen van vragen (verslag werkbezoek gemeente Delfzijl‐ Noord, 2006). Uit deze vragen viel vooral op dat er veel huizen gesloopt zullen worden,  die nog bewoond zijn. Waarin als reactie van de gemeente, de kwaliteitsslag van Delfzijl‐ Noord  als  reden  werd  gegeven.      Zo  zullen  er  huizen  van  slechte  kwaliteit  worden  gesloopt  en  wordt  het  winkelcentrum  (voorzieningencentrum  de  Wending)  gerenoveerd.  Hieruit  kan  dus  geconcludeerd  worden  dat  de  gemeente  duidelijk  meer  fysiek georiënteerd was, dan de bewoners. De overheid wilde immers een kwaliteitsslag  maken (verbeteren van de leefkwaliteit), maar de bewoners waren erop gefocust dat ze  inspraak konden hebben in de besluitvorming. 

 

Tijdens de herstructureringen is het fysieke element van gebiedsgerichte aanpak verder  naar  voren  gekomen,  door  het  volgende.  Hayer  (2006)  stelt  dat  verbeteren  van  de  leefkwaliteit als doel element kan worden gesteld binnen het gebiedsgericht benaderen.  Doordat  er  huizen  gesloopt  zouden  worden  was  de  leefkwaliteit  in  het  geding  (zie  bovenstaande alinea). Immers (half)leegstaande bebouwing kan de leefkwaliteit van een  gebied  negatief  beïnvloeden.  Doordat  er  naar  het  totale  gebied  is  gekeken  en  als  uitgangspunt  het  gehele  gebied  is  genomen,  hebben  ook  de  sloop  werkzaamheden  bijgedragen aan een verbetering van de leefkwaliteit binnen het gebied Delfzijl‐Noord.  Zo  werden  er,  volgens  de  bewoners,  aantrekkelijkere  huizen  voor  teruggebouwd  en  werden lege plekken ingericht voor groen (interview Mulder, 2010). 

Compacte stad gedachte 

De nadruk bij de kwaliteitsslag voor Delfzijl‐Noord als leefgebied is enerzijds gericht op  het  huizenbestand,  die  van  slechte  kwaliteit  is.  Anderzijds  is  het  gericht  op  het  verbeteren van de centrale plekken met de voorzieningen. Een goed voorbeeld hiervan  is het voorzieningencentrum de Wending in de wijk Delfzijl‐Noord. Deze was een aantal  jaren geleden van zeer slechte kwaliteit. Gevolg was het wegtrekken van middenstand  en  verloedering.  Verder  waren  overige  voorzieningen,  als  scholen  en  medische  voorzieningen  verspreid  gelegen  binnen  de  wijk.    In  2009  is  een  nieuw  wijkcentrum  gerealiseerd.  Deze  heeft  een  centrumfunctie  in  de  wijk  Delfzijl‐Noord,  met  voorzieningen,  als  winkels,  scholen  en  een  buurtcentrum  (OMD,  2010).  Dit  wijkhart  moet als  motor van de geherstructureerde wijk gaan fungeren, wat goed past binnen de  compacte  stad  gedachte  die  Oswalt  (2006)  als  oplossingsrichting  geeft  voor  herstructurering in krimpsteden.  Bewoners en middenstand zijn  zeer te spreken over  het nieuwe voorzieningencentrum (interview van Hooren, 2010) (winkeliersvereniging  de Wending, 2009). De nadruk als fysiek resultaat van de herstructureringen ligt dus op 

een verbetering van de leefkwaliteit van de wijk. Vooral de gebruikers van de wijk zien  dit  als  uiteindelijk  doel  van  de  herstructureringen.  Bewoners  willen  als  resultaat,  het  wonen in een fijne leefomgeving, waarin er een nabijheid is van voorzieningen en een  veilig  woonklimaat.  Winkeliers  zien  als  resultaat,  een  goede  omzet  en  een  levendig  winkelgebied.  Rondom  dit  wijkcentrum,  zijn  de  meeste  woningen  gebouwd  en  hier  zullen in de toekomst nog meer woningen worden gerealiseerd. 

 

5.4 Conclusie 

Het  belangrijkste  doel  van  gebiedsgerichte  benadering  volgens  Hayer  (2004)  is  de  verbetering  van  de  leefkwaliteiten.  Dit  is  eveneens  voor  Delfzijl  het  grootste  doel  geworden  van  de  herstructurering  als  gevolg  van  de  krimp,  echter  hier  lag  niet  de  nadruk op. Doordat Delfzijl met een aanzienlijke sloopopgave te maken kreeg, was het  gevolg  dat  er  lege  plekken  ontstonden.  Deze  lege  plekken  in  de  stad  werden  door  de  bevolking  als  niet  aantrekkelijk  beschouwd,  dus  er  was  sprake  van  een  vermindering  van de leefkwaliteit (van der Zwaard, 2009).  

 

Het  streven  naar een  betere  leefkwaliteit is als  hoofddoel  in  Delfzijl  gesteld,  vanuit  de  overheid.  Echter  deze  verbetering  kwam  tot  stand  doordat  de  partijen  zich  bewust  waren van gedeelde verantwoordelijkheden. Immers partijen werden zich ervan bewust  dat ze elkaar nodig hadden in het proces van herstructureren. Het ging vanzelfsprekend  om  een  stad  waarin  vele  gebruikers  met  verschillende  belangen  actief  zijn  (interview  Leeuw, 2010) (interview van Hooren, 2010). Hierdoor werden interventies complex en  werden partijen zich bewust, dat ze verantwoordelijkheden moesten delen.  Tijdens het  proces werd duidelijk dat de nadruk bij de herstructureringen van het gebied Delfzijl‐ Noord  niet  op  het  verbeteren  van  de  leefkwaliteit  kwam  te  liggen,  wat  echter  wel  als  eerste  doel  werd  gesteld,  maar  op  het  proces.  Immers  de  verschillende  belangen  en  wensen van de actoren waren zo verschillend dat er eerst gekeken moest worden hoe de  onderlinge verhoudingen tussen actoren waren. 

 

De gebiedsgerichte benadering is hierin een bruikbare benadering geweest, doordat de  gebiedsgerichte  benadering  deze  verbetering  van  de  leefkwaliteit  ook  nastreeft.  Deze  kwaliteitsverbeteringen worden zoals gezegd door Hayer (2004) bereikt doordat er een  aantal aspecten ten grondslag liggen, zoals consensus, vrijwillige samenwerking en het  creëren van win‐win situaties. Deze aspecten zijn voor Delfzijl ook geldend gebleken. Zo  ontstond er consensus over de eerste fase van de herstructurering in Delfzijl‐Noord en  kwamen er voorbeelden naar boven van win – win situaties. De herstructureringen zijn  in een nog eerder stadium dan die in Schwedt/Oder, waarbij vooral gelet moet worden  op het daadwerkelijk verloop van de herstructureringen.     Doordat er gebruik is gemaakt van elementen van de gebiedsgerichte benadering, zijn  eventuele obstakels zo veel mogelijk uit de weg gegaan. Zo werd er niets gerealiseerd,  nadat er sprake was van overeenstemming met alle partijen. Dit zorgde ervoor dat er na  de  herstructurering  nauwelijks  problemen  ontstonden  met  partijen  die  zich  ondergeschikt voelden en die naar hun mening niet waren gehoord. In Delfzijl werd dit  duidelijk  doordat  in  het  begin  stadium  van  de  herstructureringen  de  bewoners  gebrekkig werden geïnformeerd, door de gemeente en de OMD. Er kwamen conflicten  die weer werden gladgestreken, nadat de bewoners werden opgenomen in het netwerk.   

Voor alsnog ontbreekt er nog een duidelijk visie hoe Delfzijl in de toekomst op de kaart  te  zetten.  Hierbij  lijkt  imago  een  grote  rol  te  spelen.  Zoals  al  eerder  is  vermeld  kampt  Delfzijl  met  een  slecht  imago  als  woonstad.  Het  wordt  als  niet  aantrekkelijk  gezien,  doordat  het  zich  in  het  verleden  vooral  op  industriële  ontwikkeling  heeft  gericht.  Hierdoor  zijn  kwaliteiten  van  woonomgevingen  ietwat  ondergesneeuwd  gebleken.  Dit  heeft  het  laatste  decennium  grote  gevolgen  gehad  voor  de  ontwikkelingen  in  Delfzijl.  Delfzijl heeft een grote opgave ten aanzien van het herstructureren. Echter de partijen  zijn  zeer  betrokken  en  krijgen  een  steeds  duidelijkere  focus,  waardoor  de  komende  jaren er grote kans bestaat, dat Delfzijl een betere leefkwaliteit zal gaan krijgen. 

Hoofdstuk 6: Synthese 

 

Om een gefundeerd antwoord te geven op de onderzoeksvragen, is  het van belang om  beide onderzochte cases te vergelijken. Hoe komen beide onderzochte cases overeen of  verschillen ze van elkaar? Wat kunnen beide cases nog van elkaar leren? Dit wordt als  volgt  gedaan:  In  de  eerste  plaats  worden  algemene  overeenkomsten  en  verschillen  behandeld,  waarna  daarna  link  wordt  gemaakt  naar  het  conceptuele  kader  van  herstructureren  middels  de  elementen  die  Hayer  (2006)  herkent  binnen  een  gebiedsgerichte  benadering.  Uit  het  theoretisch  onderzoek  is  gebleken  dat  deze  gebiedsgerichte  benadering  een  containerbegrip  is.  Veel  zaken  die  gebeuren  in  de  herstructurering in de krimpgebieden kunnen worden gerekend tot de gebiedsgerichte  benadering.  Doordat dit een containerbegrip is,  moet  de gebiedsgerichte benadering  worden ontleed in elementen. Hierdoor is het gebruik in twee verschillende cases goed  te onderzoeken, doordat er naar accentverschillen gekeken kan worden.    Verschillen en overeenkomsten 

In  de  eerste  plaats  is  het  goed  te  vermelden,  dat  de  gebruikte  methoden  van  herstructurering weldegelijk verschilden in beide cases. Zo is  de bestaande bebouwing  upgraden  in  Delfzijl  niet  gebruikt.  In  Delfzijl  was  sprake  van  een  noodzaak  voor  herstructurering,  maar  de  bestaande  bebouwing  paste,  totaal  niet  in  het  te  bereiken  resultaat. De herstructureringen moesten allemaal nieuw zijn en het oude in zijn geheel  vervangen. In Delfzijl was het van belang dat het gebied vernieuwd werd, waarin zoveel  mogelijk oude kenmerken zouden verdwijnen. In Schwedt/Oder was het upgraden van  bebouwing  al  afdoende,  er  is  immers  nauwelijks  nieuwbouw  gepleegd.  Er  kan  dus  gesteld  worden  dat  wanneer  de  bebouwing  nog  bepaalde  kwaliteiten  heeft,  waardoor  het nog door een groot gedeelte van de bevolking wordt gewaardeerd er een kleinere  noodzaak is voor herstructurering middels sloop. In deze gevallen kan het upgraden van  bebouwing al voldoende zijn.    In de tweede plaats kan worden genoemd dat er in beide cases een situatie was waarin  alle betrokkenen zich konden uiten over de plannen, waarbij het initiatief altijd vanuit  de  lokale  overheid  kwam.  Er  was  dus  in  beide  cases  wel  sprake  van  vrijwillige  samenwerking, maar in mindere mate gedeelde verantwoordelijkheid. Immers wanneer  deze gedeelde verantwoordelijkheid in optima forma te herkennen zou zijn, zouden alle  partijen  vanaf  de  start  van  de  herstructureringen  zich  geroepen  hebben  gevoeld  een  visie  te  geven  over  het  te  bereiken  resultaat.  Vooral  in  Schwedt/Oder  is  het  geringe  gevoel  van  gedeelde  verantwoordelijkheid  goed  te  herkennen.  De  gemeente  moest  de  plannen  presenteren,  waarna  na  de  presentatie  de  overige  betrokkenen  hun  inzichten  konden  geven.  Vanuit  deze  situatie  werd  verder  gewerkt.  Het  gevoel  van  vrijwillige  samenwerking uitte zich vooral in de geringe hoeveelheid conflicten, wat zich weer heeft  geuit  in  een  snelle  realisatie  van  de  herstructureringen,  welke  geldt  voor  beide  cases.  Het  dus  alle  van  belang,  voor  een  goede  bijdrage  van  het  element  gedeelde  verantwoordelijkheid dat alle partijen het nut van deze gedeelde verantwoordelijkheid  ook  zien.  Wanneer  dit  niet  het  geval  is,  kan  gedeelde  verantwoordelijkheid  binnen  de  gebiedsgerichte  benadering  in  mindere  mate  worden  voldaan.  Het  gevolg  is  een  bepaalde  vorm  van  hiërarchie,  welke  niet  altijd  gewenst  is  binnen  de  gebiedsgerichte  benadering. 

In de derde plaats is de totstandkoming van het netwerk is in beide steden verschillend  geweest. Zo is in Schwedt/Oder de netwerkvorming van alle belanghebbenden, voor de  volledigheid:  de  gemeente,  de  woningbouwcorporatie  en  de  niet  verenigde  bewoners,  pas  ontstaan  nadat  de  plannen  van  herstructurering  waren  gepresenteerd.  Dus  de  vrijwillige  samenwerking,  welke  geldt  als  belangrijke  voorwaarde  voor  netwerkvorming,  kwam  pas  tot  stand  nadat  plannen  waren  gepresenteerd.  Hierdoor  ontstond  een  situatie  waarbij  er  overleg  kwam  over  de  uitvoering  van  de  herstructurering  binnen  het  gebied.  Het  besluit  om  te  herstructureren  was  al  door  de  opdrachtgever, de gemeente Schwedt/Oder, genomen.   In Delfzijl kwam de netwerkvorming eerder in het proces , namelijk in de initiatieffase,  van herstructureren, naar voren. Dit kwam voornamelijk doordat de bewoners, welke in  Schwedt/Oder een meer geringe positie innamen dan in Delfzijl,  zich van begin af aan  hadden verenigd en dus een sterke partij waren binnen het netwerk van betrokkenen.    

Duidelijk  bleek  dat  de  netwerkvorming  tijdens  het  proces  (Delfzijl)  heeft  bijgedragen  aan  een  tragere  besluitvorming  dan  in  Schwedt/Oder.  Immers  de  inspraakprocedures  waren  langer  en  aanwezig  in  alle  fasen  van  het  planningsproces.  Echter  de  herstructureringsopgave was in Delfzijl ook complexer, doordat de bebouwing diverser  was  en  de noodzaak  tot  herstructureren  niet  zo  noodzakelijk  als in  Schwedt/Oder.  De  verpaupering  en  de  problemen  waren  van  een  dusdanig  geringere  aard,  dat  deze  de  urgentie  tot  herstructureren  minder  maakten.  Verder  was  de  leegstand  geringer  in  Delfzijl, zodat de gemeente en de OMD ook met een grotere groep bewoners te maken  hadden die eisen stelden aan de herstructureringen. Als laatste kan worden genoemd,  dat er over de inhoud van de herstructureringen verschillende percepties bestonden in  Delfzijl. Wilde de gemeente en de OMD zoveel mogelijk veranderen in de wijk, om deze  weer aantrekkelijk te maakten, vonden de bewoners het vooral van belang dat de wijk  zijn  karakter  zou  kunnen  behouden.  Deze,  zogenaamde,  achterblijvende  bewoners  waren vooral in Delfzijl van belang, doordat je als gemeente deze niet wilt kwijtraken.  Dit maakt wellicht de herstructurering in krimpgebieden anders dan in  groeigebieden.  De bewoners die nog in het gebied blijven wonen zijn van essentieel belang. Zodoende  moeten initiatiefnemers voor herstructurering het belang hechten aan een zeer vroege  interventie  van  de  bewoners.  Zodoende  kan  er  worden  gezorgd  dat  deze  bewoners  in  het gebied blijven wonen en wellicht proberen er met elkaar een fijne wijk van te maken.   

Daarnaast  was  het  te  bereiken  resultaat  ook  verschillend  tussen  Schwedt/Oder  en  Delfzijl.  Zo  lag  het  accent  in  Schwedt/Oder  meer  op  het  verbeteren  van  de  leefkwaliteiten van het gebied. Waarbij het fysieke aspect als te bereiken doel binnen de  gebiedsgerichte  benadering  als  belangrijk  werd  gezien.  De  proces  gerelateerde  doelstellingen  kwamen  in  Schwedt/Oder  duidelijk  minder  naar  voren.  Reden  was,  dat  binnen  het  proces  naar  het  verbeteren  van  de  leefkwaliteit  weinig  obstakels  te  overwinnen  waren.  Het  gebied  had,  zo  vonden  alle  betrokken  partijen,  een  duidelijk  verbetering  van  de  leefkwaliteit  nodig.  De  consensus,  kon  gebruikt  worden  om  daadwerkelijk  te  kunnen  handelen  en  van  het  gebied  ‘am  Waldrand’  een  fijne  woonomgeving  te  maken.  Dit  heeft  tot  gevolg  gehad  dat  bewoners  pasklare  plannen  gepresenteerd  hebben  gekregen,  waar  weer  op  gereageerd  kon  worden.  Dit  heeft