• No results found

GEBREKKIG ONDERHOUD: GEMEENMAKING EN SCHOUWEN (INSPECTIES)

In document Historisch onderzoek veenkaden (pagina 53-56)

EERSTE CONCLUSIES EN AANBEVELING VOOR VERVOLG

GEBREKKIG ONDERHOUD: GEMEENMAKING EN SCHOUWEN (INSPECTIES)

Gebrekkig onderhoud komt regelmatig terug als oorzaak van historische doorbraken. Zo

beweerden de bestuurders van de jonge polders in Noord-Holland in de 17e eeuw dat de

bestuurders van ‘het oude land’ de hierboven genoemde maalpeil discussie misbruikten om het onderhoud van de polderkaden nog meer te kunnen verwaarlozen (Van Zwet, 2009). Ook werd bijvoorbeeld in 1780 geconstateerd door het gewestelijk bestuur (Noorderkwartier) dat er aan toezicht op waterstaatswerken veel mankeert: veel vaarten en poldersloten waren niet op de vereiste breedte en diepte gebracht of waren verstopt (Van Zwet, 2009). Een van de aangeduide oorzaken voor dit gebrekkig onderhoud is te vinden in een gedeelde verant-woordelijkheid voor het onderhoud van kaden. In alle studiegebieden vinden we in meer of mindere mate een gedeelde verantwoordelijkheid voor het dijkonderhoud terug, dikwijls vindt het dijkonderhoud per lokale verhoefslaging plaats. Wel varieert het tijdstip voor gemeenmaking sterk. In de Alblasserwaard werden de rivierdijken bijvoorbeeld in 1200 per lokale verhoefslaging onderhouden. Daarbij heeft elk vanaf de dijk opstrekkend perceel de onderhoudsplicht voor de voorliggende dijkslag (Henderikx, 2001). Deze onderhoudsplicht rust op percelen land in de direct aan de dijk grenzende ambachten, waarbij elke haaks op de dijk staande hoeve steeds de voorliggende dijkslag beheert. Het dijkbeheer lag in deze tijd (tot 1277) bij lokale besturen van de ambachten gelegen in de Ablasserwaard (Henderikx, 2001). Het schouwen (inspecteren) van de rivierdijken werd gedaan door de ambachtsschouten en schouten mochten boeten uitdelen van maximaal 12 penningen. In 1277 werd een boven-lokaal dijkbestuur opgericht: hoogheemraadschap Alblasserwaard. Dit Hoogheemraadschap bestond uit een college van 13 hoogheemraden, waarvan acht uit Zuid-Holland en vijf uit de vier hoge heerlijkheden. Dit college ging vanaf toen onder voorzitterschap van een vertegen-woordiger van de graaf schouw voeren over de toen nieuw aan te leggen zijdewinde dijk en de bestaande rivierdijken.

Doel van het hoogheemraadschap was om te zorgen dat het onderhoud van de nieuw aan te leggen Zouwedijk gemeenschappelijk zou worden uitgevoerd, alsmede de verbetering van de zorg voor bestaande rivierdijken. De lokale schouw werd vanaf 1277 tot voorschouw gedegradeerd. Na het oprichten van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard, diende het dijkcollege driemaal per jaar alle dijken te schouwen. De lokale schout diende hieraan voorafgaand ten minste eenmaal per jaar zelf de dijken van zijn ambacht te voorschouwen, daarbij kon hij boetes uitdelen van 4, 8 of 12 denari. In de Alblasserwaard en de naastgelegen Grote Waard mocht de schout deze voorschouwing nog tweemaal in het jaar herhalen. Het dijkcollege mocht nu na het schouwen bij nalatigheid boetes uitdelen van 60 penningen (ten opzichte van 12 door de schouten zelf voor 1277). De dijkgraaf en ambachtsschouten mogen daarnaast de herstelkosten voor de dijken bij nalatigheid dubbel op de onderhoudsplichtigen verhalen.

Deze vroege vorm van gemeenmaking staat in groot contrast met wat er speelde in de Mijzenpolder. In 1539 (en daarvoor) valt de Mijzenpolder onder drie verschillende bestuurs-gebieden: Oostmijzen viel oorspronkelijk onder Hoorn en later onder Avenhorn. Westmijzen viel onder Schermerhorn/Noord Schermer en het Noordelijke deel behoorde tot Ursem (figuur 4.9).

FIGUUR 4.9 OVERZICHT VAN DE ONTGINNING VAN MIJZEN, WAAROP OOK DE BESTUURLIJKE DRIEDELING ZICHTBAAR IS. UIT: MANTEL, 2005

Terwijl binnen de Alblasserwaard gemeenschappelijk onderhoud centraal stond heerste er in de Mijzenpolder grote weerstand tegen gemeenmaking. De bestuurlijke driedeling zorgde meerdere malen voor conflicten over onderhoudskosten en beheer. Ook werd de zwarte piet uitgedeeld na een doorbraak en bovendien werd er wederom gesteggeld over de kosten van het herstel. Ter illustratie: in 1525 bijvoorbeeld speelde een conflict tussen de ingelanden van Mijzen dat onder Ursem viel, en Ursem zelf over de bijdrage aan de Hondsbossche zeewe-ring. Ursem beweerde dat hun land minder waard was en dat Mijzen meer moest betalen (1/4 en 3/4). De ingelanden van Mijzen gingen hiertegen in verzet, en het Hof van Holland besliste dat de bijdragen ‘morgen-morgengelijk’ verdeeld diende te worden, dit betekende dat Mijzen voor 400 morgen moest gaan betalen. Later laaide het conflict over de bijdrage aan de Hondsbossche zeewering opnieuw op. In 1541 vonden de Mijzenaren de bijdrage van 400 morgen te groot. Ze wilden naar 300 morgen, maar kregen dit keer ongelijk.

Een van de redenen waarom de dijkplichtigen geen verandering in het onderhoudssysteem wilden was omdat zij zelf op deze manier grote invloed hadden op de onderhoudskosten, en de dijkgraaf en heemraden wilden geen verandering omdat ze inkomsten genereerden door de opgelegde boetes wanneer bij het schouwen de kaden niet in orde bleken te zijn. In 1797 geeft provinciale wetgeving uiteindelijk de aanzet tot centraliseren van het dijkonder-houd en wordt er een polderbestuur opgericht. Echter, de functies werden vervuld door de dorpsbestuurders, en de polderbesturen waren niet financieel onafhankelijk. In 1869 doet daadwerkelijk een nieuwe regeling zijn intrede: het beheer van de molens en toezicht op onderhoud van de omringdijk was opgedragen aan het bestuur van het heemraadschap. Alleen ook nu bleef het eigenlijke onderhoud bij de ‘bannen’ liggen. Daarnaast waren delen van de dijk eigendom van anderen (De Beemster, Alkmaar, Hoorn en particulieren). In 1872 en 1873 bieden de gemeenteraden van Hoorn en de Beemster hun deel van de omringdijk aan voor overdracht naar het heemraadschap, maar het mag niet baten. In 1889 breekt de omringdijk door. Een eerste doorbraak vond plaats in de nacht van 25 op 26 september. Er was toen hoogwater en het noodpeil werd bereikt. Op 27 september machtigde de dijkgraaf van Uitwaterende Sluizen dat alle molens stop dienen te worden gezet. Op 29 september mocht de bemaling weer hervat worden. Maar op dezelfde dag vond opnieuw een - veel grotere - door-braak plaats, waarbij de hele polder onder water kwam te staan met een peil van 1 meter 44

boven zomerpeil (figuur 4-10). Na de doorbraak oordeelden de dijkgraaf en hoogheemraden van Uitwaterende Sluizen dat de hoge boezemwaterstand wel debet was aan de doorbraak, maar dat de eigenlijke oorzaak van de doorbraak een gevolg was van slecht onderhoud. FIGUUR 4.10 TEKENING VAN DE OVERSTROMING VAN DE MIJZENPOLDER IN 1889 NA DE DIJKDOORBRAAK. UIT: MANTEL 2005)

In 1889 en 1890 laaiden nogmaals conflicten op tussen de bannen. Nu vanwege de herstel-kosten. Heemraadschappen van Mijzen en Ursem proberen beiden de kosten voor herstel ten laste te leggen aan de banne Schermerhorn, omdat het stuk dijk wat doorbrak bij die banne in onderhoud was, en in gebreke was gebleven. De Commissaris des Konings liet vanuit Gedeputeerde Staten echter weten dat de kosten door heel de polder dienden te worden gedragen. Uiteindelijk werd daarom 1891 overgegaan tot gemeenmaking van de dijk. Tien particulieren en de gemeente Schermerhorn spraken af het onderhoud van de dijk die op hun grondgebied lag over te dragen aan het bestuur van het heemraadschap. Eigenaren dienden daarvoor jaarlijks een bedrag aan het heemraadschap te betalen. Een systeem dat al 600 jaar in de Alblasserwaard werd toegepast.

5

TIJDLIJNEN

In Bijlagen 1-3 zijn een drietal tijdlijnen weergegeven. De eerste tijdlijn is een algemene tijd-lijn met daarin dijk- en kade gerelateerde informatie over West Nederland. Deze tijdtijd-lijn is voornamelijk gebaseerd op kennis vanuit het gebied Noorderkwartier in Noord-Holland. Onderwerpen die aan bod komen zijn de globale ontstaansgeschiedenis, belangrijke hydro-logische gebeurtenissen zoals het afsluiten van een zeegat of de aanleg van een droogma-kerij, (technische) ontwikkelingen en geschetste tijdsbeelden van arbeidsomstandigheden, en beheer en bestuursmatige beslissingen die van invloed waren op de waterhuishouding. Om gemakkelijker een overzicht van de onderwerpen te creëren zijn de kernbegrippen van een moment in de tijdlijn telkens in dikgedrukte letters weergegeven. In bijlage 2 en 3 zijn de tijdlijnen voor twee van de studiegebieden weergegeven. Het betreft de Mijzenpolder, en de Alblasserwaard. In de paragrafen hieronder wordt een korte beschrijving van de paral-lellen en verschillen tussen de studiegebieden gegeven. Geraadpleegde bronnen voor tijdlijnen:

Vierlingh, ca. 1578; van Rechteren 1860; Ritman 1965 (oorspronkelijk Quesnoy en Purtyck 1567; Versteeg 1921; Huitema, 1947; Groningen 1992; Borger, 1994; van Harten 1994; Henderixk 2001; van Etten 2005; Mantel 2005; van Baars en van Kempen 2009; van Zwet, 2009.

In document Historisch onderzoek veenkaden (pagina 53-56)