• No results found

dan uit gebrek aan de juiste? Onze inheemsche letterkunde heeft voor twintig jaren in Mara bij de lijken van Machteld en Guy een getrouwer weergalm der

gewaarwordingen en gedachten van die geheimzinnige wezens beluisterd; - Béranger's

heidin kan de vergelijking niet doorstaan. ‘Geef mij uwe hand en geloof mij, al mogt

ik u voorspellen, dat gij meer dan koning worden zult!’ is het referein der ‘Sibylle,’

zooals de dichter haar onkarakteristiek noemt, en zij begint een verhaal, dat wij

slechts hebben weêr te geven, om er het gezwollene, het onnatuurlijke van te doen

opmerken. ‘Mijne wieg stond in Moscou,’ dus herneemt zij, als Napoleon haar vraagt

of zij in Egypte geboren is; ‘ik heb alle werelddeelen rondgezworven; in woestijnen

van het jonge America schreed ik over de puinhoopen van het verledene voort; en

toen ik in Indië het waden door het stof van voorgeslachten moede was, heb ik op

eene onbekende rots, Sint Helena geheeten, uitgerust en gezucht’!!! Of het onderwerp,

de loutere voorspelling zijner verheffing, reeds geen eigenaardige moeijelijkheden

genoeg aanbood, door den indruk dien de dichter te schilderen heeft voor ons, die

de uitkomst kennen; hij vermaakt er zich in, Bonaparte iedere bijzonderheid uit zijn

leven voor te spiegelen, of wij naïf genoeg zullen zijn, verbaasd toe te gapen. Is het

wonder, dat het gezond verstand zich zijns ondanks wreekt, dat hij, zelf onbewust

misschien, getuigt, dat de jonge Napoleon voor de laatste bijzonderheid, voor dat

zuchten op Sint Helena, geen ooren heeft? - Een gelukkige greep, de vraag van den

knaap: wat er te Parijs omgaat? zou beter gewaardeerd worden, als de uitdrukking

der natuur getrouwer, karakteristiek-eenvoudig ware gebleven: ‘Wat doet de

hoofdstad, wat gaat er in het groote Parijs om?’ dat mogt volstaan: - ‘Parijs, ons

b a k e n !’ is van lateren leeftijd, is uit de dagen des keizers, toen het gansche

ligchaam gezond heette, als die hartader maar rustig klopte. Het antwoord der heidin

valt nog meer uit den toon, vreezen wij: ‘Die stad, welke men dol acht, is Brutus in

een balkleed!’ - Béranger! die over het dwangjuk der Ouden klaagt, en de romeinsche

historie tot op de lippen van eene heidin legt! - en hoe schoon, in een anderen mond,

misschien de bedreiging zijn zou aan dat hof, 't geen juichende zong, dat zijn hemel

zoo helder is, of deze het kwijtschelding van misdrijven aankondigt: ‘ditmaal zal de

bliksem niet van boven, neen, zal hij van onderen opschieten!’ we zijn wel te moede,

als Napoleon eindelijk zijne hand geeft, en de heidin op de knieën valt, en zij meer

dan een koning in hem begroet. Schoon wij de woorden, waarin zij hare verrassing

en ontzetting bij dien blik in de toekomst lucht geeft, andermaal eenvoudiger-grootsch,

andermaal echt-oostersch, in ieder opzigt meer in overeenstemming met de ‘vrouwe

van stoere leden’ wenschten, het gaat ons als u, die er zich naauwelijks den tijd toe

gunt; het is Napoleon, de knaap Napoleon, die al uwe opmerkzaamheid tot zich trekt,

- geeft Béranger een bevredigend antwoord op de vraag, die wij straks waagden: wat

doet de voorspelling, verbijstert of waarschuwt ze? Het schijnt wel het eerste, al wint

noch kunst, noch karakterstudie er bij. De jonge man, zegt de dichter, zwijgt, kruist

de armen, staat onbewegelijk, het bliksemt uit zijne oogen. Nog altijd ligt de heidinne

geknield; hoe jammer, dat het tooneeltje in plaats van gezongen, niet geschilderd

werd, ieder zou er bij kunnen mijmeren naar luste. Meer dan mijmeren zou het echter

ook niet worden; want zoodra gij de profetie beheerscheresse maakt van het gemoed

des knaaps, - en dan immers, met den overwinnaar van Mecca, de heidinne tot een

engel Gabriël adelt - wat wordt Napoleon dan een andere Mohammed, een bedrogene

of een bedrieger? Voor de gansche voorstelling ontbreekt hier, waar men zich

wende, het hoofdelement, dat alleen haar bezielen kon in het g e l o o f ; het is den

tijd, waarin het voorvalt, vreemd, en even vreemd den held, dien het opvoert, als den

dichter, die het bezingt. Wij nemen er dan ook, verre van met Lamennais toe te

juichen, afscheid van, zonder echter onbillijk genoeg te zijn te verzwijgen, dat de

ballade aardig practisch besloten wordt. ‘Gedenk mijner in uwen voorspoed,’ zegt

Joseph, ‘en om de vreemdelinge,’ die zijn bijgeloof nu lasterlijk hoogstelt, ‘voor hare

moeite te beloonen, laat ons op de markt de olijven onzer moeder gaan verkoopen.’

Ons verslag van het mislukte liedje deed meer dan ons in de overtuiging bevestigen,

dat het voorzien van ons lot weinig zedelijk-gunstiger gevolgen hebben zou, dan

thans binnen ons aller bereik zijn, ons bij iedere daad beproevend en toetsend; het

bragt ons tot de eerste jeugd van dien man onzer eeuw, welken wij, naar aanleiding

van ons onderwerp, een oogenblik wenschen ga te slaan in zijne betrekking tot de

letterkunde van zijn volk in de dagen zijner heerschappij. Eerzuchtig als wij hem op

zijnen terugtogt van Marengo aantreffen, kan zij hem ook in de vroegste vaag zijner

ontwikkeling niet onverschillig zijn geweest. Eer de zes en twintigjarige door zijn

leger tot den rang van kleinen korporaal werd verheven; eer zijn degen op de brug

van Lodi der geschiedenis de plek wees, waar hij onsterfelijk geworden was, van

waar zij hem volgen zou de gansche wereld door, waren er dagen, weken, jaren,

omgekropen, in welke eene onderscheiding op elk ander gebied, in het vreedzame

gemeenebest der letteren, of in den tempel der kunst, hem lief, welkom, dierbaar zou

zijn geweest. Hoe hoog hij mogt gestegen zijn, hoe veel hooger hij op eigen wieken

nog stijgen zou, er ontbrak zijner grootheid, er zou zijner grootheid altijd die

a f k o m s t blijven ontbreken, welke zich soms in hare verwatenheid, in haren vloek

misschien, geregtigd gelooft, laag op letteren neêr te zien; - die beheerschen, hij zou

het willen, te vuriger, naar zijne vingeren der wereldkroon digter kwamen, - die

gevaarlijk achten, helaas! hij zou het veinzen, hoe meer hij zijn val genaakte, - e r

n i e t a f w e t e n , e r n i e t o m g e v e n , dat kon h i j n o o i t .

Napoleon's geboorte op Corsica was weinig geschikt geweest, hem vroeg liefde