• No results found

Het kleine, gebochelde vrouwtje was al over de vijftig en had reeds in menig huis haar diensten als naaister bewezen. Zoo wist ze heel wat van de verschillende gezinnen

te vertellen, waarom de meeste dames bijzonder op haar gezelschap gesteld waren.

Het ‘wandelend Dagblad’ werd ze vaak genoemd.

‘Er zijn twee voorname dingen, waar ik onmogelijk buiten kan,’ zei ze, toen ze

voor 't eerst bij de meisjes van Baveren kwam naaien.

‘En die twee voorname dingen zijn?’ vroegen Riek en Annie tegelijk.

‘Een kopje thee en een babbeltje.’

‘O, daar houden wij ook veel van!’ riep Annie.

Daar het gebrekkige menschje moeilijk kon loopen, had Riek haar voorgesteld, twee

dagen achter elkaar te komen en den nacht over te blijven. Maar hiervan wou Roelfje

niets weten.

‘Nee juffrouw, dat zal slecht gaan,’ zei ze, een paar keer haar hoofd schuddend.

‘'k Heb thuis een oude kat, die zou sterven van verlangen, als ie z'n vrouwtje niet op

den gewonen tijd terug zag. 't Beestje houdt net zooveel van me als een kind van z'n

moeder. Dat eindje kan ik ook met gemak loopen, ik woon hier toch niet zoo ver

vandaan.’

‘Je hebt een aardig huisje, 'k ben er al vaak langs gekomen,’ zei Annie. ‘Is 't van

binnen ook leuk?’

‘Echt gezellig. Als de dames eens willen komen kijken, op een Zondag of zoo?

Al vijfen-twintig jaar zit ik daar en 'k hoop er tot m'n dood te blijven. En... wonen

de dames hier nogal naar den zin?’ vroeg ze opeens.

‘'t Gebabbel begon Annie al te vervelen en omdat er heel wat boodschappen te

doen waren, liet ze Riek met de naaister alleen. De laatste was niet tevreden, nog

geen antwoord gekregen te hebben, en daarom herhaalde ze haar vraag.

‘Ja, 't bevalt ons hier best,’ antwoordde Riek. ‘Alleen is 't huis wat groot voor ons,

maar de kamers, die we niet gebruiken, houden we op slot om minder werk te hebben.’

‘Dat is verstandig en den zolder houdt u zeker ook goed dicht?’ informeerde

Roelfje. ‘Op die deur zou ik, als ik u was, een paar zware grendels doen.’

‘Waarom?’ vroeg Riek, zich zoo dom mogelijk houdend. ‘We willen het daar juist

eens

netjes opruimen. Meer dan de helft van den rommel denk ik weg te doen. Als de trap

naar boven niet zoo vervelend was, liet ik aan de balken van den zolder een schommel

en ringen voor Toos en Dien ophangen.’

‘'t Is toch zonde, tusschen de heksen en spoken zeker? Juffrouw, juffrouw, nu zie

ik toch dat u nog een onnoozel kind bent. U kunt niet voorzichtig genoeg zijn,’

waarschuwde het kleine vrouwtje. ‘'t Zou een schande zijn, zulke schapen van

kinderen in 't grootste gevaar te brengen. U moogt ze er niet aan wagen.’

‘Waaraan?’ vroeg het jonge meisje een beetje geërgerd.

‘Aan de goochelarij daarboven, juffrouw. Wie met een spook in aanraking komt,

wordt er zelf ook een.’

‘Maar er bestaan geen spoken of heksen. Hoe komen die praatjes toch in de wereld,

dat ze in dit huis zouden zijn, Roelfje?’

‘Omdat de menschen ze zèlf gezien hebben en als de juffrouw 't niet gelooven wil,

moet ze maar eens aan den overkant van de straat gaan staan. Hu, je rilt er van als

je er aan denkt. Hoe harder 't waait, hoe grooter sprongen ze maken.’

‘Wordt er in de stad veel over gepraat?’ vroeg Riek.

Roelfje knikte veelbeteekenend.

‘Over 't huis heb ik al heel wat gehoord, maar over de nieuwe bewoonsters nog

meer,’ zei ze, blij nu alles te kunnen vertellen wat ze wist.

‘Ik begrijp niet, wat ze van ons te babbelen hebben, we doen toch geen kwaad!’

riep Riek

verontwaardigd.

‘Nee, dat nu juist niet, maar toch is er iets gebeurd, dat niet geheel in den haak is,

juffrouw. Kijk eens, ik heb 't natuurlijk ook van hooren zeggen, maar 't schijnt toch

waar te zijn, dat u in dit huis niet moogt wonen. U neemt me niet kwalijk, dat ik 't

maar eens zoo ronduit zeg?’

‘Volstrekt niet, 'k ben erg benieuwd, wat praatjes de menschen weer rondgestrooid

hebben,’ antwoordde Riek, met moeite haar zenuwachtigheid verbergend.

‘Och, 't komt hierop neer, dat notaris van der Zee niet gedaan heeft wat hij moest

doen, juffrouw. Hij krijgt dan ook de schuld van alles, u niet...’

‘De schuld van wat? Toe, je moet er niet zoo omheen draaien. Zeg nu duidelijk

wat je bedoelt,’ drong het jonge meisje aan.

‘Hem wordt verweten, dat u in dit huis woont, inplaats van een ander, die er meer

recht op heeft.’

‘Wie komt het dan toe, Roelfje? Tante Saar zeker?’

‘Die ouwe juffrouw hierboven, bedoelt u? Welnee, hoe komt u daarbij!’ lachte de

naaister. ‘Die heeft nergens wat mee te maken.’

‘Wie heeft dat dan wel? De notaris verklaarde mij toch, dat oom Peter alles wat

hij bezat, voor ons bestemde. Hij had verder ook geen familie meer, zoover ik weet.’

‘Dan weet u 't toch verkeerd, juffrouw en dat is u niet kwalijk te nemen. Maar de

notaris moest zich beter van de zaken op de hoogte stellen, 't zal mij eens benieuwen,

hoe dat hier