• No results found

Het kan gebeuren dat je op weg naar je eigen huis, of je eigen ruimte, zo'n ontzettende haast hebt, dat je, om je

nuchterheid te bewaren, gedwongen bent, na te gaan, waarom je er zo vlug mogelijk

wilt zijn. Sirdjals intuïtie was nergens op gebaseerd; hij verwachtte niemand en ook

zat er niemand op hem te wachten. Er was hoogstens iemand aan de telefoon geweest,

maar het zou idioot zijn om daar rekening mee te houden, tenzij het om iets belangrijks

ging. Een positieve mededeling over de vaderlandse kwestie - hij moest gewoon bij

zijn hoofd blijven - was uitgesloten, en dat was toch wel de zaak die hem het meest

interesseerde, wanneer het er op aankwam.

In de Kalverstraat, nu een paar uur geleden, had hij even gedacht dat het vertrek

van Firoz het definitieve einde betekende van zijn droom, zijn illusie. Maar de

ontmoeting met Efraïm had hem weer tot andere gedachten gebracht. Het kwam

zeker niet door de dingen die hij gezegd had, het kwam door de klank van zijn stem,

zijn manier van kijken, zijn zwarte ogen, de belichaming van het contact. Ze hadden

wezenlijk met elkaar te maken, iets wat Sirdjal beslist niet voelde wanneer hij zich

bevond in Hollands gezelschap. Dat was misschien de reden dat hij zo snel mogelijk

afstand wilde doen van de genoegens van de stad. Om in alle stilte en alle eenzaamheid

zijn patriottisme te belijden. Maar dat vond hij wel een tikkeltje overdreven, tenslotte

deed hij dat ook op straat, terwijl hij liep of stond, een draaideur openduwde. Nee,

het was geen intuïtie maar jaloezie. Hij was gewoon jaloers op Firoz. Hij was in elk

geval zo eerlijk om te erkennen dat hij jaloers was en dat het hem zwaar viel zich

Firoz voor te stellen als een zorgeloos iemand tussen de kousebandenstaken, of bij

de rookwolken van het door hem in brand gestoken wied. Sirdjal had, ondanks alles,

zijn landbouwersmentaliteit behouden en het was hem nog steeds niet gelukt, deze

instelling te combineren met het leven in een grote stad.

Hij stapte uit de tram, drukte zijn hand op zijn maag, terwijl hij huiswaarts liep.

Toen hij binnen was, voelde hij door zijn lichaam een rilling gaan die hem deed

denken aan de periode toen hij les gaf in een afgelegen bauxietdistrict. Hij was er

opeens erg ziek geworden, omdat hij maar

niet kon wennen aan de rijke, maar kale, onvruchtbare grond. Ook daar had zijn

landbouwersmentaliteit hem parten gespeeld. Maar dat was een ervaring op zich zelf;

hij zat dichtbij het vuur, hij kon zich gemakkelijk verplaatsen, het scheelde maar een

paar uur. En toch was hij letterlijk door de knieën gegaan, hij was in elkaar gezakt

en huilde als een kind. Nu kon hij niet meer huilen. Hij besefte dat de prijs van alle

dingen die je opgeeft, die je moet opgeven, erg duur is. Hij kon nu nog alleen maar

zijn mond opendoen om naar lucht te happen. Hij kon zijn mond weer dicht doen en

om zich heen kijken en denken: ‘Ik heb het gemaakt en ik weet waarom ik het niet

heb kunnen maken tussen de kousebandenstaken en in de rook van de erfkeuken.’

Hij maakte licht in huis, ontdeed zich van regenjas en colbert en ging op de divan

liggen. Woede maakte zich van hem meester. Firoz had hem toch kunnen schrijven,

hij had godverdomme gewoon kunnen schrijven. Hij was toch aardig voor hem

geweest? Attent. Hij wilde er niet meer aan denken en stond op. Hij deed de televisie

aan en ging op de grond liggen. Er was, bleek, een interview met Biesheuvel en Den

Uyl. Het punt was dat het toestel het weer niet deed, zodat hij meer met zijn vingers

dan met zijn oog en oor bezig was. Biesheuvel was helemaal niet te verstaan, hij

ging heen en weer, verdween vervolgens achter het knetterende sneeuwsel,

overschreeuwd door het koffiemalen, dat toenam naarmate hij het toestel iets harder

aanzette. Ja, hij deed wat hij kon, om hem weer in de kamer te krijgen, maar het was

vergeefse moeite. Hij deed het toestel uit en onmiddellijk weer aan, in de hoop dat

het nu wel zou lukken. Even zag het er naar uit dat hij Den Uyl zou kunnen volgen.

Hij had daar trouwens alle recht toe, want hij had op Den Uyl gestemd. Sirdjal hield

zijn adem in, kroop als een slang naar het toestel, hield zijn oor voor het glas en

luisterde naar de man met de mooie dunne lipjes. Hij kon hem echter niet duidelijk

genoeg verstaan en ving hij een zinnetje op dan was dat maar een stukje uit een reeks

van woordconstructies: ... Nu de vrede... Azië...

Vietnam getekend is... ontspanning... zouden wij in ons politiek beleid... dat tot nu

toe... als... ruimte laat voor... een andere koers... ten opzichte van de drie rijksdelen..

die alle aandacht... kunnen wij toch niet langer aanzien dat... zou een gezamenlijke

uittocht... de groei van een nieuw land... efficiënt economisch beleid... ruimte ook

voor geestelijke ontspanning... zodat wij in ieder geval... niet de schuld...

Den Uyl verdween op dezelfde manier als Biesheuvel. Hij was niet meer in de