• No results found

O! Iesus, gund my uw genade, Datse met my zy en blijv', En zoo vast in my verklijv', Dat ik van u 't goed en 't kwade Geern' ontfang end' in u stil Zegg' u Heer, sus lust my u will',

2. Moet ik na uw wille lijden, Geeft, dat ik mijn ziele dan, O! mijn trouwe Schepper, kan In versoekings bange tijden, Zoo bevelen u alleen Dats' in alles zy te vre'en.

3. Als mijn ziel in u behoed is, Tot mijn heil en t'uwer eer, Doet als dan met my, O! Heer, Zoo als 't in uw oogen goed is. Ziet ik hebbe lust, mijn God, Tot uw will' en uw gebod.

4. Uwen wille zy de mijne: Mijnen wille volg' alleen Uwen wil, zoo dats' al seen Mogen zijn in vreugd en pijne, Uwen wil, O! Heer, geschied', En mijn eigen wille niet

5. Zoo der iet wat uit mogt valle Anders dan ik 't hadde voor, Dat mijn sulks dan niet verstoor', Om dat gy 't had voor in allen Zoo als 't uit gevallen is, Zonder dat'er 't minst aan miss'.

6. Ik weet wat ik geerne wilde Gy weet wat ik willen moet, En wat my is kwaad of goed; Schoon dan onsen wil verschilde, Laat my daar in zijn vernoegd, Dat gy 't nimmer kwalijk voegt.

7. 't Geen my best is, geeft my Ik begeer het dan of niet:

't Geen waar door my quaet geschiet Geeft my noit, schoon ik 't begere Laat uw wille mijn gebed Tot een regel zijn gezet.

8. Geeft my, dat ik af mag sterven Al dat in de wereld is,

Dat ik door geen hindernis Kome van u af te swerven; Maar dat al mijn wensch en lust Zy in uwen wil gerust.

9. Laat ik geern' om uwen wille Onbekend zijn en veragt,

En in d'hoop, die ik verwagt, Altijd lijdsaam zijn en stille. Als ik wil en niet en kan, Stierd my na uw wille dan.

Heilige bedenkinge over de nederige Geboorte Christi tot Betlehem.

Op de Wijse: Van Psalm 100. Of: Psalm 134.

Te Betlehem in Davids Stad, Daar ligt des Weerels hoogste schat. 2. Hy, wiens gebied strekt over al, Ligt daar verschoven in een stal;

De Heer van Hemel, Aard' en Zee, Ligt in een Kribbe by het Vee. 3. Die ons bekleed met heils gewaad. Gelijk met Priesterlijk cieraad,

In slegte doeken, met veel smert, Bewonden en gebonden werd. 4. O! Kribbe daar 't Lam Gods in leid, 't Welk draagd onz' ongeregtigheid,

Wie zag dog immer zulk een schat, In zulk een Kabinet gevat?

5. Wanneer mijn oog in tranen zwemd, En 't hert door droefheid is beklemd;

Zoo wil ik, om te zijn verligt, Hier by alleene slaan 't gezigt. 6. O! Heilig Kind, uw heerlijkheid, Die gy in desen stal verspreid,

Dunkt my te zijn zoo groot en klaar, Dat ik staag wensch te wesen daar. 7. O! dat dog hier voor u en my, Gelijk een Tabernakel zy;

Want hier te wesen is zeer goed, En voor mijn Ziele wonder zoet. 8. 'k Gevoel my opgetrokken schier, Als ik kom in uw stal alhier;

Zoo haast mijn ziel hier nederdaald, Words' in den Hemel opgehaald. 9. Al waar ik in een weeld'rig huis, Daar 't blinkt van goud, van zijd' en pluis,

Van purper, en tapijt-cieraad, 't Waar dog als niet by desen staat. 10. 'k Ben liever in mijns Heilands Stal, Daar hy, die 't heeft geschapen al,

Lijd zelfs gebrek en arremoed, Om ons te geven 't eeuwig goed. 11. Al waar ik in een Konings-zaal, Daar d'ooge schemerd van 't gepraal,

Zoo zie ik hier meer heerlijkheid Die 't hert lokt met begeerlijkheid. 12. Al wierd' ik daar ook neer gezet. Op 't alderzagst' fluweelen bed,

Zoo rust mijn moede ziel dog meer, In d'harde Kribbe van mijn Heer. 13. Al zat ik op een zege-koets, Als een verwinnend' Held vol moeds,

Zoo juigch' en triumpheer' ik dog.

By Christi Kribbe meerder nog.

14. Want door dit Kind, dien Held vol kragt, Zal zijn verwonnen d'Helsche magt:

En door sijn Goddelijk geweld, Als in triumph ten toon gesteld. 15. Alzoo belief het onsen God, (Hoe wel 't de Weereld is als spot)

Dat hy door zwakheid van sijn Zoon, Zijn wonderbare kragt betoon', 16. Hy kond niet meer verheerlijkt zijn, Als door deez' nederige schijn:

Zijn Goddelijke wijsheid doet, Dat niet kan vatten ons gemoed: 17. O! Iesu, alderwaarste Kind, Gy die geen plaats in d'Herberg vind,

Komt, neemt u plaats hier in mijn hert, Dat u alleen geopend werd.

18. Naar uwen wil daar in gebied; 'k Begeer voor my te houden niet: Want onder uwe heerschappy, Ben ik na Ziel en Lighaam vry.

't Beginsel van Christi Lijden, geschiet in 't Hofken met een zwaren