• No results found

Wat gaan we morgen anders doen?

In document Van overleven naar leven (pagina 49-52)

1. Persona’s in de praktijk brengen

Laat het werken

De hulp aan gezinnen is lokaal georganiseerd. Ook de samenwerking met ketenpartners zal op iedere locatie anders zijn, al is het maar omdat er andere partners aanhaken en er ander (in)formeel aanbod beschikbaar is. Op dit decentrale niveau moet er zodoende praktische invulling worden gegeven aan de subpersona’s door allereerst met beleid, uitvoering en overige relevante stakeholders aan tafel te gaan. Om met elkaar na te gaan: Hoe gaan we dit organiseren?

Vervolgens van de tekentafel naar de praktijk. Maak geen mooie convenanten, maar laat hulpverleners en stakeholders hiermee aan de slag gaan. Wat komen zij tegen? Welke obstakels nog moeten verholpen worden? Die kunnen we niet vooraf voorzien, dat is iets dat echt ervaren moet worden. Maar als we dergelijke pilots in meerdere gemeenten in

“Ik stap niet in jouw team, jij stapt in mijn team. En ik ben degene die deze toko - dit gezin - runt.”

verschillende samenstellingen evalueren, kunnen we wel degelijk komen tot een overdraagbaar stappenplan voor implementatie.

Maak het werkbaar

Om uitvoering te geven aan de resultaten van dit onderzoek, zijn de condities benodigd die beschreven staan bij de verschillende typen. Zoals:

● Legitimatie en middelen om gezinnen te blijven volgen. ● Steunnetwerk/maatjes/sleutelfiguren in de buurt. ● Afspraken rondom vroegsignalering.

● Ruimte om outreachend te werken.

● Kennis en expertise naar de voorkant (zoals inloopspreekuren). ● Begrijpelijke brieven en verwijzingen naar hulp.

● Vergroten reikwijdte en bekendheid cliëntondersteuning. ● Signaleringsstructuur zoekende gezinnen.

2. Aansluiten bij kansen in het gezin Laat het werken

De situatie van gezinnen is voortdurend in beweging. Ook in de problemen die ze ervaren is sprake van een dynamiek; ze zijn niet altijd op de voorgrond of tegelijk aanwezig. De subpersona’s laten zien waar de kansen liggen in deze ontwikkelingen. Zo kan beter aangesloten worden bij wat het gezin vraagt. Waar en wanneer het gezin het nodig heeft.

Aansluiten bij het gezin begint bij aanwezig zijn op plaatsen waar gezinnen vanzelfsprekend komen, zoals op scholen of bij huisartsen. Zo zet je een stap dichter naar de gezinnen toe en weten gezinnen je makkelijk te vinden. Laagdrempelig aanwezig zijn maakt gezinnen vertrouwd met de ondersteuning en geeft het een gezicht waardoor de stap om hulp te vragen kleiner wordt.

De routes van overleven naar leven maken zichtbaar op welke momenten hulp nodig is om erger te voorkomen. Door op tijd te signaleren dat problemen ontstaan en hulp aan te bieden worden nieuwe problemen en stress in het gezin voorkomen. Ook is het gezin daardoor meer in staat om zelf bij te dragen aan de oplossing en daar weer van te leren.

Maak het werkbaar

De routes laten ook zien dat er verschillende manieren zijn om eerder in contact te komen met gezinnen: op basis van beginnende schulden, life-events die leiden tot aanvragen van voorzieningen of door het vroegtijdig achterhalen van de-vraag-achter-de-vraag. Om hier in praktijk mee aan de slag te kunnen is het volgende nodig:

● Zorg voor goede samenwerking en afstemming tussen de betrokken partijen. ● Om een beeld te kunnen vormen van wat er precies speelt moeten verschillende

signalen samengebracht worden. Hiervoor zijn afspraken nodig over privacy en gegevensuitwisseling.

● Stem af wie de signalen interpreteert, of waar ze besproken worden, en op welke signalen actie ondernomen wordt.

● Geef de professionals die contact gaan leggen met gezinnen tijd om op signalen af te gaan. Besef dat het extra tijd kan kosten om contact te leggen en dat vervolgaanbod ook extra inzet zal vragen.

● Soms hebben die professionals extra training nodig over outreachend werken en is er aandacht nodig voor drempels die zij zelf ervaren, zoals angst voor agressie aan de voordeur.

● Om de beweging naar de voorkant te maken zal over domeinen en budgetten heen gekeken moeten worden om de voordelen te zien, ruimte te creëren en echt winst te boeken.

● Er zijn verschillende best practices van organisaties die al goed met vroegsignalering bezig zijn. Het blijven echter ‘losse’ voorbeelden en het wiel wordt vaak opnieuw uitgevonden. Een goede inventarisatie naar deze initiatieven moet de geleerde lessen inzichtelijk maken.

3. De vindingrijke professional

Laat het werken

Faciliteer professionals, zodat zij weten wat de mogelijkheden zijn:

● Train professionals op de specifieke mogelijkheden voor maatwerk binnen de eigen gemeente.

● Zorg voor een handleiding als naslagwerk.

● Creëer expliciet ruimte in werkprocessen en functieomschrijvingen voor out-of-the-box oplossingen.

Stimuleer professionals om de regelruimte te durven gebruiken.

● Niet iedere professional heeft hetzelfde nodig om dit te doen. Het is dus belangrijk om te weten welke afwegingen zij maken en hoe zij gestimuleerd kunnen worden om de regelruimte te benutten. Zoals er verschillende ‘typen’ gezinnen zijn, zijn er verschillende typen professionals die elk een ander duwtje in de rug nodig hebben. ● Geef aandacht aan de implicaties. Professionals kunnen zich zorgen maken over een

aanzuigende werking of vinden het lastig om zelf te moeten beslissen voor wie de regelruimte benut wordt en voor wie niet.

Maak het werkbaar

● Onderzoek met professionals, beleidsmedewerkers en stakeholders welke protocollen en wetten knellen of botsen in de werkpraktijk. Bepaal vervolgens samen welke invloed er is om deze beter af te stemmen of op te rekken.

● Ontschot financiële regelingen of verruim de labels wanneer dit mogelijk is. Bepaal aan de hand van afwegingskaders of verwachte effecten welke aanvragen toegekend worden.

Referentielijst

Holwerda, A., D.E.M.C. Jansen en S.A. Reijneveld (2014). De effectiviteit van hulpverlening aan multiprobleemgezinnen: een overzicht. Groningen: Universitair Medisch Centrum Groningen.

Kluft, M. (2016). Samenwerken in de wijk. Tien vragen rondom de samenwerking tussen sociale wijkteams en andere professionals. Movisie, 2016.

Lünneman, K.D., Loeffen, M., Steketee, M.J., Hoefsloot, T. en Bel, K. (2017). Domein overstijgende aanpak MPG. Voorbij de scheiding tussen veiligheidsdomein en zorgdomein. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

MEE NL (2016). Passende zorg voor cliënten met complexe problematiek. Rapportage verkenning. [https://www.opaz.info/sites/default/files/Rapportage%20MEE.pdf] Geraadpleegd op 8 januari 2019.

NIP, BPSW en NVO (2017). Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. Multiprobleemgezinnen. [http://richtlijnenjeugdhulp.nl/multiprobleemgezinnen/] Geraadpleegd op 8 januari 2019.

NJI (2014). Wat werkt in multiprobleemgezinnen?. [https://www.nji.nl/Multiprobleemgezinnen-Praktijk-Wat-werkt]. Geraadpleegd op 8 januari 2019.

Panhuijzen B., Verweij, S., Houten, M. van, Xanten, M. van, (2017). Werk en inkomen in integrale aanpakken. een verkenning van theorie en praktijk. Movisie: 2017.

Steketee M.J., Vandenbroucke, M. (2010). Typologie voor een strategische aanpak van multiprobleemgezinnen in Rotterdam. Een studie in het kader van Klein maar Fijn - CEPHIR. Verwey-Jonker Instituut. Utrecht, 2010.

Transitiecommissie Sociaal Domein (2015). Derde rapportage Transitiecommissie sociaal domein. Mogelijk maken wat nodig is. Den Haag, 2015.

In document Van overleven naar leven (pagina 49-52)