• No results found

Er heeft in Friesland verkoop van landerijen plaats (o.a. afkomstig van

geseculariseerde kloosters, zoals het land in Wonseradeel dat Hooft later bezit). Hooft

en Baak willen er met andere Amsterdammers, en o.a. Van Surck, heen.

Eindnoten:

2 verstond ik gejrne: heb ik met genoegen vernomen; den overleg (WNT onz., eertijds soms ook m.).

5 troost ende gerief: genoegen en gemak.

8 over briefde: schreef (zonder ongunstige bijbetekenis). 9 denken op: gedachten aan.

12 staetsij: praal.

13 marren: talmen; boven mijn' gissing: langer dan ik verwacht had. 14 weet 'er...maeken: kan er vooreerst geen verklaring voor bedenken. 17 voorvallend: zich nu opdoende.

18 had...zich: was nog niet besloten. 19 dienende te zijn: daar men moet zijn.

80

931 (C. Barlaeus aan P.C. Hooft.)

*

[2] Iam ausim scribere Gelriam obsessam esse ab Auriaco, hactenus

[3] dubiis ad nos rumoribus ea de re perlatum fuit. Solet fama ea quae

[4] in votis habemus adseverare confidentius, et quae futura sunt in

[5] vulgus spargere praematurius. Hostis ad Venloam et Mosae ripam

[6] copias colligit, ut Potentissimorum Ordinum et Principis nostri

[7] coepta turbet. Ut se res dant, possent committi exercitus, et

[8] Cardinalis priore victoria audacior praelio potius experietur, quam

[9] ut propugnaculum istud eripi sibi sinat. De Duce Bernardo ea

[10] perscribuntur, quae audimus libentius. Ego victoriae momentum

[11] non ex caesorum et captivorum numero, sed ex successu

aestiman-[12] dum puto. Nisi Brisaco potiatur, non difficile erit Caesari jacturam

[13] istam resarcire. Scribit D. Vicofortius ex hostibus desideratos mille

[14] quingentos, totidem captos et vulneratos. Inter captivos tribuni

[15] sunt, et turmarum equestrium pedestriumque Duces plurimi.

[16] Belli ferè impedimenta omnia intercepta. Sed haec ex litteris

[17] Vicofortii intelliges plenius et planius. Regina mater Hagae est.

[18] Ejus in urbem hanc adventus in diem Mercurii aut Jovis expectatur.

[19] Redimicula et serta et corollas, aliaque ad spectacula requisita jam

[20] confecere matronae istae sorores, quae à piscibus patrium nomen

20

[21] deducunt. Carmen meum, quod Tibi aliisque placuit, minus

21

[22] arridet iis, quibus arridere debebat. Malint Amstelodamum

[23] paupertatis suae esse praeconem, quam magnificentiae et opum.

[24] Verum tueri me possum exemplo Iulii Caes. Scaligeri, qui in

[25] Urbium encomiis, singulas ad eundem modum loquentes intro-

25

[26] ducit. Noti sunt versus ejus in Antverpiae laudem. Vellent DD.

[27] Coss. me aliquid scribere de Maximiliani corona, qua urbem hanc

27

[28] donavit. Sed longè petitum videtur hoc argumentum; nec

con-[29] venientius praesenti rei excogitari posse puto, quam illud de

[30] Berecynthia. Vereor tamen ne in idem argumentum inciderint et

30

[31] alii, quos primùm adibit Medicea. Quidquid praeter illud

Epi-[32] gramma conor scribere, invitâ omne Minervâ scribitur, et prae illo

[33] displicet. Vale, vir summe, cum uxore liberisque. Amstelod.

[34] Raptim 28 Aug. 1638.

* Barl. Epist. no

VERTALING

NUEindelijk durf ik het wel aan, te schrijven, dat Gelder bezet is door Oranje;

totnogtoe was tot ons in onzekere geruchten over dit feit bericht doorgedrongen. Het

is de gewoonte van de mare, dat, wat wij gaarne wensen, te vol zelfvertrouwen te

verzekeren, en dat, wat wel zal gaan gebeuren, onder het volk te voorbarig te

verbreiden. De vijand verzamelt bij Venlo en den Maasoever zijn troepen ten einde

de ondernemingen van de Hoogmogende Staten en van onzen Prins te verstoren.

Zoals de zaken er voorstaan, zou het kunnen, dat de legers op elkander losgelaten

worden en de Kardinaal (-Infant), door de vroegere zege stoutmoediger, zal liever

in een veldslag zijn geluk beproeven dan gedogen, dat die voormuur hem ontrukt

wordt. Over Hertog Bernard blijft men schrijven, wat wij al te gaarne horen. Ik ben

van mening, dat gewicht en waarde van een overwinning niet naar het aantal

neergesabelden en krijgsgevangenen, maar naar het gunstig gevolg moet worden

afgemeten. Als hij Breisag niet bemachtigt, zal het niet moeilijk vallen aan den

Keizer, dat verlies weer goed te maken. De Heer Wicquefort schrijft, dat er van de

vijanden vijftienhonderd vermist worden, en evenzovele zijn gevangen en gewond.

Onder de gevangenen zijn krijgsoversten en zeer vele commandanten van

ruiter-escadrons en voetvolk. Bijna alle oorlogstuig is buitgemaakt. Maar dit zult ge

uit een brief van Wicquefort vollediger en helderder verstaan. De Koningin-moeder

is te Den Haag. Haar intocht in deze stad wordt tegen woensdag of donderdag

verwacht. Hoofdbanden en guirlandes en kransjes mitsgaders andere zaken voor de

schouwspelen vereist hebben reeds gereed de u bekende dames, de gezusters, die tot

‘visschen’ den naam haars vaders herleiden. Het gedicht van mij, dat UEn anderen

beviel, lacht minder hun toe, wien het had behoren toe te lachen. Ze zouden liever

willen, dat Amsterdam van zijn eigen onbemiddeldheid trompetter was dan van

luister en vermogen. Maar ik kan mij verdedigen met het voorbeeld van Julius Caesar

Scaliger, die in zijn Huldezangen op Steden deze een voor een op dezelfde wijze

sprekende invoert. Bekend zijn zijn verzen tot lof van Antwerpen. De Heren

Burgemeesteren zouden hebben gewild, dat ik iets schreef over de kroon van

Maximiliaan, waarmede hij deze stad heeft begiftigd. Maar vergezocht schijnt dit

thema en naar mijn mening kan men niets passender bij het tegenwoordige gebeuren

uitdenken dan dat ten aanzien van de Berecyntische. Ik vrees echter, dat op hetzelfde

thema ook anderen vervallen zijn, die de telg der Medici eerst zal bezoeken. Wat ik

ook buiten dat Epigram poog te schrijven, het wordt alles geschreven onder verzet

van Minerva en daarom bevalt het niet. Vaarwel, verheven Hooft, met gade en

kinderen.

82