• No results found

In Foxhol betrof het plannen voor een industriële biovergister op het AVEBE terrein in Foxhol. Dit project is dit jaar (2014) niet doorgegaan na protest van de lokale gemeenschap. Op het moment dat het onderzoek afgenomen werd, was het duidelijk dat de vergunning voor de biovergister niet verleend zou worden en dat de biovergister er dus niet zou komen. Of de bewoners van Foxhol hier ook zeker van waren, valt te betwijfelen. Tijdens het afnemen van de vragenlijsten, stuitten de enquêteurs, studenten van de opleiding Toegepaste Psychologie van de Hanzehogeschool, op grote weerstand van de lokale bevolking. Ondanks dat de studenten zich identificeerden als student, was het wantrouwen groot. Bewoners dachten dat het wellicht het geval was dat de studenten ingehuurd waren door een partij die voor de biovergister was. Omdat bewoners dachten dat het project een voorbode was van het hervatten van de plannen voor een biovergister en dit tot een paniekreactie (wat zich uitte in berichtgeving op Sociale Media, telefoontjes naar de Hanzehogeschool en boze reacties naar de studenten toe), is ervoor gekozen het onderzoek in Foxhol vroegtijdig stop te zetten.

Doordat het onderzoek vroegtijdig gestopt is, is de steekproef in Foxhol dermate klein dat er in het kader van de betrouwbaarheid voor gekozen is deze gegevens niet op te nemen in de rapportage. Wat we uit de reacties wel op kunnen maken, is dat de (potentiële) komst van een biovergisters een bijzonder grote impact kan hebben op de lokale bevolking.

Eveneens kan uit de reacties opgemaakt worden dat het algemene vertrouwen laag is. De enquêteurs gaven aan dat zelfs na het vertonen van hun identificatiebewijs en het expliciet mededelen dat de initiatiefnemer en de gemeente niet betrokken waren bij het onderzoek, de bewoners het niet vertrouwden. Dit lijkt een signaal dat er veel wantrouwen onder de bewoners van Foxhol heerst jegens de gemeente en de initiatiefnemer.

Samenvatting en conclusies bewonersonderzoek

Over het algemeen kan gesteld worden dat de publieke opinie ten opzicht van de biovergisters in Coevorden en Foxhol negatief is. In Coevorden wordt dat onderschreven door zowel de uitkomsten van de vragenlijsten als de aanvullende interviews. Wat betreft Foxhol kan vanwege de onvolledige steekproef op basis van de vragenlijsten niet bepaald worden of de negatieve mening door iedereen gedeeld wordt. De reacties die we ontvingen tijdens de uitgevoerde interviews, en de manier waarop mensen reageerden op het verzoek om mee te werken aan het onderzoek, waren echter zodanig negatief dat er van draagvlak geen sprake lijkt te zijn.

Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat de acceptatie van omwonenden op alle deelaspecten negatief is. Het slechtst worden de onderdelen ‘algemene acceptatie’ en ‘participatie tijdens het implementatieproces’ beoordeeld. Als de algemene scores vergeleken worden met scores op meer specifieke onderdelen, dan lijkt het erop dat omwonenden minder negatief reageren naarmate de aspecten concreter worden. Dit geldt alleen niet voor het oordeel over de participatie tijdens het implementatieproces, aangezien omwonenden hier het meest negatief over zijn. Dit sluit aan bij het resultaat uit voorgaand onderzoek dat het ontbreken van participatiemogelijkheden de maatschappelijke acceptatie negatief beïnvloedt (zie bijvoorbeeld Wolsink, 2005).

Verwachte stank blijkt een belangrijk aspect te zijn als het gaat om de acceptatie van de biovergisters. Uit de resultaten van de vragenlijsten blijkt dat bewoners deze stank verwachten en uit de interviews blijkt dat dit invloed heeft op het oordeel over de biovergister. Als bewoners

een open vraag wordt gesteld over de biovergister, dan komt stankoverlast als negatief punt bijna altijd vanzelf ter sprake. Waar in de vragenlijst weinig aandacht voor was en wat wel genoemd werd in een aantal interviews, is dat een groep omwonenden aangeeft bang te zijn voor negatieve gezondheidseffecten van de gassen die vrijkomen op momenten dat stankoverlast ervaren wordt. Aangezien stank een signaal geeft dat er iets ‘ongezonds’ in de buurt is (bijvoorbeeld bedorven voedsel en andere schadelijke producten), is dit resultaat niet verrassend. Stankoverlast wordt dus automatisch geassocieerd met ‘iets’ schadelijks in de omgeving.

Uit de verschillen in respons tussen de straten in Coevorden, blijkt dat omwonenden die verder bij de biovergister vandaan woonden (in de Jan Benjaminstraat) minder negatief tegenover de biovergister stonden. Hoewel het een beperkte steekproef betreft en de resultaten daarom voorzichtig geïnterpreteerd dienen te worden, is dit een interessant resultaat. Deze omwonenden rapporteerden bijvoorbeeld minder stankoverlast en gaven aan minder betrokken te zijn bij de biovergister. Dit zou eveneens kunnen wijzen op het belang van de factor stankoverlast in de acceptatie van een biovergister.

Het is opvallend dat omwonenden die naar de voorlichting geweest zijn een negatiever oordeel vellen over de biovergister dan omwonenden die dat niet gedaan hebben. Dit kan betekenen dat de voorlichting een negatief effect heeft gehad, maar het is uiteraard ook mogelijk, en in dit geval meer waarschijnlijk, dat deze bijeenkomst vooral bezocht is door omwonenden die al negatief waren over de biovergister. Het zou kunnen zijn dat deze groep omwonenden ongerust was en daarom meer informatie wilde ontvangen. Gesteld kan worden dat de voorlichtingen in elk geval niet echt geruststellend zijn geweest. De verschillen in het oordeel tussen de aanwezigen en de niet-aanwezigen is aanzienlijk, terwijl beide groepen overigens al negatief in hun oordeel zijn.

Tot slot is er aandacht besteed aan de milieumotieven van omwonenden. Hier werden weinig verbanden gevonden. Er is wel een interessante relatie gevonden tussen de interesse die men heeft voor techniek en de acceptatie van de biovergister. Tegengesteld tot wat verwacht kan worden, beoordelen mensen die techniek relatief interessant vinden de biovergister negatiever. Hoe dit kan zou in vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden.