• No results found

5.5.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Vogel- en Habitatrichtlijn is bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. Voor wat betreft de soortenbescherming is de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in deze Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De projectlocatie maakt geen deel uit van Vogel- of Habitatrichtlijngebieden en is niet aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. In de omgeving van de projectlocatie is een drietal Vogel- en Habitatrichtlijngebieden gelegen, te weten: Deurnsche Peel &

Mariapeel, Groote Peel, en de Strabrechtsche Heide. Het meest dicht bij de projectlocatie gelegen Vogel- en Habitatrichtlijngebied is gelegen op een afstand van circa 6,5 kilometer. De geplande ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie zal derhalve geen significante effecten hebben op de gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn aangewezen.

5.5.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Welke soorten beschermd zijn, staat in de Flora- en faunawet en diverse besluiten en regelingen ter uitwerking daarvan. Beschermde soorten kunnen overal voorkomen. Bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met de Flora- en faunawet ontstaan.

Met de beoogde herontwikkeling wordt de huidige woning gesloopt, waarvoor een nieuwe bedrijfswoning in de plaats komt. Tevens wordt circa 600 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt, waarvoor een nieuw bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 400 m² in de plaats komt. In oudere stallen kan sprake zijn van verblijfplaatsen van vleermuizen. De huidige stallen ter plaatse van de projectlocatie verkeren echter in dermate bouwkundig slechte staat, dat de daken van deze stallen onlangs zijn vervangen door tijdelijke dakplaten ter voorkoming van instorting en verspreiding van asbest. De stallen zijn in de huidige situatie dusver open, dat deze door de optredende tocht, niet aantrekkelijk zijn voor vleermuizen. Op navolgende figuur is een stal

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kennisstraat 7 Ommel’ gemeente Asten

Crijns Rentmeesters bv 39

weergegeven, waaruit kan worden afgeleid dat deze niet geschikt is voor (verblijfplaatsen van) vleermuizen.

Figuur 22: Foto bebouwing in huidige situatie

Ook in de te slopen woning is geen sprake van vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels of (jaarrond) beschermde nesten. Deze woning is juist dermate goed afgedicht, dat geen sprake kan zijn van beschermde soorten.

Met de beoogde herontwikkeling wordt de beoogde bedrijfswoning verplaatst richting het noordoosten.

Deze gronden zijn thans in agrarisch gebruik. De kans op het voorkomen van broedende vogels of rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen wordt binnen dit akkerland door het intensieve agrarische gebruik niet aannemelijk geacht. Nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Met de beoogde herontwikkeling dient wel altijd de zorgplicht in acht te worden genomen. Broedgevallen kunnen niet worden uitgesloten. Bij de werkzaamheden dient dan ook rekening te worden gehouden met mogelijk broedende vogels. Het verdient dan ook aanbeveling om de bouwactiviteiten niet uit te voeren in de broedtijd (half maart tot half augustus), of wanneer er concreet broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze wordt binnen het kader van de Flora- en faunawet gewerkt.

Tevens wordt de projectlocatie verder landschappelijk ingepast. De beoogde landschappelijke inpassing met inheems groen zal enkel positief uitwerken op de foerageermogelijkheden van vogels en vleermuizen.

5.6 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder dient bij de oprichting van geluidgevoelige objecten (zoals woningen) langs alle wegen, woonerven en wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur daargelaten, een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai te worden uitgevoerd. Met de beoogde herontwikkeling wordt de huidige woning gesaneerd en vervangen door een nieuwe bedrijfswoning. Deze woning zal worden verplaatst, verder van de aangrenzende bedrijfsbestemming

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kennisstraat 7 Ommel’ gemeente Asten

Crijns Rentmeesters bv 40

Kennisstraat 5, maar dichter tot de provinciale weg N279. Derhalve is ten behoeve van de beoogde nieuwe woning door Tritium Advies een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.

Navolgende conclusies en aanbevelingen komen voort uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek:

“Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Rijksweg A67, provinciale weg N279, Kennisstraat, Jan van Havenstraat, Van de Pasweg en geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woning de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor nieuwbouw in buitenstedelijk gebied wordt nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen.

Het aanleggen van een geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de hoogst toelaatbare geluidbelasting ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke en financiële aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is tevens niet doeltreffend in onderhavige situatie.

Bij het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat ten gevolge van de Rijksweg A67 en de Deurneseweg de voorkeurgrenswaarde niet meer wordt overschreden. Bij het toepassen van deze maatregel op de provinciale weg N279 wordt de voorkeursgrenswaarde nog altijd overschreden. Derhalve is de maatregel hier niet erg doeltreffend. Het toepassen van stiller wegdek ontmoet bovendien overwegende bezwaren van financiële aard. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

De karakteristieke geluidwering van de gevel GA;k (Bouwbesluit 2012) bedraagt voor verblijfsgebieden in een woning minimaal de in het vast te stellen besluit hogere waarde opgenomen hoogst toelaatbare geluidbelasting minus 33 dB. Een gevel van een nieuwbouwwoning dient minimaal een GA;k van 20 dB te hebben. Hierdoor is bij een geluidbelasting hoger dan 53 dB (excl. aftrek artikel 110g Wgh voor wegverkeer) een aanvullend onderzoek nodig ter bepaling van de geluidwering van de gevel.

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een hogere waarde, is voor de woning een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader

Ruimtelijke onderbouwing ‘Kennisstraat 7 Ommel’ gemeente Asten

Crijns Rentmeesters bv 41

onderzoek) is vervolgens een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er dus te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat. Tevens blijkt uit de rekenresultaten dat de woning beschikt over een geluidluwe gevel danwel buitenruimte.”

Initiatiefnemer zal ten behoeve van de beoogde nieuwe woning een aanvraag indienen ten behoeve van een hogere waarde. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van de beoogde woning zal worden aangetoond dat sprake zal zijn van een binnenniveau van 33 dB.

Het uitgevoerde akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (Tritium Advies B.V., documentnummer 1511/146/RV-01, d.d. 22 januari 2016) is als bijlage bij onderhavige ruimtelijke onderbouwing gevoegd.