• No results found

Fiscale maxima

In document SIOENREGLEMENT UNIVERSAL II (pagina 40-0)

Deel III Overige bepalingen

Hoofdstuk 19 Fiscale maxima

1. Het ouderdomspensioen bedraagt op het tijdstip van ingang in beginsel niet meer dan 100 procent van het pensioengevend loon volgens de Wet op de loonbelasting 1964.

2. Het partnerpensioen bedraagt op het tijdstip van ingang

maximaal 70 procent van het (bereikbaar) pensioengevend loon volgens de Wet op de loonbelasting 1964.

3. Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14 procent van het (bereikbaar) pensioengevend loon volgens de Wet op de

loonbelasting 1964. Dit percentage wordt verdubbeld als het Kind Ouderloos wordt.

4. Het ouderdomspensioen, (tijdelijk) partnerpensioen en

wezenpensioen mag meer bedragen dan de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel genoemde fiscale grenzen als de

overschrijding het gevolg is van:

a. aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling;

b. variatie in de hoogte van de uitkeringen, onder de voorwaarden van de Wet op de loonbelasting 1964;

c. waardeoverdracht van Pensioenaanspraken;

d. uitruil van pensioensoorten, onder de voorwaarden van de Wet op de loonbelasting 1964.

40 Deel IV Overgangsbepalingen

De in de hoofdstukken 20 tot en met 25 opgenomen verwijzigingen naar (eerdere of vervallen) pensioenreglementen betreffen verwijzingen naar de eerdere pensioenreglementen van de pensioenregeling PNO 2 (PNO 2 regeling).

Hoofdstuk 20 Gereserveerd

Hoofdstuk 21 Vervallen pensioenreglementen

Artikel 21.1 Overgangsbepalingen

1. Voor (premievrije) ouderdomspensioenaanspraken die voor ingang van dit Reglement zijn opgebouwd op basis van een vervallen pensioenreglement zoals opgenomen in bijlage 4, is de in dit Reglement opgenomen Pensioenrichtdatum

overeenkomstig van toepassing.

2. De wijziging van de Oorspronkelijke pensioenrichtdatum van de in de in het vorige lid genoemde pensioenaanspraken naar de Pensioenrichtdatum in dit Reglement heeft plaatsgevonden met inachtneming van (de voorwaarden op grond van) artikel 83 PW 3. In afwijking van de in dit Reglement geldende

opbouwpercentages voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, zijn afhankelijk van de periode waarin het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen is opgebouwd in de PNO 2 regeling, de in bijlage 4 opgenomen tabel beschreven opbouwpercentages van toepassing.

Hoofdstuk 22 Gereserveerd

Hoofdstuk 23 Arbeidsongeschiktheid en WAO

Artikel 23.1 Inleiding

Het bepaalde in dit hoofdstuk is alleen van toepassing op Deelnemers die vóór 1 januari 2006 recht kregen op een WAO-uitkering (en op dat moment deelnemer waren aan de PNO 1 pensioenregeling van het Fonds). De situatie van Deelnemers die recht hebben op een WIA-uitkering, is bepaald in hoofdstuk 13 van dit Reglement.

Artikel 23.2 Begrippen in dit hoofdstuk In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Arbeidsongeschikt(heid) WAO

Arbeidsongeschikt (heid) in de zin van de WAO.

Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO

De klasse die hoort bij de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals vastgesteld door de

uitvoeringsinstelling van de WAO. Het gaat om de klasse die hoort bij het Uitkeringspercentage WAO waarop de daadwerkelijke uitkering is gebaseerd.

41 Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO

Gedeeltelijk arbeidsongeschikt volgens een Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO die lager is dan 80 tot 100%.

Uitkeringspercentage WAO

Dit percentage wordt gehanteerd als grondslag bij de berekening van de hoogte van de uitkering volgens de WAO. Bij elke

Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO hoort een Uitkeringspercentage WAO.

Volledig arbeidsongeschikt WAO

Arbeidsongeschikt volgens de Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO van 80 tot 100%.

Artikel 23.3 Arbeidsongeschiktheidspensioen

1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de WAO-uitkering is ingegaan. Het Fonds kent een

arbeidsongeschiktheidspensioen toe als de Deelnemer op de eerste ziektedag (dit is de eerste dag van de wachttijd zoals bedoeld in de WAO) Deelnemer was.

2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt tot de dag waarop de Deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt uitgekeerd, of, indien dit eerder is, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer weer volledig arbeidsgeschikt wordt, overlijdt of op de Pensioendatum.

3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt per de datum dat de WAO-uitkering ingaat vastgesteld.

Het Uitkeringspercentage WAO die de uitvoeringsinstelling van de WAO vaststelt, is bepalend voor de hoogte van het

arbeidsongeschiktheidspensioen.

4. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt:

a. bij Volledige arbeidsongeschiktheid WAO: zeventig procent van het bedrag waarmee het pensioengevend salaris het maximaal verzekeringsplichtige jaarloon volgens de WAO overschrijdt.

b. bij Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid WAO: een evenredig deel van het pensioen bij Volledige arbeidsongeschiktheid WAO dat onder a wordt berekend. Dit gedeelte wordt vastgesteld in dezelfde verhouding waarin de toegekende WAO-uitkering staat tot de WAO-uitkering die bij Volledige arbeidsongeschiktheid WAO zou worden ontvangen.

5. Indien de Deelnemer een Deeltijddienstverband heeft op het moment dat de Arbeidsongeschiktheid WAO is ingetreden dan wordt bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen als pensioengevend salaris het daadwerkelijke deeltijdjaarsalaris aangenomen.

6. Bij wijziging van de Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO gaat de herziening van het toegekende arbeidsongeschiktheidspensioen in op de datum waarop de uitkering volgens de WAO wordt herzien.

7. Indien het Uitkeringspercentage WAO van de oorspronkelijke WAO-toekenning wijzigt dan wordt het

arbeidsongeschiktheidspensioen gewijzigd per de datum waarop het Uitkeringspercentage WAO is gewijzigd.

Artikel 23.4 Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen 1. De Deelnemer die recht heeft op een WAO-uitkering maakt

42 aanspraak op een (uitgesteld) aanvullend

arbeidsongeschiktheidspensioen. Het aanvullend

arbeidsongeschiktheidspensioen wordt tot de dag waarop de Deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt uitgekeerd, of, indien dit eerder is, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer weer volledig arbeidsgeschikt wordt, overlijdt of vervroegd met pensioen gaat.

2. De ingangsdatum van het (uitgestelde) aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen is afhankelijk van de

ingangsdatum van de WAO-uitkering en de leeftijd op de datum waarop de Deelnemer de WAO-uitkering is toegekend. Hiervoor zijn leeftijdsafhankelijke uitstelduren bepaald:

3. De hoogte van het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt per de datum waarop de WAO-uitkering ingaat vastgesteld.

Ingeval de Deelnemer Volledig arbeidsongeschikt WAO is, is het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen gelijk aan het verschil tussen:

a. zeventig procent van het jaarsalaris van de Deelnemer, tot een maximum gelijk aan zeventig procent van het jaarloon waarover een WAO-uitkering maximaal wordt berekend; en b. de WAO-vervolguitkering berekend naar de gegevens zoals

die per de ingangsdatum van de WAO- uitkering luiden.

4. Indien de Deelnemer een Deeltijddienstverband heeft op het moment dat de Arbeidsongeschikt WAO is ingetreden, dan wordt bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen als pensioengevend salaris het daadwerkelijke deeltijdjaarsalaris aangenomen.

5. Indien de Deelnemer Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO is, dan wordt het Uitkeringspercentage WAO waarop de WAO-uitkering is gebaseerd gehanteerd. In de volgende tabel is het

Uitkeringspercentage WAO behorende bij de Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO opgenomen:

6. Bij wijziging van het Uitkeringspercentage WAO vindt de

herziening van het toegekende arbeidsongeschiktheidspensioen

Leeftijd bij toekenning van de WAO is Dan is de uitstelduur

t/m 32 jaar 0 jaar

33 t/m 37 jaar 0,5 jaar

38 t/m 42 jaar 1 jaar

43 t/m 47 jaar 1,5 jaar

48 t/m 52 jaar 2 jaar

53 t/m 57 jaar 3 jaar

Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO Uitkeringspercentage WAO

15 tot 25% 14

25 tot 35% 21

35 tot 45% 28

45 tot 55% 35

55 tot 65% 42

65 tot 80% 50,75

43 plaats op de datum waarop de WAO-uitkering wordt herzien.

Artikel 23.5 Voortzetting pensioenopbouw van Pensioenaanspraken bij Arbeidsongeschiktheid

1. De opbouw van de Pensioenaanspraken wordt voor de

(Gewezen) Deelnemer voor rekening van het Fonds voortgezet indien er sprake is van Volledig of Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO, mits:

a. de eerste ziektedag plaatsgevonden heeft tijdens het deelnemerschap in deze Pensioenregeling; en

b. het recht op een WAO-uitkering binnen 104 weken na de eerste ziektedag tijdens het deelnemerschap is ontstaan mits het verkrijgen van het recht op een WAO-uitkering is gelegen op of na 1 januari 2004 of

c. het recht op een WAO-uitkering binnen 52 weken na de eerste ziektedag tijdens het deelnemerschap is ontstaan en het recht op een WAO-uitkering is verkregen vóór 1 januari 2004.

2. De voortzetting van de opbouw van de Pensioenaanspraken voor rekening van het Fonds is afhankelijk van de

Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO. Het opbouwpercentage wordt vermenigvuldigd met het voortzettingspercentage. In de volgende tabel is de Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO behorende bij het voortzettingspercentage opgenomen:

Arbeidsongeschiktheidsklasse WAO Voortzettingspercentage

15 tot 25% 25

25 tot 35% 35

35 tot 45% 45

45 tot 55% 55

55 tot 65% 65

65 tot 80% 80

80 tot en met 100% 100

3. De (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenopbouw zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 2 eindigt:

a. indien de (Gewezen) Deelnemer niet langer 15% of meer arbeidsongeschikt is;

b. op de overlijdensdatum van de Deelnemer;

c. op de Pensioendatum van de Deelnemer, maar niet later dan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

4. Een wijziging van het Uitkeringspercentage WAO leidt tot herziening van de voortzetting van de opbouw van de

Pensioenaanspraken per de datum waarop de uitkering volgens de WAO wordt herzien.

Indien het dienstverband is beëindigd leidt een wijziging van het Uitkeringspercentage WAO alleen tot herziening van de

voortzetting van de opbouw van de Pensioenaanspraken voor zover het Uitkeringspercentage WAO leidt tot een lager Uitkeringspercentage WAO. Wordt het Uitkeringspercentage

44 WAO hoger dan het Uitkeringspercentage WAO na einde

dienstverband dan leidt dit niet tot een herziening van de voortzetting van de opbouw van de Pensioenaanspraken.

Artikel 23.6 Arbeidsongeschiktheid en pensioengrondslag 1. In geval van Volledig arbeidsongeschiktheid WAO is de

pensioengrondslag voor de berekening van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gelijk aan de pensioengrondslag, die gold direct voorafgaand aan de Arbeidsongeschiktheid WAO.

2. Voor de Deelnemer die Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO is en deels nog in dienst is bij de Werkgever is de

pensioengrondslag gelijk aan het gewogen gemiddelde van de pensioengrondslag die gold voorafgaand aan de

Arbeidsongeschiktheid WAO en anderzijds de pensioengrondslag op basis van het geldende pensioengevend salaris uit hoofde van zijn dienstverband.

3. Voor de Deelnemer die Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO is en deels nog in dienst is bij de Werkgever en waarvan het werkelijke pensioengevend salaris uit zijn Deeltijddienstverband bij de Werkgever hoger wordt dan het pensioengevend salaris dat voorafgaand aan de Arbeidsongeschiktheid WAO gold, inclusief de verhoging zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel, geldt het volgende. De pensioengrondslag is gelijk aan het gewogen gemiddelde van enerzijds de pensioengrondslag uit het

Deeltijddienstverband en anderzijds honderd procent van de pensioengrondslag die gold voorafgaand aan de

Arbeidsongeschiktheid.

4. Voor de Deelnemer die Gedeeltelijk arbeidsongeschikt WAO is en waarvan de dienstbetrekking deels is beëindigd dan wel elders nog in dienst is bij een werkgever die niet is aangesloten bij het Fonds, is de pensioengrondslag gelijk aan de

pensioengrondslag die gold voorafgaand aan de Arbeidsongeschiktheid WAO.

5. Het pensioengevend salaris dat gold voorafgaand aan de Arbeidsongeschiktheid WAO zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 4 in dit artikel wordt ieder jaar per 1 januari met de Loonindex verhoogd. Hierop is de maximering van het pensioengevend salaris zoals bedoeld in artikel 2.4 lid 2 van toepassing.

6. De pensioengrondslag bij arbeidsongeschiktheid WAO wordt voor de toekenningen op grond van de Wet Amber

overeenkomstig artikel 13.8 berekend.

Hoofdstuk 24 Gereserveerd

Hoofdstuk 25 Gereserveerd

45 Deel V Slotbepalingen

Hoofdstuk 26 Slotbepalingen

Artikel 26.1 Aansprakelijkheid

Indien het Fonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is op basis van dit Pensioenreglement pensioen toe te kennen, zal het Fonds te allen tijde de verschuldigde premie, verhoogd met een bedrag dat tezamen maximaal gelijk is aan de contante waarde van de uitkeringen die het Fonds verschuldigd is aan de (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden, alsnog verhalen op de Werkgever.

Artikel 26.2 De klachten- en geschillenregeling en de klachten- en geschillencommissie

1. Als de (Gewezen) (Aspirant) Deelnemer,

Tussencontractsdeelnemer, de Pensioengerechtigde, de

Gewezen Partner of de Werkgever het niet eens is met de wijze waarop het Fonds hem heeft behandeld of het niet eens is met de toepassing en uitvoering van de statuten en reglementen of met de regelingen en overeenkomsten die daarvan het gevolg zijn, dan is er sprake van een klacht c.q. een geschil. De

(Gewezen) (Aspirant) Deelnemer, Tussencontractsdeelnemer, de Pensioengerechtigde, de Gewezen Partner of de Werkgever kan dan de klacht of het geschil schriftelijk aanhangig maken bij het Bestuur.

2. Om klachten en geschillen te behandelen is er een klachten- en geschillenregeling vastgesteld. Ook is er een commissie

ingesteld die deze klachten en geschillen behandelt.

3. Het Fonds voert de klachten- en geschillenregeling uit volgens de statuten en reglementen.

4. Op verzoek stuurt het Fonds de (Gewezen) (Aspirant) Deelnemer, Tussencontractsdeelnemer, de

Pensioengerechtigde, de Gewezen Partner of de Werkgever de klachten- en geschillenregeling toe.

5. Indien de (Gewezen) (Aspirant) Deelnemer,

Tussencontractsdeelnemer, de Pensioengerechtigde, de Gewezen Partner of de Werkgever zich niet kan vinden in de uitspraak van het bestuur na advies van de klachten- en geschillencommissie in de door hem voorgelegde klacht of het geschil, dan kan de (Gewezen) (Aspirant) Deelnemer,

Tussencontractsdeelnemer, de Pensioengerechtigde, de Gewezen Partner of de Werkgever zich wenden tot de Ombudsman Pensioenen.

6. De (Gewezen) (Aspirant) Deelnemer,

Tussencontractsdeelnemer, de Pensioengerechtigde, de Gewezen Partner of de Werkgever kan zijn geschil ook aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.

Artikel 26.3 Gereserveerd Artikel 26.4 Hardheidsbepaling

1. Het Bestuur beslist in de gevallen waarin de statuten en dit Reglement niet voorzien.

46 2. Het Bestuur is bevoegd om in bijzondere gevallen af te wijken

van deze Pensioenregeling. Dit doet het Bestuur alleen als toepassing van de Pensioenregeling naar zijn oordeel leidt tot een onredelijke uitkomst voor de (Gewezen) Deelnemer,

Pensioengerechtigde of andere belanghebbenden. Ook moet de afwijking passen in de geest en strekking van deze

Pensioenregeling, waarbij het Bestuur zorgvuldig de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afweegt.

3. Het Bestuur is bevoegd om bijzondere regelingen vast te stellen die afwijken van dit Reglement ten aanzien van werknemers in dienst van een werkgever buiten Nederland of werknemers die tijdelijk in Nederland werkzaam zijn. Dit geldt zowel voor de voorwaarden voor toelating als Deelnemer als voor de rechten en verplichtingen die uit dit Reglement voortkomen. Deze bijzondere regelingen stelt het Bestuur vast. Dit doet het Bestuur in overleg met de werkgever.

Artikel 26.5 Inwerkingtreding

Behoudens in het geval dat een afwijkende datum is bepaald, is dit Reglement in werking getreden op 1 januari 2021.

47 Bijlagen: 1 t/m 4

Bijlage 1 Kerncijfers Pensioenregeling

Maximum pensioengevend salaris

(artikel 2.4 lid 2) € 112.189,-

Franchise

(artikel 2.4 lid 3) € 18.778,-

Opbouwpercentages (artikel 5.1 lid 1en artikel 6.2 lid 1)

Ouderdomspensioen 1,875

Wezenpensioen 0,263

Percentage verzekerd partnerpensioen op risicobasis (artikel 6.1 lid 1)

Partnerpensioen 1,313

Hoogte tijdelijk partnerpensioen

(artikel 6.3 lid 4) 49% Van het per 1 januari van het jaar van overlijden van de Deelnemer geldende bruto minimumloon op jaarbasis, inclusief vakantiegeld, voor Werknemers van 23 jaar en ouder.

Hoogte tijdelijk partnerpensioen bij Deeltijddienstverband

(artikel 6.3 lid 5)

Bij een Deeltijddienstverband wordt het tijdelijk partnerpensioen naar rato van het

Deeltijdpercentage vastgesteld.

Maximale percentage partnerpensioen bij uitruil ouderdomspensioen

(artikel 7.4 lid 1)

70%

Ouderschapsverlof

(artikel 11.3 lid 1) Tijdens ouderschapsverlof wordt de deelname aan de Pensioenregeling premievrij voortgezet.

Percentage weging pensioengrondslag bij arbeidsongeschiktheid

(artikel 13.8)

70%

48

Bijlage 2 Flexibiliseringsfactoren

De ruilvoeten worden door het Fonds periodiek vastgesteld. De in deze bijlage opgenomen tabellen gelden vanaf 1 januari 2021.

Ruilvoeten zijn vermenigvuldigingsfactoren die horen bij de verschillende keuzemogelijkheden.

De factoren die worden gehanteerd zijn gebaseerd op de werkelijke leeftijd in maanden

nauwkeurig. De tabellen zijn gebaseerd op pensioenaanspraken met een ingangsdatum op de eerste van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de pensioenrichtleeftijd bereikt.

Tabel 1: Uitstellen en vervroegen van het ouderdomspensioen

Deze tabel geldt voor ouderdomspensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de pensioenrichtleeftijd bereikt. Bij eerdere of latere ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt - om de hoogte van de bijbehorende pensioenuitkering te berekenen - het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de factor die staat vermeld bij de leeftijd waarop het pensioen na de vervroeging of het uitstel ingaat. De factor is geldig voor 2021.

Leeftijd OP68

55 0,594

56 0,614

57 0,636

58 0,659

59 0,683

60 0,709

61 0,737

62 0,767

63 0,799

64 0,833

65 0,870

66 0,910

67 0,953

68 1,000

69 1,052

70 1,109

71 1,173

72 1,244

73 1,324

74 1,413

75 1,514

49 Tabel 2: Uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen

Leeftijd PP→OP68 OP68→PP

21 0,207 4,956

22 0,209 4,918

23 0,210 4,880

24 0,212 4,843

25 0,214 4,806

26 0,215 4,769

27 0,217 4,732

28 0,219 4,695

29 0,220 4,659

30 0,222 4,624

31 0,224 4,588

32 0,225 4,554

33 0,227 4,519

34 0,229 4,486

35 0,230 4,453

36 0,232 4,421

37 0,234 4,390

38 0,235 4,360

39 0,237 4,330

40 0,239 4,302

41 0,240 4,274

42 0,242 4,248

43 0,243 4,222

44 0,245 4,197

45 0,246 4,173

46 0,248 4,150

47 0,249 4,129

48 0,250 4,109

50

Leeftijd PP→OP68 OP68→PP

49 0,251 4,089

50 0,253 4,070

51 0,254 4,053

52 0,255 4,038

53 0,256 4,025

54 0,256 4,015

55 0,257 4,007

56 0,257 4,003

57 0,257 4,002

58 0,257 4,005

59 0,257 4,014

60 0,256 4,025

61 0,255 4,043

62 0,254 4,066

63 0,252 4,094

64 0,250 4,127

65 0,248 4,165

66 0,245 4,210

67 0,242 4,263

68 0,239 4,324

51 Tabel 3: Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen

De Deelnemer kan een deel van het ouderdomspensioen uitruilen voor een pensioen met een tijdelijke uitkeringsduur (met een zelf gekozen begin- en eindleeftijd). Hiertoe wordt dat deel van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de factor die staat vermeld bij de gekozen begin- en eindleeftijd. De factoren hebben betrekking op uitruil van het ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68, ingaande op de eerste dag van de maand waarin de

pensioenrichtleeftijd wordt bereikt.

Leeftijd ingang

Leeftijd einde uitkering

56 57 58 59 60 61 62 63 64

55 18,979 9,474 6,305 4,721 3,773 3,141 2,691 2,355 2,095

56 19,099 9,535 6,347 4,753 3,799 3,164 2,711 2,373

57 19,214 9,594 6,387 4,784 3,824 3,185 2,730

58 19,324 9,651 6,426 4,814 3,849 3,207

59 19,430 9,706 6,464 4,844 3,873

60 19,533 9,759 6,500 4,872

61 19,632 9,811 6,536

62 19,728 9,861

63 19,821

64 65 66 67 68 69

52

Leeftijd ingang

Leeftijd einde uitkering

65 66 67 68 69 70

55 1,888 1,719 1,579 1,461 1,360 1,274

56 2,111 1,902 1,733 1,592 1,473 1,372

57 2,390 2,127 1,917 1,746 1,605 1,486

58 2,749 2,407 2,142 1,932 1,760 1,618

59 3,227 2,767 2,424 2,158 1,946 1,774

60 3,897 3,248 2,786 2,441 2,173 1,961

61 4,900 3,920 3,268 2,804 2,457 2,189

62 6,571 4,928 3,943 3,289 2,822 2,474

63 9,910 6,606 4,955 3,966 3,309 2,841

64 19,910 9,958 6,640 4,982 3,989 3,329

65 19,999 10,005 6,674 5,009 4,013

66 20,088 10,053 6,708 5,037

67 20,178 10,102 6,744

68 20,274 10,155

69 20,347

53 Tarieven incidentele inkopen: Grondslagen voor de tariefbepaling

De tarieven voor de vrijwillige incidentele inkopen worden maandelijks vastgesteld.

Bij die vaststelling gelden de volgende uitgangspunten:

a) Het tarief is voor mannen en vrouwen gelijk;

b) De sekseneutrale weging wordt 1 x per jaar vastgesteld op basis van de te verwachten groep deelnemers die zal inkopen, de vaststelling van de sekseneutrale weging vindt plaats in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de tarieven gaan gelden;

c) In het tarief wordt een opslag toegepast voor excassokosten van 1,75%;

d) In het tarief wordt een opslag toegepast gelijk aan de Actuele dekkingsgraad per maandultimo voorafgaand aan de maand waarin het tarief wordt gehanteerd, hierdoor resulteert een dekkingsgraadneutraal tarief;

e) De disconteringsvoet is de FTK-curve van de maand behorend bij de Actuele dekkingsgraad zoals bedoeld onder d).

54

Bijlage 3 Afkoopfactoren

.

OP 68 Latent PP

21 4,649 0,933

22 4,777 0,969

23 4,908 1,005

24 5,043 1,043

25 5,180 1,083

26 5,322 1,124

27 5,467 1,166

28 5,615 1,210

29 5,768 1,255

30 5,924 1,302

31 6,084 1,350

32 6,247 1,399

33 6,415 1,450

34 6,586 1,502

35 6,762 1,556

36 6,941 1,611

37 7,124 1,668

38 7,311 1,725

39 7,502 1,784

40 7,697 1,845

41 7,895 1,906

42 8,098 1,969

43 8,305 2,033

44 8,516 2,098

45 8,731 2,164

46 8,949 2,230

55

OP 68 Latent PP

47 9,172 2,297

48 9,398 2,365

49 9,629 2,433

50 9,864 2,501

51 10,103 2,569

52 10,348 2,636

53 10,598 2,704

54 10,854 2,770

55 11,118 2,835

56 11,389 2,899

57 11,667 2,961

58 11,955 3,021

59 12,252 3,078

60 12,558 3,134

61 12,875 3,186

62 13,203 3,236

63 13,542 3,282

64 13,893 3,326

65 14,255 3,365

66 14,633 3,377

67 15,031 3,381

68 15,456 3,378

56

Bijlage 4 Opbouwpercentages vervallen pensioenreglementen PNO 2

(artikel 21.1 tweede lid)

* Let op: Met ingang van 1 januari 2019 is de Pensioenrichtdatum voor alle vervallen pensioenreglementen de eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt. Hiertoe zijn de Pensioenaanspraken opgebouwd in de betreffende pensioenreglementen omgerekend op de wijze zoals in artikel 21.1 lid 2 vermeld.

** Indien de pensioenrichtleeftijd in 2013 is gewijzigd in de 66-jarige leeftijd, heeft deze overgang per 1 januari 2013 plaatsgevonden. Hierop zijn een aantal uitzonderingsgevallen waarbij de overgang op 1 februari 2013 heeft plaatsgevonden.

Naam

pensioenreglement Geldigheidsperiode Opbouwpercentages Oorspronkelijke Pensioen-richtdatum*

PNO Pensioenreglement 3

2020 1 januari 2020 tot

1 januari 2021 Ouderdomspensioen: 1,875

Wezenpensioen: 0,263 De eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt PNO Pensioenreglement 3

2019 1 januari 2019 tot

1 januari 2020 Ouderdomspensioen: 1,875

Wezenpensioen: 0,263 De eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt PNO Pensioenreglement 3

2018 1 januari 2018 tot

1 januari 2019 Ouderdomspensioen: 1,875

Wezenpensioen: 0,263 De eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt PNO Pensioenreglement 3

2015 (2016 en 2017) 1 januari 2015 tot

1 januari 2018 Ouderdomspensioen: 1,875

Wezenpensioen: 0,263 De dag waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt.

PNO Pensioenreglement 3

2014 1 januari 2014 tot

1 januari 2015 Ouderdomspensioen: 2,00

Wezenpensioen: 0,32 De eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt.

PNO Pensioenreglement 3

2013 1 januari 2013 tot

1 januari 2014* Ouderdomspensioen: 2,00

Wezenpensioen: 0,32 De eerste dag van de maand waarin

2006 tot 1 januari 2013 Ouderdomspensioen: 2,00

Wezenpensioen: 0,32 De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.

In document SIOENREGLEMENT UNIVERSAL II (pagina 40-0)