• No results found

Financiering van extra gemaakte kosten

Zorgaanbieders maken mogelijk extra kosten in verband met het SARS-CoV-2 virus. Deze kosten worden onderverdeeld in:

personele kosten;

materiële kosten.

De regeling voor het vergoeden van extra kosten loopt tot en met 31 december 2020.

1. Vergoeding personele kosten

a.        

Onder personele kosten worden de volgende soorten van kosten verstaan:

kosten van het zorgpersoneel;  

kosten van het niet-zorgpersoneel.

 

Het betreft de daadwerkelijke loonkosten of kosten van inhuur.

 

Voor de loonkosten mogen de volgende kosten worden meegenomen:

directe loonkosten: salaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en onregelmatigheidstoeslag;

indirecte loonkosten: pensioenkosten, reiskosten, onkostenvergoedingen, secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals inkomenszekerheid bij arbeidsongeschiktheid of een

Anw-gatverzekering, kosten voor eventuele personeelsverzekeringen, zoals een ziekteverzuimverzekering;

verplichte premies en bijdragen: loonbelasting, premie volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz), premies werknemersverzekeringen (WW, WAO, WIA en ZW), inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) (werkgeversheffing en eventuele bijdrage Zvw) of BTW indien er geen vrijstelling is.

  b.        

Onder extra personele kosten worden verstaan de kosten die gemaakt zijn in de periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 en het gevolg zijn van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus en samenhangen met de adviezen van het Outbreak Management Team. Het gaat hierbij om de extra kosten die nodig zijn om de gebruikelijke en (aanvullend) noodzakelijke zorg veilig en verantwoord te leveren.

  c.        

De personele kosten die voortvloeien uit de volgende omstandigheden komen in elk geval voor vergoeding in aanmerking:  

een hoger ziekteverzuim onder het personeel, waardoor extra personeelsinzet noodzakelijk is om de zorg te kunnen blijven bieden;

een hogere zorgvraag bij cliënten met de leveringsvorm verblijf in een instelling of vpt, waardoor extra of duurdere zorg noodzakelijk is (onderscheidend aan reguliere toeslagen/meerzorg is dat het

hier zorg betreft die zonder de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus wel binnen het zorgprofiel zou passen);

extra personeelsinzet, omdat mantelzorgers/familie niet meer op bezoek mogen komen;

extra opleidingskosten als gevolg van uitbreiding takenpakket personeel;

extra kosten in het kader van vitaliteit en ondersteuning van medewerkers als gevolg van extra bedrijfsmaatschappelijk werk.

  d.

Personele kosten die het gevolg zijn van een omstandigheid die niet onder artikel 5, eerste lid, onder c, van deze beleidsregel is genoemd en samenhangen met hetgeen genoemd in artikel 5, eerste lid, onder b, van deze beleidsregel en waarover overeenstemming bestaat met het zorgkantoor komen voor vergoeding in aanmerking. 

2. Vergoeding materiële kosten

a.

Onder materiële kosten worden de volgende soorten van kosten verstaan: kosten van voeding,

hotelmatige kosten, cliënt- en bewonersgebonden kosten, vervoerskosten, algemene kosten, terrein- en gebouwgebonden kosten, en afschrijvingen/huur.

  b.

Onder extra materiële kosten worden verstaan de kosten die gemaakt zijn in de periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 en het gevolg zijn van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus en samenhangen met de adviezen van het Outbreak Management Team. Het gaat hierbij om de extra kosten die nodig zijn om de gebruikelijke en (aanvullend) noodzakelijke zorg veilig en verantwoord te leveren.

  c.

De volgende materiële kostenposten komen, voor zover ze samenhangen met de omstandigheden geformuleerd onder artikel 5, tweede lid, onder b, van deze beleidsregel in elk geval voor vergoeding in aanmerking:

extra persoonlijke beschermingsmiddelen om besmetting onder zorgpersoneel en kruisbesmetting tussen zorgpersoneel en bewoners te voorkomen;

kosten preventie om interne besmetting/uitbraak te voorkomen;

extra huisvestingskosten als gevolg van bijvoorbeeld huur cohortunit in nieuwe omgeving die niet redelijkerwijs zijn verdisconteerd in de nhc- en nic-component van het zzp, inclusief de ombouw en inrichting van deze voorzieningen tot verpleegunits;

extra kosten/inrichtingskosten om afdelingen of toegangen ‘coronaproof’ te maken (bijvoorbeeld triagetent);

extra kosten met het doel om het contact tussen familie en verwanten te vergroten en zo de kwaliteit van leven te verhogen (bijvoorbeeld het inrichten van een bezoekruimte met plexiglas om familie toch contact te laten leggen met ouders);

meer verpleegmiddelen (onderleggers matras, inzet bedpannen, incontinentiemateriaal etcetera);

extra genees- en hulpmiddelen (bijvoorbeeld medicijnen, injecties);

extra diagnostiekkosten als gevolg van laboratoriumkosten;

extra waskosten voor kleding personeel, platgoed of extra was als gevolg van de ziekte van de cliënt voor zover niet al verdisconteerd in personele kosten (meestal in onderaanneming);

extra schoonmaakkosten voor zover niet al verdisconteerd in de personele kosten (meestal in onderaanneming);

extra voedingskosten omdat niet gezamenlijk gegeten wordt, waarbij zorgkantoren met name extra kosten verwachten rondom het logistieke proces (rondbrengen/halen etcetera);

bouwkosten als gevolg van boeteclausules in gesloten overeenkomsten met bouwondernemers.

Bijvoorbeeld omdat bouwvakkers, net als bezoekers, het pand niet meer mochten betreden. Dit kunnen significante bedragen zijn met direct effect op liquiditeit en handelingsmogelijkheden zorgaanbieders.

  d.

Materiële kosten die het gevolg zijn van een omstandigheid die niet onder artikel 5, tweede lid, onder c, van deze beleidsregel is genoemd en samenhangen met de omstandigheden geformuleerd onder artikel 5, tweede lid, onder b, van deze beleidsregel en waarover overeenstemming bestaat met het zorgkantoor komen voor vergoeding in aanmerking.

3. Uitsluiting extra kosten

a.

Een deel van de extra kosten die voortvloeien uit het SARS-CoV-2 virus wordt mogelijk al vergoed op grond van andere opbrengsten. Deze extra kosten zijn daardoor uitgesloten van vergoeding. Tot de vergoeding van extra kosten worden de volgende kosten in elk geval niet gerekend:

alle kosten die vergoed kunnen worden als gevolg van een door de zorgaanbieder afgesloten verzekering. Bijvoorbeeld de kosten van ziekteverzuim waarvoor de zorgaanbieder een

(loondoorbetalings)vergoeding ontvangt als gevolg van een afgesloten ziekteverzuimverzekering;

het deel van de kosten waarvoor een subsidie is aangevraagd en toegekend, bijvoorbeeld op grond van de Stimuleringsregeling E-health Thuis;

het deel van de kosten dat op grond van andere wet- en regelgeving of door een andere instantie wordt vergoed, omdat de cliënt dit vanwege de gekozen leveringsvorm niet op grond van de Wlz bekostigd krijgt. Bijvoorbeeld geneesmiddelen bij afname van een modulair pakket thuis (mpt), vpt of zzp exclusief behandeling;

het deel van de kosten van het personeel waarvoor de zorgaanbieder al een vergoeding ontving uit de gedeclareerde en goedgekeurde productie in 2020 of uit de in artikel 4 van deze beleidsregel opgenomen omzetderving. Denk bijvoorbeeld aan het personeel dat normaal op de dagbesteding staat, maar nu de dagbesteding op de woonzorggroep levert of personeel dat vóór de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus op een reguliere Wlz-locatie werkte, maar nu in een cohort-centrum werkt en gefinancierd wordt uit diverse domeinen;

het deel van de kosten waarvoor de zorgaanbieder al een vergoeding ontvangt uit de Transitiemiddelen verpleeghuiszorg of de kwaliteitsmiddelen verpleeghuiszorg. Pas als het kwaliteitsbudget niet toereikend is voor de vergoeding van de extra kosten komen de resterende kosten in aanmerking voor vergoeding in het kader van deze beleidsregel.

4. Contracteerruimte

De vergoeding van extra gemaakte kosten is geen onderdeel van de productieafspraak.

5. Sluittarief

De NZa zal de vergoeding voor de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus opnemen in het sluittarief.

Artikel 6 Berekening en verantwoording