• No results found

Aan het einde van iedere beoordelingsessie werd het scoreformulier met de participant besproken. Dit gebeurde op basis van de vragen die de participant tijdens het invullen van het scoreformulier had gesteld. Daarnaast werden eventuele opmerkelijke antwoorden die de participant op het scoreformulier had gegeven besproken. De feedback van de participanten zal nu eerst aan bod komen aan de hand van de items waarop de beoordelaarovereenstemming laag was.

Uit de beoordelingen blijkt dat de participanten sterk van mening verschillen op twee van de vragen over de instructies die bij het digitale prentenboek zijn gegeven. Dit is ten eerste het geval voor de vraag ‘Zijn instructies in duidelijke taal gegeven?’ bij het prentenboek De grote treinreis. Uit

33

de gesprekken na de beoordelingsessies komt naar voren dat de participanten die deze vraag met ‘ja’ hadden beantwoord, hiermee doelen op de instructies voor ouders of verzorgers die bij de

prentenboeken op Wepboek.nl zijn gegeven. Ten tweede komt uit de gesprekken naar voren dat de vraag ‘Zijn instructies voorzien van verklarende plaatjes/animaties?’ bij Kleine muis zoekt een huis door enkele participanten met ‘ja’ wordt beantwoord omdat in dit prentenboek een geanimeerd poppetje vertelt hoe de kinderen de vragen kunnen beantwoorden.

Er is eveneens sprake van een lage beoordelaarovereenstemming bij de vraag ‘Kan de voorleesstem worden herstart?’; dit is het geval voor zowel De grote treinreis als Kleine muis zoekt

een huis. De participanten die bij het beoordelen van Kleine muis zoekt een huis deze vraag met ‘nee’

beantwoorden geven aan dat bij dit prentenboek niet duidelijk was hoe de voorleesstem herstart kon worden. Het prentenboek bevat wel een herstart-knop, maar deze kan alleen met dubbelklikken worden geactiveerd. In De grote treinreis kan vooruit en achteruit worden gesprongen in de video, door het puntje dat de voortgang van de video aangeeft naar rechts of naar links te slepen.

Een andere vraag waarop de beoordelingen door de participanten niet onderling

overeenstemmen is ‘Zijn alleen sommige objecten geanimeerd (dus niet hele verhaalscènes)?’ bij De

grote treinreis. Uit de gesprekken met de participanten blijkt dat sommigen van hen deze vraag met

‘nee’ beantwoorden, omdat het verschuiven van het beeld (‘camerawerk’) zien als een animatie van de hele verhaalscène.

Ten slotte blijken de beoordelingen door de participanten onderling sterk uiteen te lopen op het item ‘Gaan de vragen over woordbetekenissen?’ bij Kleine muis zoekt een huis. Uit de

nabesprekingen komt naar voren dat de participanten onderling verschillende meningen hebben over wanneer een vraag over woordbetekenis gaat. Zo wordt de vraag ‘Kleine muis gluurde naar binnen. Waar zie je dat?’ door een participant niet gezien als een vraag over woordbetekenis. Een andere participant is van mening dat de vraag ‘Uiteindelijk heeft kleine muis tóch een huis gevonden. Van wie denk je dat dit huis is?’ over woordbetekenis gaat. Bij de vragen ‘Wat is het probleem van kleine muis’ en ‘Welk hol is het grootst’ erkennen de participanten daarentegen wel dat deze vragen getypeerd kunnen worden als respectievelijk een begripsvraag en een vraag over woordbetekenis.

In de gesprekken aan het einde van de beoordelingsessies noemen de participanten nog enkele mogelijke verbeterpunten. Zo geven enkele participanten aan dat het niet duidelijk is wanneer vragen kunnen worden overgeslagen. Hierdoor kan het gebeuren dat vragen die in feite niet van toepassing zijn op het digitale prentenboek dat wordt beoordeeld met ‘nee’ worden beantwoord. Bij het berekenen van de totale score zou dit onbedoeld minpunten kunnen opleveren voor het

prentenboek.

34

scoreformulier worden genoemd voor onnodige verwarring zorgen. Zo is een participant van mening dat het woord ‘congruent’ niet hoeft te worden gebruikt, aangezien de verklaring bij dit woord al voldoende informatie biedt om de vraag te kunnen beantwoorden.

35 5 Discussie & conclusie

De eerste doelstelling van deze scriptie was om een beeld te geven van het huidige aanbod van gratis beschikbare digitale prentenboeken. Hiervoor heb ik een scoreformulier samengesteld voor digitale prentenboeken, dat specifiek ingaat op de behoeftes van kinderen van drie tot zes jaar die een tweede taal leren. De tweede doelstelling van deze scriptie was om na te gaan of verschillende beoordelaars dezelfde antwoorden geven en tot vergelijkbare scores komen bij het beoordelen van een digitaal prentenboek. Aan de hand van het scoreformulier zijn drie digitale prentenboeken beoordeeld die afkomstig zijn van websites die deze prentenboeken gratis aanbieden.

Uit de resultaten komt ten eerste naar voren dat in de beoordeelde digitale prentenboeken weinig tot geen interactieve functies voorkomen. In De grote treinreis, van de website Wepboek, worden weliswaar vragen gesteld, maar kinderen kunnen deze niet beantwoorden door te klikken met de muis. Hierdoor wordt het aan de kinderen overgelaten of zij de vraag al dan niet

beantwoorden, en worden zij bij het geven van een incorrect antwoord niet gestimuleerd om zelf door te zoeken naar het correcte antwoord. Het enige beoordeelde prentenboek dat wel een degelijk systeem voor het stellen van vragen en geven van feedback heeft, is Kleine muis zoekt een

huis, van de website Bereslim. Het is echter niet verrassend dat de behandelde digitale

prentenboeken weinig interactieve functies bevatten, aangezien deze gratis worden aangeboden. Interactieve functies zoals woordverklaringen of vragen zijn kostbaar om te maken. In veel commerciële digitale prentenboeken komen deze wel veelvuldig voor; deze komen de educatieve waarde van het prentenboek echter meestal niet ten goede. Doorgaans worden commerciële digitale prentenboeken ontworpen met als doel om zo aantrekkelijk mogelijk te zijn voor kinderen, wat tot gevolg heeft dat de interactieve en multimediale functies in deze prentenboeken vooral afleiden van het verhaal (Guernsey, Levine, Chiong & Severns, 2012).

In de drie behandelde digitale prentenboeken komen dergelijke afleidende functies echter niet voor: uit de beoordelingen blijkt dat de animaties als ‘vaak’ of ‘bijna altijd’ congruent met het verhaal worden ervaren. Daarnaast blijkt uit de beoordelingen dat de participanten de muziek en geluidseffecten in De grote treinreis en Kleine muis zoekt een huis vinden passen bij de

verhaalscènes. Alle beoordeelde digitale prentenboeken hebben een positieve score behaald, wat inhoudt dat op basis van de literatuur gesteld kan worden dat deze een groter effect zouden hebben op de taalontwikkeling van kinderen dan traditioneel voorlezen van prentenboeken.

De laagste score wordt behaald door Het leukste huisdier van de website Leesmevoor.nl: deze komt in totaal uit op 4 punten. Deze uitkomst is niet onverwacht, gezien het feit dat de makers van deze website op geheel vrijwillige basis hieraan hebben meegewerkt. Voor De grote treinreis komt de totale score uit op 6 punten. Al met al wijzen de resultaten erop dat van de drie websites

36

het format van Bereslim.nl het meest geschikt is voor het stimuleren van de taalontwikkeling van jonge tweedetaalleerders. Het digitale prentenboek Kleine muis zoekt een huis behaalde op basis van de samengetrokken beoordelingen een totale score van 13 punten. Dit is een bemoedigende

uitkomst, aangezien hulporganisaties vaak doorverwijzen naar deze website: de VoorleesExpress doet dit zelfs standaard voor al hun voorleesgezinnen. Bovendien heeft deze website de grootste verzameling digitale prentenboeken van de drie onderzochte websites. Dat Kleine muis zoekt een

huis als beste van de drie prentenboeken uit de bus komt ligt in de lijn der verwachting, aangezien

taal- en pedagogische wetenschappers hebben geadviseerd bij het maken van de website Bereslim.nl.

Uit de beoordelingen van de prentenboeken blijkt dat de beoordelingovereenstemming tussen de participanten goed is, wat betreft de vragen die aan bod zijn gekomen. Hieruit blijkt direct een eerste tekortkoming van dit onderzoek: niet alle vragen op het scoreformulier waren van toepassing op de beoordeelde digitale prentenboeken. In het huidige aanbod van gratis beschikbare digitale prentenboeken komen nog weinig interactieve functies voor. Om de betrouwbaarheid van de vragen over hotspots, woordverklaringen en (taal)spelletjes te toetsen zou het scoreformulier

moeten worden toegepast op enkele commerciële digitale prentenboeken.

Een andere tekortkoming van het scoreformulier is dat de antwoorden op enkele vragen als subjectief kunnen worden ervaren. De vragen over de geschiktheid van het digitale prentenboek voor een specifiek kind zijn hiervan een voorbeeld. Verwacht kan worden dat leerkrachten of ouders onderling verschillende inschattingen zullen maken van wat het kind aankan qua verhaalstructuur en vocabulaire, en wat een goed voorleestempo is. Daarnaast zal het van persoon tot persoon variëren of muziek als ‘passend’ wordt ervaren bij de verhaalscènes. Dergelijke subjectieve verschillen kunnen echter moeilijk ondervangen worden door een scoreformulier. Aangezien deze punten wel bepalend kunnen zijn voor de educatieve waarde van een digitaal prentenboek, is het toch van belang deze aan te kaarten.

Na de beoordelingsessies werd de participanten gevraagd om feedback op het

scoreformulier. Op basis van deze feedback kunnen enkele verbeterpunten voor het scoreformulier worden geformuleerd. Zo blijkt uit de gesprekken met de participanten dat sommige van hen de vraag ‘Zijn instructies in duidelijke taal?’ bij het prentenboek De grote treinreis met ‘ja’ hebben beantwoord, omdat bij de prentenboeken op Wepboek.nl instructies voor ouders of verzorgers worden gegeven. Deze vraag is echter bedoeld om na te gaan of bij de interactieve functies die in het digitale prentenboek voorkomen instructies zijn gegeven die deze functies uitleggen op een manier die voor kinderen begrijpelijk is. De vraag zou dit nauwkeuriger kunnen meten als de intentie duidelijker zou worden gemaakt in de vraagstelling, bijvoorbeeld door de toevoeging: ‘Als in het digitale prentenboek interactieve functies voorkomen: zijn de instructies bij deze functies in

37 duidelijke taal gegeven?’

Daarnaast wordt de vraag ‘Zijn instructies voorzien van verklarende plaatjes/animaties?’ bij

Kleine muis zoekt een huis door enkele participanten met ‘ja’ beantwoord omdat in dit prentenboek

een geanimeerd poppetje vertelt hoe de kinderen de vragen kunnen beantwoorden. Om de betekenis van de vraag minder ambigu te maken, zou deze als volgt kunnen worden aangepast: ‘Zijn instructies voorzien van plaatjes/animaties die uitbeelden hoe de functie werkt?’.

Uit de feedback van de participanten blijkt verder dat de vraag ‘Kan de voorleesstem worden herstart?’ zorgde voor enige verwarring bij het beoordelen van De grote treinreis en Kleine muis

zoekt een huis. In dit laatste prentenboek komt wel een herstart-knop voor, maar deze moet

geactiveerd worden door hierop te dubbelklikken. Het is zeer de vraag of kinderen dit zelf zouden ontdekken bij het lezen van Kleine muis zoekt een huis. In andere prentenboek, De grote treinreis, kan vooruit en achteruit worden gesprongen in de video, zoals bijvoorbeeld ook mogelijk is bij filmpjes op YouTube of in mediaspelers. Om een stukje van het verhaal terug te luisteren zouden kinderen echter de muis heel precies moeten kunnen bedienen, wat voor de beoogde doelgroep (kinderen van drie tot zes jaar) waarschijnlijk niet het geval is. Voor zowel De grote treinreis als Kleine

muis zoekt een huis geldt dus dat kinderen van drie tot zes jaar waarschijnlijk de voorleesstem niet

zullen kunnen herstarten. Om deze functie nauwkeuriger te kunnen beoordelen, zou de vraag op het scoreformulier beter als volgt kunnen worden verwoord: ‘Is er een herstart-knop, die voor het kind makkelijk te gebruiken is, om de pagina opnieuw te laten voorlezen?’

Er is eveneens sprake van een lage beoordelaarovereenstemming bij de vraag ‘Kan de voorleesstem worden herstart?’ Dit is het geval voor zowel De grote treinreis als Kleine muis zoekt

een huis. De participanten die bij het beoordelen van Kleine muis zoekt een huis deze vraag met ‘nee’

beantwoorden geven aan dat bij dit prentenboek niet duidelijk was hoe de voorleesstem herstart kon worden. Het prentenboek bevat wel een herstart-knop, maar deze kan alleen met dubbelklikken worden geactiveerd. In De grote treinreis kan vooruit en achteruit worden gesprongen in de video, door het puntje dat de voortgang van de video aangeeft naar rechts of naar links te slepen.

De vraag ‘Zijn alleen sommige objecten geanimeerd (dus niet hele verhaalscènes)?’ wordt in de beoordelingen van De grote treinreis door sommige participanten met ‘nee’ beantwoord, omdat zij het verschuiven van het beeld (‘camerawerk’) opvatten als een verhaalscène die in zijn geheel is geanimeerd. Dit item op het scoreformulier is echter bedoeld om na te gaan of het digitale

prentenboek dat wordt beoordeeld niet van dusdanig veel animaties is voorzien, dat het gaat lijken op een tekenfilm. Als te veel onderdelen van het beeld geanimeerd zijn, is het voor kinderen moeilijker om te achterhalen welke animaties relevant zijn voor het verhaal (Silverman, 2013). De betrouwbaarheid van deze vraag zou kunnen worden verbeterd door in de vraag een maximaal aantal animaties per pagina als maatstaf te nemen. Echter, op basis van de literatuur is het niet

38

mogelijk om met zekerheid een uitspraak te doen over het aantal animaties dat maximaal op een pagina zou mogen voorkomen. Totdat hier middels experimenteel onderzoek meer inzicht in wordt verkregen, is het wellicht verstandig om deze vraag van het scoreformulier te schrappen en de animaties slechts te beoordelen op de mate van congruentie met het verhaal.

Het laatste item waarop de beoordelingen door participanten onderling sterk uiteenlopen, is het item ‘Gaan de vragen over woordbetekenissen?’ bij Kleine muis zoekt een huis. Uit de

nabesprekingen blijkt dat de participanten verschillende ideeën hebben over hoe een

woordbetekenis dient te worden bevraagd. Bij eenvoudige vragen herkennen alle participanten of het om een begripsvraag of een vraag over woordbetekenis gaat, bijvoorbeeld ‘Welk hol is het grootst’. Bij vragen waar dit niet direct duidelijk is verschillen de participanten echter in hun typering van de vraag. Op het scoreformulier zou dit mogelijk ondervangen kunnen worden door bij het item een voorbeeld te geven van een vraag die als woordbetekenisvraag dient te worden gekenschetst, zoals: ‘Gaan de vragen over woordbetekenissen? (bv. ‘Waar zie je dat Maartje huilt?’)’.

Uit de gesprekken komen nog enkele andere punten van feedback op het scoreformulier naar voren. Zo blijkt hieruit dat het niet altijd duidelijk is wanneer vragen die niet van toepassing zijn op het prentenboek dat wordt beoordeeld kunnen worden overgeslagen. Als in dergelijke gevallen de vragen die niet van toepassing zijn worden beantwoord met ‘nee’, zou dit onbedoeld minpunten kunnen opleveren voor het prentenboek. Dit kan worden voorkomen door op het scoreformulier per functie aan te geven welke vragen kunnen worden overgeslagen, als de desbetreffende functie niet in het digitale prentenboek voorkomt, bijvoorbeeld als volgt: ‘Als in het prentenboek vragen voorkomen (zo niet, ga door naar vraag 15)’.

Daarnaast blijken de technische termen ‘congruent’ en ‘hotspots ’ op het scoreformulier verwarring te veroorzaken bij de participanten. Aangezien al adequaat is uitgelegd wat bedoeld wordt met ‘congruent’, kan de term zelf achterwege worden gelaten. Wat betreft de term ‘hotspots’ kan de verklaring bij de term iets duidelijker worden verwoord; daarnaast kan de verklaring iets meer de nadruk krijgen, door deze niet tussen haakjes te zetten. Hierdoor zou het inleidende stukje bij de vragen over hotspots er als volgt uitzien: ‘Als sommige objecten in de verhaalscènes met de muis geactiveerd kunnen worden, waardoor bijvoorbeeld een animatie of geluid wordt afgespeeld (zo niet, ga door naar vraag 9)’.

Op enkele punten schiet de huidige wetenschappelijke kennis nog tekort om de interactieve en multimediale functies die in digitale prentenboeken kunnen voorkomen voldoende te beoordelen. Wat bijvoorbeeld opvalt bij het overzien van de literatuur, is dat er nog zeer weinig onderzoek is uitgevoerd naar (taal)spelletjes in digitale prentenboeken. Dit, terwijl in hedendaagse betaalde digitale prentenboeken en apps vaak spelletjes te vinden zijn, die evenwel zelden zijn gericht op het stimuleren van taalontwikkeling (Guernsey, Levine, Chiong & Severns, 2012). Tot op heden zijn

39

echter slechts zeer weinig studies uitgevoerd naar het stimulerende effect van taalspelletjes en het belemmerende effect van incongruente spelletjes. Hoewel deze veronderstelde effecten intuïtief aannemelijk lijken, ontbreekt het momenteel nog aan empirische data om deze te onderbouwen.

Een mogelijk nog betreurenswaardiger lacune in de huidige wetenschappelijke kennis is het gebrek aan experimenteel onderzoek naar digitale prentenboeken dat specifiek gericht is op kinderen die een tweede taal leren. Door de taalontwikkeling van deze kinderen reeds op jonge leeftijd te stimuleren met behulp van digitale prentenboeken, zou het risico op een taalachterstand op latere leeftijd verkleind kunnen worden. Het merendeel van studies naar digitale prentenboeken wordt echter uitgevoerd met kinderen die deze prentenboeken in hun moedertaal lezen. Toekomstig onderzoek zou gericht moeten zijn op het analyseren van de specifieke behoeftes van kinderen die een tweede taal leren.

Uit de twee onderzoeken die wel specifiek gericht zijn op jonge tweedetaalleerders komt naar voren dat multimediale functies zoals animaties bij uitstek een positief effect hebben op de woordenschat en het verhaalbegrip van deze kinderen, mits deze functies de voorgelezen tekst ondersteunen (Verhallen, Bus & De Jong, 2006; Verhallen & Bus, 2009). Echter, uit ander onderzoek komt naar voren dat het bij te veel animaties en/of hotspots die het verhaal niet ondersteunen voor kinderen niet meer duidelijk is welke audiovisuele input hen kan helpen om de voorgelezen tekst te duiden (Labbo & Kuhn, 2000; Silverman, 2013). Het achterhalen van relevante informatie kost hierdoor veel cognitieve inspanning. Voor kinderen die een tweede taal leren geldt het negatieve effect van afleidende animaties en hotspots sterker. Zij moeten namelijk al extra cognitieve inspanning leveren om de voorgelezen tekst te decoderen zodat zij überhaupt het verhaal kunnen volgen (Takacs, Swart & Bus, 2015).

Bij het ontwerpen van digitale prentenboeken voor jonge tweede-taalleerders is het dus van het grootste belang om afleidende factoren te vermijden, om te voorkomen dat de cognitieve capaciteit van kinderen wordt overbelast. Anderzijds is het van belang de hoeveelheid geboden informatie te beperken. Immers, een overvloed aan audiovisuele informatie zou de cognitieve capaciteit van kinderen ook kunnen overbelasten, zelfs als deze het verhaal ondersteunt. Dit impliceert dat de mogelijkheid om het aantal animaties, hotspots enzovoorts per pagina te scoren een nuttige toevoeging aan het scoreformulier zou kunnen zijn. Helaas is er op dit moment in de literatuur nog niet voldoende bewijs te vinden om een dergelijke schaal op te baseren. Een enkele uitzondering hierop is te vinden in het onderzoek van De Jong en Bus (2004), waaruit bleek dat het verhaalbegrip van kinderen niet negatief beïnvloed werd door het beperkte aantal (maximaal vijf per pagina) incongruente hotspots in het digitale prentenboek. Deze grensbepaling is verwerkt in het scoreformulier in de vraag ‘komen er maximaal vijf hotspots per pagina voor?’. Om dergelijke grensbepalingen voor andere interactieve dan wel multimediale functies te kunnen vaststellen zal

40

echter meer experimenteel onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Daarnaast kan op basis van de literatuur gesteld worden dat het onderscheid tussen types vragen die in digitale prentenboeken worden gesteld complexer ligt dan het nu op het scoreformulier wordt voorgespiegeld. In vroeg onderzoek naar interactief voorlezen werd reeds onderscheid

gemaakt tussen vijf verschillende types vragen: ja/nee-vragen, eenvoudige wat-vragen (‘wie/wat is dat?’), open vragen, aanwijsvragen (‘waar zie je…’) en functie/attribuut-vragen (‘wat is … aan het doen?’) (Whitehurst et al., 1988). Sindsdien is deze lijst al uitgebreid, met types vragen die specifiek

GERELATEERDE DOCUMENTEN